ECLI:NL:RBROT:2024:3517

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
10-266632-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een bedrijfspand

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een bedrijfspand. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie, mr. M. van Eck, eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit, maar bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, met een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de voorbereidingshandelingen voor een ontploffing, wel bewezen. De verdachte was op 12 oktober 2023 aangetroffen met een tas die een explosief bevatte, en de rechtbank concludeerde dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de voorbereidingen voor de ontploffing. De rechtbank weegt de ernst van het feit zwaar, vooral gezien de impact op de omgeving en de angst die dergelijke daden veroorzaken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-266632-23
Datum uitspraak: 9 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. T.G.M. Houben, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot, dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen voor, het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een bedrijfspand.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering primair ten laste gelegde (poging tot teweegbrengen ontploffing)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering subsidiair ten laste gelegde (voorbereidingshandelingen voor teweegbrengen ontploffing)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het dossier biedt geen aanknopingspunten voor de stelling dat de verdachte wetenschap had van het explosief dat in de tas zat. De verdachte dacht dat het ging om spuitbussen verf en verkeerde in de veronderstelling dat hij op de uitkijk ging staan voor het spuiten van graffiti op het bedrijfspand. Hij verklaart dat hij hiervoor geld zou krijgen en dat hij niet in de tas heeft gekeken.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte wordt in de vroege ochtend van donderdag 12 oktober 2023 omstreeks 04:00 uur bij het metaalrecyclingsbedrijf [naam bedrijf] met een gele Jumbo boodschappentas aangetroffen. In de boodschappentas troffen de politieagenten een zwart getapet pakket aan met daaraan een zwarte draad. Na onderzoek blijkt dit pakket 1250 gram flitspoeder te bevatten. Ook zat in de tas een stuk stroomdraad van circa 20 meter. Nadien is op het terrein van [naam bedrijf] een 9 volts batterij aangetroffen. Op camerabeelden is te zien dat de verdachte samen met een onbekend gebleven medeverdachte aan komt lopen, een tijdje rondhangt bij het hek van de firma [naam bedrijf], waarna de medeverdachte over het hek klimt en door de verdachte de boodschappentas aangereikt krijgt. Korte tijd later geeft de medeverdachte de tas – wederom door het hekwerk – terug aan de verdachte en probeert de medeverdachte weer terug over het hek te klimmen.
De verdachte heeft verklaard dat hij niet zou weten wat er in de tas zou zitten, maar dat hem is verteld dat het om verfspuitbussen zou gaan. Vaststaat dat de verdachte in de nacht in een auto vanuit Amsterdam naar Rotterdam is (mee)gereden naar het bedrijf [naam bedrijf]. De rechtbank acht de verklaring dat de verdachte deze reis heeft afgelegd om een tas met verfspuitbussen vast te houden en op de uitkijk te staan voor het spuiten van graffiti, waar hij geld voor zou krijgen, ongeloofwaardig. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat zij het ongeloofwaardig vindt dat de verdachte op geen enkel moment in de tas zou hebben gekeken. De verklaring van de verdachte vindt ook geen bevestiging in het dossier. De rechtbank schuift de verklaring terzijde en het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft getroffen om midden in de nacht op een bedrijventerrein een ontploffing teweeg te brengen. De rechtbank kan niet vaststellen dat daarmee levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten zou zijn. De verdachte zal daarom ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken.
De verdachte arriveerde samen met een tweede persoon, bevond zich reeds een kwartier voordat die persoon over het hek klom met hem in de nabijheid van [naam bedrijf] en heeft de tas met daarin het explosief aangegeven en weer aangepakt. Voorts is de verdachte degene geweest die de tas met daarin het explosief de rest van de tijd heeft vastgehouden. Zijn rol overstijgt dus dat van enkel op de uitkijk staan. Dit maakt dat de verdachte een zodanige wezenlijke bijdrage heeft geleverd dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 oktober 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven teweegbrengen van een ontploffing (bij de firma [naam bedrijf], althans een gebouw gelegen aan [adres 2]), opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten een explosief, althans een explosieve stof, en een batterij bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, en voorhanden heeft gehad
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Midden in de nacht lopen twee personen rond bij de hekken bij het bedrijfsterrein van [naam bedrijf]. Op camerabeelden wordt gezien dat een van beide over het hek klimt, een tas aangereikt krijgt van de verdachte, deze weer teruggeeft en weer terug probeert te klimmen over het hek De politie komt ter plaatse en treft daar de verdachte aan met een gele boodschappentas met daarin een zwart getapet pakket met daaraan een zwarte draad. Dat blijkt een gefabriceerd explosief dat 1250 gram flitspoeder bevat. In de nacht na dit incident is op dezelfde plek ook iemand aangehouden met een tas met een zelfgeproduceerd explosief en weer een nacht later heeft er daadwerkelijk een explosie plaatsgevonden. Dit moet uiterst bedreigend en beangstigend zijn geweest voor de eigenaar van het bedrijf. Ook bij omwonenden en in de samenleving in het algemeen leiden explosies tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. Door zo te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van deze zeer intimiderende vorm van geweld.
Uit zijn verklaring blijkt verder dat hij € 100,- zou krijgen voor het (medeplegen van het) veroorzaken van de explosie. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om tegen betaling zo’n ernstig strafbaar feit te plegen en neemt het de verdachte kwalijk dat hij bij het plegen van het feit enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder daarbij na te denken over het voorzienbare gevaar voor schade aan het pand en de impact daarvan op andere personen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van
4 januari 2024 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar wel voor andersoortige strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 december 2023. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
De reclassering ziet amper beschermende factoren. Bij de ingezette interventies die beschermend zouden moeten werken (dagbesteding en begeleid wonen) is er sprake van tumult of conflicten. De verdachte vertoont zelfbepalend gedrag en laat zich moeilijk sturen. Het ontbreekt hem aan voldoende probleeminzicht en copingvaardigheden. De gestelde doelen in het kader van de eerder aan de verdachte opgelegde gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) zijn niet behaald en daarnaast is de verdachte meermalen gerecidiveerd. Een ambulant kader lijkt de kans op recidive niet voldoende in te perken. De reclassering ziet een zorgelijke ontwikkeling bij de verdachte; hij lijkt niet te kunnen/willen stoppen met delictgedrag. Zij zien geen mogelijkheden voor reclasseringstoezicht met interventies en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Het risico op recidive en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert tot het toepassen van het jeugdstrafrecht.
In het kader van dit onderzoek heeft een trajectconsult plaatsgevonden waaruit niet de noodzaak bleek van het laten opmaken van een NIFP-rapportage. In het kader van een andere strafzaak is de verdachte onderzocht door een GZ-psycholoog, [naam] en zij heeft op 27 november 2023 gerapporteerd. Dit rapport is in het dossier gevoegd en houdt kort gezegd het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van meerdere stoornissen en er wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. Ondanks dat de handelingsvaardigheden van de verdachte beperkt zijn, wordt gedacht dat hij gebaat is bij een volwassen aanpak. De verdachte moet al langere tijd voor zichzelf zorgen en wil graag toewerken naar zelfstandig functioneren. Bovendien hebben eerdere jeugdsancties niet het gewenste effect gehad. Middels een volwassenaanpak wordt gedacht dat hij kan toewerken naar zelfstandigheid met een woning, passende dagbesteding en hulpverlening.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht gezien het advies in het NIFP-rapport. Gelet op het advies van de reclassering en de reeds ingezette, maar mislukte, interventies bij de verdachte ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel in combinatie met bijzondere voorwaarden, zoals de verdediging heeft verzocht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 46, 47, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en A.L. Pöll, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te veroorzaken aan de firma [naam bedrijf] althans een gebouw gelegen aan [adres 2] met dat opzet
- naar dat gebouw is/zijn gereden en/of gegaan en/of
- een explosief althans een explosieve stof(fen) heeft/hebben meegenomen althans voorhanden heeft/hebben gehad en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het gebouw gelegen aan [adres 2] en de omliggende panden en/of woningen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten bewoners van de omliggende gebouwen en/of woningen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven teweegbrengen van een ontploffing (bij de firma [naam bedrijf], althans een gebouw gelegen aan [adres 2]), opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten een explosief, althans (een) explosieve stof(fen), en/of een batterij bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad