ECLI:NL:RBROT:2024:3577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
10/241775-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor langdurige belaging met gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan langdurige belaging van twee slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft een contact- en locatieverbod opgelegd op basis van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan anderhalf jaar stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door kwetsende en dreigende berichten op sociale media te plaatsen, e-mails te versturen en zich in de nabijheid van hun woningen op te houden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen volledig toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de opgelegde maatregel bepaald, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/241775-22
Datum uitspraak: 22 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1967,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
raadsman mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden: een contact- en locatieverbod. Daarnaast heeft zij gevorderd: een contact- en locatieverbod op grond van de 38v-maatregel voor de duur van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd om zowel de bijzondere voorwaarden als de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan het ten laste gelegde feit worden bewezen. Tussen de verdachte en de medeverdachte bestond een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, zodanig dat van medeplegen kan worden gesproken.
4.1.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte van de belaging moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van onderdeel 1 op de tenlastelegging is aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij de eigenaar is van de accounts met gebruikmaking waarvan de ten laste gelegde berichten op sociale media zijn geplaatst. Daarnaast kan van een deel van de op sociale media geplaatste berichten niet worden gesteld dat zij een intimiderend en/of dreigend karakter hebben gehad tegenover de aangevers.
Ten aanzien van de onderdelen 2 en 3 kan niet worden bewezen dat de verdachte degene is die de berichten en/of e-mails heeft geplaatst en/of verstuurd; daarom dient de verdachte ook hiervan te worden vrijgesproken. Tevens is aangevoerd dat ten aanzien van de onderdelen 4, 5, 6 en 7 aanvullend bewijs ontbreekt. De aangiftes van de aangevers worden niet ondersteund door ander bewijs, aldus de verdediging.
4.1.3.
Beoordeling
Onderdeel: 1 plaatsen van berichten op sociale media
Uit de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna: de aangevers) volgt dat er over de aangevers met gebruikmaking van verschillende accounts berichten op sociale media zijn geplaatst, die een kwetsende en dreigende inhoud hebben. De berichten zijn geplaatst via de twitteraccounts: [accountnaam 1] , [accountnaam 2] , [accountnaam 3] en [accountnaam 4] . De geplaatste berichten zijn vanuit de hiervoor genoemde accounts meerdere malen geretweet. De verdachte heeft op 7 oktober 2021 verklaard dat hij de eigenaar is van de twitteraccounts [accountnaam 4] en [accountnaam 2] . Deze verklaring strookt met het onderzoek aan de telefoon van de verdachte op 11 januari 2023. Op de telefoon van verdachte was op de applicatie Twitter ingelogd onder de volgende accounts: [accountnaam 1] , [accountnaam 2] en [accountnaam 4] . De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die de berichten op social media heeft geplaatst.
Ook ten aanzien van de berichten die zijn geplaatst vanaf het twitteraccount [accountnaam 3] is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat deze berichten door de verdachte zijn geplaatst. Zij overweegt daartoe dat van dit account veel berichten worden geretweet via andere accounts die in beheer zijn bij de verdachte. Daarnaast worden in de berichten veel koppelingen gemaakt met de aangevers. De verdachte is hiernaar gevraagd, maar heeft geen verklaring willen geven. Gelet op de samenhang tussen de accounts, de ontbrekende verklaring van de verdachte en de inhoud van de berichten die worden geplaatst, gaat de rechtbank ervan uit dat het account [accountnaam 3] ook in gebruik is bij de verdachte. Derhalve kan worden bewezen dat de berichten die op het account [accountnaam 3] zijn geplaatst, door de verdachte zijn geplaatst.
De verdediging heeft aangevoerd dat van een deel van de berichten niet gesteld kan worden dat die een intimiderend en/of dreigend karakter hebben gehad tegenover de aangevers. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van de berichten, zij wel een intimiderend en/of dreigend karakter hebben gehad tegenover de aangevers.
Onderdeel 2: kwetsend reageren op berichten geplaatst door aangevers op sociale media
De aangevers hebben verklaard dat de verdachte meerdere malen kwetsend heeft gereageerd op berichten die door aangeefster [slachtoffer 2] op sociale media waren geplaatst. De rechtbank twijfelt niet aan hetgeen door de aangevers is verklaard. In het procesdossier bevinden zich echter geen bewijsmiddelen die de verklaringen ondersteunen. De aangiftes zijn onvoldoende om te bewijzen dat de berichten
door de verdachtezijn geplaatst. Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Onderdeel 3: versturen van e-mailberichten naar derden over aangever
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte op 10 en 31 augustus 2021 vanuit diens e-mailadres info [accountnaam 2] .nl e-mailberichten heeft verstuurd naar derden, waarin de aangever wordt beticht van machtsmisbruik. Gelet op de verklaring van de verdachte van 7 oktober 2021, waarin hij aangeeft dat zijn e-mailadres info [accountnaam 2] .nl is, en het feit dat de naam van de verdachte als afzender bij de e-mailberichten staat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die de e-mailberichten heeft verstuurd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte terugkomt op zijn eerder afgelegde verklaring en dat hij ontkent dat het e-mailadres van hem is, maar de rechtbank legt deze verklaring terzijde gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen.
Onderdeel 4: delen van persoonlijke gegevens van aangevers met derden
Aangevers hebben verklaard dat zij vanaf januari 2022 veel kaarten hebben ontvangen van onbekende mensen. De kaarten waren vooral gericht aan de kinderen van de aangevers en stonden vol met teksten met het verwijt – zakelijk weergegeven – dat de kinderen zonder hun moeder moesten leven. Volgens de aangevers bleken de kaarten afkomstig te zijn van mensen die contact hadden met de verdachte. Ook ten aanzien van dit onderdeel van de tenlastelegging zijn er geen bewijsmiddelen die de aangiftes ondersteunen. Niet kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die de persoonlijke gegevens van de aangevers heeft doorgegeven aan derden, met het verzoek kaarten of anderszins te sturen. Derden kunnen de verblijfplaats van de kinderen ook zelf achterhaald hebben en – op de hoogte van de situatie van de scheiding tussen kinderen en moeder – daarin zelfstandig aanleiding gezien hebben om post te sturen. Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Onderdeel 5: zich ophouden bij en/of rondom de woning van aangevers
Uit de aangiftes volgt verder dat de verdachte meerdere malen bij de woning van de aangevers is geweest en dat de verdachte berichten op sociale media heeft plaatst waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte in de buurt is geweest van de woning van de aangevers. De rechtbank acht dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen.
Onderdeel 6: stickers en ballonnen plaatsen in de omgeving van de woning van aangevers
Daarnaast blijkt uit de aangiftes dat er ballonnen met teksten aan lantaarnpalen hingen in de straat waar de aangevers wonen en dat op de (route naar de) scholen van de kinderen stickers werden geplaatst. Volgens aangevers kan de conclusie worden getrokken dat deze ballonnen en stickers zijn geplaatst door de verdachte, omdat er foto’s van de ballonnen en stickers terug te zien zijn op de sociale media accounts van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de aangiftes worden ondersteund door het sociale media bericht dat is gepost vanaf het TikTok account van [verdachte] op 24 juli 2022. In dit bericht is een foto te zien van een ballon met een tekst erop. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een ballon met daarop een tekst gericht aan de kinderen van de aangevers in de omgeving van hun woning heeft opgehangen.
Onderdeel 7: flyers met daarop een foto van de verdachte in de brievenbus doen bij de woning van de aangevers
Uit de aangiftes blijkt dat aangevers op 29 december 2021 verkiezingsflyers van de verdachte bij de post hadden liggen en dat de buren van aangevers deze flyers niet hebben ontvangen. Volgens de aangevers kan het dan ook niet anders dan dat de verdachte deze flyers door de brievenbus heeft gedaan. In het procesdossier bevinden zich geen bewijsmiddelen die de verklaringen ondersteunen. Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat de verdachte deze handelingen samen met de medeverdachte heeft verricht. Het dossier roept wel sterk het gevoel op dat medeverdachte [medeverdachte] van de acties van verdachte heeft geweten, die mogelijk heeft gefaciliteerd en/of eraan heeft meegewerkt, maar aanwijzingen waarin die betrokkenheid concreet wordt gemaakt, zijn er niet echt. Van het ten laste gelegde medeplegen zal de rechtbank de verdachte daarom vrijspreken.
4.1.4.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de aangevers – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers kan worden gesproken in de gehele ten laste gelegde periode.
Bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde onder de onderdelen 1, 3, 5 en 6 heeft begaan; van de overige onderdelen wordt de verdachte vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 06 juli 2021 tot en met 11 januari 2023 te
Vlaardingen en te 's-Gravenhage,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door
1. veelvuldig, berichten en foto's die betrekking hebben op voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] op sociale media te plaatsen, welke berichten en foto's veelal een intimiderende en/of lasterlijke en/of kwetsende inhoud en/of strekking hebben, waaronder de volgende teksten:
- ' burgemeesters die niet geassocieerd willen worden met de #antisemiet [slachtoffer 1] aka # [bijnaam] verwijderen wijselijk hun tweets waarin hij benoemd wordt' en
- ' vanwege aangiftes van @ [bijnaam] die door menigeen de corrupte ontvoerder van [voornaam medeverdachte] haar #uithuisgeplaatse kinderen wordt genoemd' en
- ' ik zal de wraak laten zien van een vader wiens zoon #uithuisgeplaatst is vanwege mijn liefde voor Israël' en
- ' de kinderen van [voornaam medeverdachte] worden gediscrimineerd door hen te verbieden Kerstmis te vieren' en
- ' we willen dat de wet aangepast wordt zodat staatskindontvoerders de doodstraf krijgen' en
- ' ze zijn ontvoerd door die vrouw samen met die mensen waar ze nu ze verblijven' en
- '# [naam] # [naam 2] # [naam 3] begrijpen jullie hoe onlogische het is dat jullie gevangen zitten in
Den Haag en jullie moeder niet mogen zien van de mensen waar jullie verblijven' en
- ' mensenhandel zichtbaar maken zegt [slachtoffer 2] die 3 kinderen heeft ontvoerd' en
- ' en in opdracht van deze kinderdief [slachtoffer 1] die zijn overheidsfunctie misbruikt en
- ' [slachtoffer 1] is een corrupte politie-agent' en
3. meerdere malen, sturen van e-mail(s) naar derden over voornoemde [slachtoffer 1] , in welke e-mail(s) voornoemde [slachtoffer 1] wordt beticht van machtsmisbruik en
5. zich veelvuldig, op te houden bij en/of in de omgeving van
dewoning van voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] en
6.
eenballon met daarop teksten gericht aan de kinderen van voornoemde [slachtoffer 1] te plaatsen en op te hangen in de omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en voornoemde [slachtoffer 2] met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te dwingen iets
te dulden en vrees aan te jagen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op: belaging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het belagen van de aangevers. Verdachte heeft onder andere belastende berichten geplaatst op sociale media en is naar de woning van aangevers gegaan. Verdachte is volhardend in zijn gedrag geweest en ook na verschillende stopgesprekken is de verdachte doorgegaan met de belaging. Ook nadat de verdachte is aangehouden, is hij niet gestopt met zijn gedrag. Aangevers hebben verklaard dat zij tot op de dag van de zitting nog steeds lastig worden gevallen door de verdachte. De verdachte heeft met zijn handelingen ernstig inbreuk gemaakt op het persoonlijke leven van de aangevers. Hun gevoel van veiligheid is hun ontnomen en de belaging beheerst nog elke dag hun leven.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van belediging en bedreiging van dezelfde slachtoffers. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
7.3.2.
Rapportage reclassering
Op 12 maart 2024 heeft Reclassering Nederland in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer in dat het toezicht niet goed verliep. In de gevoerde gesprekken met de reclassering – en uit de verklaringen van verdachte anderszins – is naar voren gekomen dat hij al geruime tijd pro-Israël activist is en dat hij er stellig van overtuigd is, dat de kinderen van medeverdachte, met wie hij een nauwe vriendschappelijke relatie onderhoudt, bij haar zijn weggehaald vanwege dat activisme. Om die reden, maar kennelijk ook omdat hem zelf eveneens de omgang met een kind is ontzegd, ziet hij zichzelf nu als voorrechter voor iedereen, maar met name zijn vriendin, die naar zijn mening ten onrechte door justitie in het contact met haar kinderen wordt belemmerd. De verdachte is onvoldoende zijn meldplichtgesprekken nagekomen en hij heeft hiervoor ook een officiële waarschuwing gekregen. Doordat de verdachte zich veelvuldig heeft ziekgemeld, is besloten de geplande training Cognitieve Vaardigheden voorlopig te pauzeren. Volgens de reclassering is het opgelegde toezicht niet uitvoerbaar en kan er niet worden ingezet op gedragsbeïnvloeding en risicobeheersing. Doordat de verdachte het ten laste gelegde feit ontkent en een beroep op zijn zwijgrecht heeft gedaan bij de politie, kan de reclassering niets zeggen over de kans op herhaling.
7.4.
Conclusies
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. Hier ziet de rechtbank echter geen mogelijkheden toe, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat er volgens de reclassering geen mogelijkheid is via toezicht en bijzondere voorwaarden toe te werken naar gedragsbeïnvloeding en risicobeheersing. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het door de verdachte gepleegde feit. In het bijzonder neemt de rechtbank daarbij in overweging dat de aangevers meerdere aangiftes hebben gedaan die buiten de periode op de tenlastelegging vallen en dat de verdachte, ondanks het ingrijpen van politie en justitie, niet is gestopt met het belagen van de aangevers. Al het voorgaande roept het beeld op van iemand die obsessief bezig is, zulks in weerwil van meerdere schorsingen van zijn voorlopige hechtenis en met een strafzitting in het vooruitzicht, waar hij vervolgens niet verschijnt met de enkele mededeling (wederom) dat hij ziek is, en zich totaal niets aantrekt van welke opgelegde voorwaarde dan ook. Om die reden is een (deels) voorwaardelijke straf dan ook niet aan de orde.
Om dezelfde redenen is een verder voortduren van de schorsing van verdachtes voorlopige hechtenis ook niet meer aan de orde:
Aan verdachte is in 2022 een dadelijk uitvoerbaar gebieds- en contactverbod opgelegd, waaraan hij zich niet heeft gehouden. Hetzelfde geldt voor de gedragsaanwijzing van 16 augustus 2022. In het kader van de onderhavige zaak is de voorlopige hechtenis van verdachte tot tweemaal toe geschorst (per 6 april 2023 en per 2 augustus 2023). Ook tijdens deze perioden is verdachte gewoon doorgegaan met de hem verweten gedragingen. Van de reclassering heeft verdachte zich niets aangetrokken en op de inhoudelijke zitting is verdachte eveneens niet verschenen, hoewel een van de schorsingsvoorwaarden inhield dat verdachte wel ter zitting zou verschijnen. De schorsing zal daarom worden opgeheven.
38v-maatregel en dadelijke uitvoerbaarheid
Ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
5 jarenopgelegd. De maatregel houdt in:
  • Een contactverbod met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1977 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1991 en de kinderen [naam] , geboren op [geboortedatum 4] 2007, [naam 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2009 en [naam 3] , geboren op [geboortedatum 6] 2010;
  • Een gebiedsverbod voor een straal van 5 kilometer van de [straatnaam 1] te ’sGravenhage ( [postcode 2] ) en de [straatnaam 2] te ’s-Gravenhage ( [postcode 3] );
  • Een contactverbod met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 7] 1974.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de hiervoor genoemde personen wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 1] heeft als benadeelde partij in verband met het ten laste gelegde feit € 10.000, - aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 2] heeft als benadeelde partij in verband met het ten laste gelegde feit € 1.796,78 aan materiële schade en € 10.000, - aan immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van beide vorderingen. Zij heeft daarbij gevorderd deze hoofdelijk op te leggen en verzocht de vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht de verzochte vergoedingen af te wijzen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoedingen moeten worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
De vordering van [slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht, doordat de benadeelde partij in zijn eer en goede naam en tevens op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Op grond van het door de benadeelde partij gestelde en de uit het dossier gebleken omstandigheden blijkt dat de benadeelde partij vanaf 6 juli 2021 veelvuldig, indringend en op allerlei manieren is belaagd door de verdachte. Door de belaging heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde. Ter zitting is naar voren gekomen dat de benadeelde als gevolg van de aanhoudende belagingen in behandeling is bij een trauma-psycholoog, die een psychotrauma- of stress gerelateerde stoornis heeft vastgesteld. Doordat de verdachte ook beschuldigingen heeft geuit over de benadeelde richting diens werkgevers is de benadeelde ook aangetast in zijn eer en goede naam. De onderbouwde vordering, die door de verdediging niet inhoudelijk is weersproken, zal volledig worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals is verzocht door de verdediging, om het gevraagde bedrag te matigen.
Naast verdachte wordt ook medeverdachte veroordeeld voor de belaging van aangevers (zij het ter zake van een andere periode en gedeeltelijk voor andere feitelijke gedragingen). Zij zijn daarom ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de toe te wijzen schadevergoeding. Als de medeverdachte de schadevergoeding (voor een deel) heeft betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil,
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023.
De vordering van [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht, doordat de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast Op grond van het door de benadeelde partij gestelde en van uit het dossier gebleken omstandigheden blijkt dat de benadeelde partij vanaf 6 juli 2021 op vele manier is belaagd door de verdachte. Door de belaging heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde. Ter zitting is naar voren gekomen dat door de aanhoudende belagingen PTSS vastgesteld is bij de benadeelde. De onderbouwde vordering, die niet inhoudelijk en onderbouwd door de verdediging is weersproken, zal volledig worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals is verzocht door de verdediging, om het gevraagde bedrag te matigen.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft verzocht om een vergoeding van € 1.796,78 voor de kosten die zijn gemaakt voor behandeling bij de psycholoog doordat er bij haar door het bewezen verklaarde een PTSS diagnose is vastgesteld. De verdediging heeft verzocht deze vergoeding af te wijzen, omdat de onderbouwing van de diagnose onvoldoende is. De rechtbank volgt dit verweer niet. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er een diagnose is gesteld bij de benadeelde en dat zij hiervoor behandeling heeft ondergaan en daardoor kosten heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het verzochte bedrag voor vergoeding in aanmerking komt.
Naast verdachte wordt ook medeverdachte veroordeeld voor de belaging van aangevers (zij het ter zake van een andere periode en gedeeltelijk voor andere feitelijke gedragingen). Zij zijn daarom ieder hoofdelijk aansprakelijk voor de toe te wijzen schadevergoeding. Als de medeverdachte de schadevergoeding (voor een deel) heeft betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden
veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil,
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van schadevergoeding betalen een bedrag van € 10.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van schadevergoeding betalen een bedrag van € 11.796,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen,
omdat de verdachte jegens alle benadeelde partijen aansprakelijk is voor de schade die aan
hen is toegebracht. Oplegging van de schadevergoedingsmaatregel wordt daarom passend
en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op d
e maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 jaren,inhoudende dat wordt bevolen:
Een contactverbod met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1977 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1991 en de kinderen [naam] , geboren op [geboortedatum 4] 2007, [naam 2] , geboren op [geboortedatum 5] 2009 en [naam 3] , geboren op [geboortedatum 6] 2010;
Een gebiedsverbod voor een straal van 5 kilometer van de [straatnaam 1] te ’sGravenhage ( [postcode 2] ) en de [straatnaam 2] te ’s-Gravenhage ( [postcode 3] );
Een contactverbod met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 7] 1974;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van ten hoogste
1 maand;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op; de vervangende hechtenis zal in totaal ten hoogste
zes maandenbedragen;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, zodat wanneer de één betaalt, de ander in zoverre zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 10.000, - (zegge: tienduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, zodat wanneer de één betaalt, de ander in zoverre zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 11.796,78 (zegge: elfduizend zevenhonderdzesennegentig euro en achtenzeventig eurocent), bestaande uit
€ 1.796,78 aan materiële schade en € 10.000, - aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het totale bedrag vanaf 11 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 1]te betalen
€ 10.000,- (hoofdsom,
zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 10.000, - niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
85 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer 2]te betalen
€ 11.796,78(hoofdsom,
zegge: elfduizend zevenhonderdzesennegentig euro en achtenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 11.796,78, niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
93 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waaronder begrepen betaling door de mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, voorzitter,
en mrs. A.P. Hameete en D. Emmelkamp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 06 juli 2021 tot en met 11 januari 2023 te
Vlaardingen en/of te Rotterdam en/of te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
1. veelvuldig, althans meerdere malen, berichten en/of foto's en/of video's die betrekking hebben op voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] op sociale media te plaatsen, welke berichten en/of foto's en/of video's veelal een intmiderende en/of dreigende en/of lasterlijke en/of kwetsende inhoud en/of strekking hebben, waaronder de volgende teksten:
- ' burgemeesters die niet geassocieerd willen worden met de #antisemiet [slachtoffer 1] aka # [bijnaam] verwijderen wijselijk hun tweets waarin hij benoemd wordt' en/of
- ' vanwege aangiftes van @ [bijnaam] die door menigeen de corrupte ontvoerder van [voornaam medeverdachte] haar #uithuisgeplaatse kinderen wordt genoemd' en/of
- ' ik zal de wraak laten zien van een vader wiens zoon #uithuisgeplaatst is vanwege mijn liefde voor Israel' en/of
- ' de kinderen van [voornaam medeverdachte] worden gediscrimineerd door hen te verbieden Kerstmis te vieren' en/of
- ' we willen dat de wet aangepast wordt zodat staatskindontvoerders de doodstraf krijgen' en/of 'wat te doen met gescheiden ouders waarvan er één meewerkt met de staatskindontvoerders' en/of
- ' ze zijn ontvoerd door die vrouw samen met die mensen waar ze nu ze verblijven' en/of
- '# [naam] # [naam 2] # [naam 3] begrijpen jullie hoe onlogische het is dat jullie gevangen zitten in
Den Haag en jullie moeder niet mogen zien van de mensen waar jullie verblijven' en/of
- ' mensenhandel zichtbaar maken zegt [slachtoffer 2] die 3 kinderen heeft ontvoerd' en/of
- ' kinderen zitten opgesloten bij ouders welke de meerderheid in het kwade volgen', bij welke tekst een foto van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] is geplaatst en/of
- ' en in opdracht van deze kinderdief [slachtoffer 1] die zijn overheidsfunctie misbruikt en/of
- ' [slachtoffer 1] is een corrupte politie-agent' en/of
2. meerdere malen, althans eenmaal, kwetsend te reageren op berichten die door voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op sociale media zijn geplaatst, waaronder met
de teksten:
- ' was het je meisjesdroom een gezin kapot te neuken' en/of
- ' ik ben de slet van [voornaam slachtoffer 1] en heb zijn gezin kapot geneukt' en/of
- ' ik een psychopatische slet en heb kinderen van [voornaam slachtoffer 1] ontvoerd' en/of
3. meerdere malen, althans eenmaal, sturen van e-mail(s) naar derden over voornoemde [slachtoffer 1] , in welke e-mail(s) voornoemde [slachtoffer 1] wordt beticht van machtsmisbruik en/of
4. meerdere malen, althans eenmaal, persoonlijke gegevens van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] , waaronder adresgegevens en/of telefoonnummers, te delen met derden en/of
5. zich veelvuldig, althans meerdere malen, op te houden bij en/of in de omgeving van woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] en/of
6. meerdere malen, althans eenmaal, stickers en/of ballonnen met daarop teksten gericht aan de kinderen van voornoemde [slachtoffer 1] te plaatsen en/of op te hangen
in de omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] en/of in de omgeving van de school van de kinderen van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
7. meerdere malen, althans eenmaal, flyers en/of documenten met daarop de foto van verdachte [verdachte] in de brievenbus van de woning van voornoemde [slachtoffer 1] en/of voornoemde [slachtoffer 2] te doen,
met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet
te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.