ECLI:NL:RBROT:2024:354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/2624 en 23/2626
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijzondere bijstand voor extra stookkosten door medische aandoening voor inwonende kinderen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2024, zijn de beroepen van twee eisers, die beiden lijden aan een spierziekte, gegrond verklaard. De eisers, die bij hun ouders wonen, hadden aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor extra energiekosten, specifiek warmtetoeslag, als gevolg van hun medische aandoening. De aanvragen waren eerder door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen, omdat de energiekosten op naam van de ouders stonden en de ouders deze kosten betaalden. De rechtbank oordeelde echter dat de eisers, als volwassen inwonende kinderen met een eigen inkomen, wel degelijk recht hebben op deze bijzondere bijstand. De rechtbank stelde vast dat de eisers een maandelijkse bijdrage aan hun ouders betalen voor de energiekosten en dat de extra stookkosten, die voortvloeien uit hun aandoening, aan hen moeten worden toegerekend. De rechtbank vernietigde de eerdere besluiten van de gemeente en kende de eisers ieder de helft van de gemaakte meerkosten voor gasverbruik als warmtetoeslag toe, wat neerkomt op € 125,63 per persoon voor het jaar 2021. Daarnaast werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de griffierechten en de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/2624 en 23/2626

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2024 in de zaken tussen

1.
[naam eiser], uit [plaats] , eiser in het beroep 23/2624,
2.
[naam eiseres], uit [plaats] , eiseres in het beroep 23/2626,
gemachtigde: mr. E. Kafa,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg.

Procedure

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing door verweerder van de aanvragen van eisers om toekenning van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor extra energiekosten (warmtetoeslag).
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres met een besluit van 17 oktober 2022 en de aanvraag van eiser met een besluit van 28 november 2022 afgewezen. Met besluiten van 7 maart 2023 op de bezwaren van eiser en eiseres is verweerder bij de afwijzingen van de aanvragen gebleven (de bestreden besluiten).
1.2.
Omdat partijen niet naar de zitting op 31 augustus 2023 kwamen, maar de rechtbank wel vragen aan partijen wilde stellen, heeft de rechtbank op 5 oktober 2023 een nieuwe zitting gehouden. Daar zijn de gemachtigden van partijen verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen schriftelijk een nadere reactie te geven. Verweerder heeft deze nadere reactie gegeven en eisers hebben hierop gereageerd.
1.3.
Nadat partijen desgevraagd niet hebben aangegeven behoefte te hebben aan een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek op 17 januari 2024 gesloten.

Het geschil

Inleiding
2. Eiseres, geboren in 1981, en eiser, geboren in 1998, lijden beiden aan een spierziekte. Zij wonen beiden bij hun ouders (vader en moeder) in een appartement. Eiser en eiseres ontvangen in verband met hun aandoening een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), ieder ten tijde van de aanvraag € 1.321,- netto per maand. Op 7 juli 2022 hebben eiser en eiseres verweerder gevraagd om toekenning van warmtetoeslag, omdat zij als gevolg van hun spierziekte zijn aangewezen op een extra verwarmde woning en daarom extra stookkosten hebben. Het gezin was over 2021 € 2.461,04 aan energiekosten verschuldigd, waarvan € 1.664,- voor gas en € 545,79 voor stroom. Aan hun aanvraag hebben eisers ten grondslag gelegd dat het op te brengen maandbedrag voor gas en stroom gezamenlijk werd en wordt bekostigd door een maandelijks bijdrage van € 60,- aan hun ouders en dat de ouders het resterende deel voor hun rekening nemen (voor 2021 € 85,09 op basis van een maandbedrag van € 205,09).
Standpunt verweerder in de bestreden besluiten
3. Verweerder stelt zich in de bestreden besluiten op het standpunt dat de aanvraag alleen al daarom terecht is afgewezen, omdat de extra kosten zich in het geval van eiser en eiseres niet voordoen aangezien eisers bij hun ouders wonen en deze kosten voor rekening van de ouders komen. De energierekening staat op naam van de ouders en de ouders betalen die. Verweerder wijst er ten overvloede nog op dat de ouders een aanvraag voor extra energiekosten kunnen indienen.
Wat eiser en eiseres daartegen in beroep aanvoeren
4. Eiser en eiseres voeren aan dat indirect de hogere kosten wel voor hun rekening komen, omdat zij ieder maand hun ouders een bijdrage voor energiekosten betalen.
Nu vaststaat dat zij een laag inkomen hebben en met hun aandoening de noodzaak van het maken van extra stookkosten is gegeven en gebleken, is het volgens eisers niet relevant dat het energiecontract niet op hun naam staat.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Stookkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Wanneer uit een deskundigenadvies blijkt dat er op medische gronden een hogere woningtemperatuur noodzakelijk is dan gebruikelijk, kan er bijzondere bijstand worden verstrekt voor het verschil tussen het werkelijke verbruik, zoals opgenomen in de meest recente jaarafrekening van de leverancier en het gemiddelde verbruik per jaar conform de Nibud-prijzengids.
Dit volgt uit artikel 5.2 van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019.
5.2.
Het feit dat het contract voor het gasverbruik van de gezamenlijke woning op naam van de vader staat, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat geconcludeerd kan worden dat eisers dus geen stookkosten hebben. Eiser en eiseres zijn als volwassenen met een eigen inkomen voor de Pw zelfstandige rechtssubjecten. Eisers betalen onweersproken een bijdrage van elk € 60,- per maand in het gasverbruik van de gezamenlijke woning aan hun vader. Nu het gaat om volwassen inwonende kinderen, kan niet van de ouders worden gevergd hen op het punt van stookkosten te onderhouden en evenmin om meerkosten voor hun rekening te nemen die uit een aandoening van die volwassen kinderen voortvloeien. Dit strookt niet met de systematiek van de Pw. De bijdragen van eiser en eiseres in de stookkosten van het gezin zijn dan ook niet onverplicht, zodat stookkosten zich in zoverre voordoen voor eiser en eisers.
5.3.
Zoals in de bestreden besluiten is vermeld, is aan eisers in 2014 en 2015 door verweerder op basis van een medisch advies een warmtetoeslag toegekend. Verder blijkt uit de rapportages die verweerder naar aanleiding van de aanvragen heeft opgesteld dat daarin (door eiseres) dan wel kort daarvoor (door eiser) ook bijzondere bijstand is aangevraagd voor was- en slijtagekosten. Daarvoor heeft verweerder op grond van medisch advies wel bijzondere bijstand toegekend, waarbij in het advies is vermeld dat verbetering niet meer mogelijk is. Gelet daarop en gelet op de overgelegde verklaring van de huisarts over de spierziekte van eisers, gaat de rechtbank ervan uit dat er nog altijd een medische noodzaak is voor een hogere woningtemperatuur dan gebruikelijk. Verweerder heeft vastgesteld dat over 2021 de kosten van gasverbruik in de woning van eisers en hun ouders € 251,25 per jaar hoger waren dan de volgens het NIBUD gemiddelde kosten van een vergelijkbaar huishouden in een vergelijkbare woning. Deze meerkosten voor verwarming als gevolg van de aandoening van eiser en eiseres moeten naar het oordeel van de rechtbank aan hen worden toegerekend. Gelet op het vastgestelde bedrag aan meerkosten van € 251,25, gaat het om afgerond € 10,50 per maand ieder. Dat eisers deze meerkosten ook daadwerkelijk voor hun rekening nemen, blijkt uit het feit dat zij de grootste bijdrage leveren in de totale energiekosten. Daarmee doen naar het oordeel van de rechtbank de meerkosten voor eisers zich voor en is niet relevant dat het energiecontract op naam van de vader staat. Evenmin is relevant dat eisers per maand minder betalen dan de gemiddelde energiekosten volgens het NIBUD voor een eenpersoonshuishouden. De feitelijke situatie is immers dat zij bij hun ouders inwonen en de energiekosten delen waarbij zij meer dan hun rekenkundige deel betalen.
6. Verweerder heeft dit niet onderkend. De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten op bezwaar van 7 maart 2023 worden daarom vernietigd wegens strijd met artikel 35, eerste lid, van de Pw.
7. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaken te voorzien. In de rapportages van 16 mei 2022 en 12 oktober 2022 heeft verweerder naar aanleiding van de hierboven genoemde aanvragen om bijzondere bijstand voor was- en slijtagekosten voor eisers een draagkrachtberekening gemaakt. Daaruit volgt dat eisers alleen een Wajong-uitkering ontvangen en er geen relevante draagkracht is, zodat het maximale bedrag aan bijzondere bijstand voor was- en slijtagekosten kan worden toegekend. De rechtbank gaat er daarom van uit dat er ook wat betreft de hogere stookkosten over 2021 geen relevante draagkracht is. Omdat daarmee is voldaan aan artikel 35 van de Pw en artikel 5.2 van de Beleidsregels van verweerder, herroept de rechtbank de besluiten tot afwijzing van de aanvragen van eisers om toekenning van warmtetoeslag van 17 oktober 2022 en van 28 november 2022. De rechtbank kent eiser en eiseres voor 2021 ieder de helft van de gemaakte meerkosten voor gasverbruik als warmtetoeslag toe (ieder de helft van € 251,25).

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn gegrond, de bestreden besluiten moeten worden vernietigd en de primaire besluiten moeten worden herroepen. Eisers krijgen voor 2021 ieder een warmtetoeslag ter hoogte van de helft van € 251,25.
9. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet verweerder de door eisers betaalde griffierechten aan hen vergoeden. Verder veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.998,- (wegens samenhang van de zaken: 1 punt voor de bezwaarschriften, 1 punt voor de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting van de rechtbank, met een waarde per punt van € 624,- in bezwaar en € 875,- in beroep en wegingsfactor 1), dus ieder € 1.499,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten op bezwaar;
  • herroept de besluiten tot afwijzing van warmtetoeslag en kent eisers voor 2021 ieder een warmtetoeslag toe ter hoogte van de helft van € 251,25;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde besluiten;
  • bepaalt dat verweerder de door eisers betaalde griffierechten aan hen moet vergoeden (ieder € 50,-);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.998,- (ieder € 1.499,-).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Lammerse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.