Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- de heer mr. J. Pearson, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat).
Rechtbank Rotterdam
Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een huurder, een moratorium heeft aangevraagd op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster had op 25 maart 2024 een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, omdat er een dreigende ontruiming van haar huurwoning op 17 april 2024 zou plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen, mede omdat zij inkomsten uit haar werk als zelfstandige in de zorg heeft. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, zwaarder laten wegen dan de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot het moratorium toegewezen, maar met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De uitspraak is gedaan door mr. H.C. van Vuren, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier S.R.L.T. Peek.