ECLI:NL:RBROT:2024:3516

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
83-072241-22 en 83-109372-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding verzoek getuigenverhoor in witwaszaak

Op 30 januari 2024 heeft de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een strafzaak met betrekking tot witwassen. De zaak betreft de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2], die worden verdacht van betrokkenheid bij een witwasoperatie. De verdediging heeft op 17 april 2023 onderzoekswensen ingediend, waarin zij verzoekt om het horen van verschillende getuigen. De getuigen zijn onder andere familieleden en bekenden van de verdachten, die mogelijk kunnen verklaren over de herkomst van contante geldbedragen die zijn aangetroffen in de woning van de verdachten. De officier van justitie heeft echter bezwaar gemaakt tegen het horen van deze getuigen, omdat de verdachten zich grotendeels op hun zwijgrecht hebben beroepen en er geen concrete verklaringen zijn afgelegd die de noodzaak van het horen van deze getuigen onderbouwen. De rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat er onvoldoende verdedigingsbelang is aangetoond om de getuigen te horen, en heeft het verzoek tot het horen van de getuigen aangehouden. De beslissing om het verzoek aan te houden is genomen in afwachting van de verhoren van de verdachten, waarbij zij de gelegenheid krijgen om een verklaring af te leggen over de herkomst van de gelden die in de zaak centraal staan. De rechter-commissaris heeft benadrukt dat de verdachten eerst hun eigen verklaringen moeten afleggen voordat de onderzoekswensen opnieuw worden beoordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

BESCHIKKING VERZOEK EX ART. 182 SV
Parketnummers : 83/072241-22 en 83/109372-22
De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Rotterdam heeft een verzoek tot het verrichten van onderzoekshandelingen ex art. 182 Sv ontvangen, in de strafzaken tegen de verdachten.
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1985 te [geboorteplaats 1] ,
[verdachte 2]
geboren op [geboortedatum 2] 1986 te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ).
De onderzoekswensen van de verdediging en de reactie daarop van de officier van justitie
De raadsman van de verdachte [verdachte 1] , mr. J. Zevenboom, heeft op 17 april 2023 zijn onderzoekswensen kenbaar gemaakt. Deze onderzoekswensen zien toe op het horen van de volgende personen als getuigen:
-
Getuige 1:
[verdachte 2], geboren op [geboortedatum 3] 1986, woonachtig aan de [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats 1] .
-
Getuige 2:
[getuige 2], geboren op [geboortedatum 4] 1986, woonachtig aan de [adres 2] , [postcode 2] [woonplaats 1] .
Toelichting getuigen 1 en 2:
Cliënte kan zich niet verenigen met de stelling dat zij een totaalbedrag van € 971.657,00 tezamen en in vereniging met haar partner heeft witgewassen. Zij kan zich niet verenigen met de berekeningen zoals die gemaakt zijn in het dossier, meer specifiek kan zij zich onder andere niet verenigen met stellingen dat uitgaven lijken te zijn gedaan met onverklaarbaar vermogen, dat contante onttrekkingen uit het bedrijf niet bij de inkomsten zijn betrokken, dat schenkingen en leningen niet bij de inkomsten in de uitgebreide kasopstelling zijn betrokken en dat er in die uitgebreide kasopstelling bovendien uitgaven zijn betrokken die niet gedaan zijn.
Cliënte heeft eerder te kennen gegeven dat contant geld dat in de woning is aangetroffen afkomstig is uit onderneming en kasgelden betreffen. Ook andere uitgaven zijn (deels) verklaarbaar, doordat zij gedaan zijn (weliswaar privé) met gelden afkomstig uit de onderneming.
Getuige 1 is tevens partner van cliënte en voorts als verdachte aangemerkt. Tijdens de verhoren bij de politie heeft hij zich voornamelijk op zijn zwijgrecht beroepen. Cliënte heeft aangegeven dat haar partner helpt in de winkel. Zodoende kan hij verklaren over het kas verloop in de afgelopen jaren, het meenemen van kasgelden naar huis en het aanwenden van deze kasgelden voor privé doeleinden. Hij kan verklaren over leningen en schenkingen van familieleden, verklaren over privé uitgaven en de bron van die uitgaven, verklaren over contante stortingen en de bron van die contante stortingen. Getuige 2 betreft de broer van cliënte en is als verdachte aangemerkt in verband met een vermoede Hawalla-transactie voor het doen van een deelbetaling van de woning in Dubai. Cliënte stelt dat dit geld een legale herkomst heeft en zij stelt voorts dat de getuige hieromtrent kan verklaren.
Het horen van de getuige kan van belang zijn voor het nemen van enig rechtens relevante beslissing nu het horen van deze getuigen kan bijdragen aan de hiervoor beschreven door cliënte ingenomen standpunten.
-
Getuige 3:
[getuige 3], geboren op [geboortedatum 5] 1988, woonachtig aan de [adres 2] , [postcode 2] [woonplaats 1] .
-
Getuige 4:
[getuige 4], geboren op [geboortedatum 6] 1993, adres onbekend.
Toelichting getuigen 3 en 4:
Deze getuigen zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2] te [woonplaats 1] op het moment dat de politie onderzoek deed. De politie vermoedt en cliënte stelt dat zij de woning verhuurd heeft aan deze personen. De beide getuigen hebben hier niet over willen verklaren. Uiteraard is er huur betaald, aldus cliënte. In de uitgebreide kasopstelling zijn huurinkomsten niet meegenomen, nu deze niet als zodanig onderkend zijn. Feit is echter dat cliënte huurinkomsten heeft gehad, omdat zij haar woning ter beschikking heeft gesteld aan deze huurders.
Het horen van de getuigen is in het belang van de verdediging nu de kasopstelling, die (deels) betwist wordt, mede bepalend is voor de inhoud van de tenlastelegging.
-
Getuige 5:
[getuige 5], geboren op [geboortedatum 7] 1967, woonachtig aan de [adres 3] , [postcode 3] [woonplaats 1] .
-
Getuige 6:
[getuige 6], geboren [geboortedatum 8] 1961, woonachtig aan de [adres 4] , [postcode 4] [woonplaats 1] .
-
Getuige 7:
[getuige 7] ,[geboortedatum 9] 1972, woonachtig aan de [adres 5] , [postcode 5] [woonplaats 2] .
-
Getuige 8:
[getuige 8], nadere gegevens aan te leveren.
Toelichting getuigen 5 tot en met 8:
Naar aanleiding van onderzoek naar de bankrekeningen van cliënte en haar partner én aangetroffen administratie zijn een aantal leningen, dan wel schenkingen voorwerp geweest van onderzoek. Het onderzoeksteam heeft naar aanleiding van verder onderzoek gesteld dat de overeenkomsten vermoedelijk vals zijn, althans dat die niet regulier zijn en deze daarom niet bij de uitgebreide kasopstelling meegenomen moesten worden als inkomsten. Cliënte kan zich in die stellingen niet verenigen. In het derde verhoor heeft zij te dien aanzien een aantal vragen beantwoord.
Het onderzoek houdt de lening van getuige 5 buiten de kasopstelling, omdat er voorafgaande aan de overboekingen contante stortingen op de rekening van de getuige zichtbaar zijn. De getuige is bevraagd door het onderzoekteam en heeft aangegeven dat hij een krediet heeft genomen en gouden sieraden heeft verpand. De verdediging heeft hier nadere vragen over gelet op de standpunten van het onderzoeksteam. Daarnaast heeft de getuige aangegeven zaken nader te gaan uitzoeken via een begeleidster. De getuige is niet nader gehoord.
De raadsman van de verdachte [verdachte 2] , mr. P.P. van Rhijn, heeft op 24 april 2023 te kennen gegeven zich aan te sluiten bij de onderzoekswensen van mr. Zevenboom.
De officier van justitie, mr. I. Hoek, heeft bij e-mailbericht van 8 mei 2023 zijn zienswijze bekend gemaakt:

1.Horen als getuigen: [verdachte 2] (getuige 1) en [getuige 2] (getuige 2)

De verdediging verzoekt tot het horen van getuige 1, omdat hij kan verklaren over het kasverloop in de afgelopen jaren, het meenemen van kasgelden naar huis en het aanwenden van deze kasgelden voor privé doeleinden. Tevens zou hij kunnen verklaren over leningen en schenkingen van familieleden, privé uitgaven, de bron van die uitgaven, contante stortingen en de bron van die contante stortingen.
De verdediging verzoekt tot het horen van getuige 2, omdat hij kan verklaren over de legale herkomst van het geld dat is aangewend voor de deelbetaling van de woning van mevrouw [verdachte 1] in Dubai.
Primair stelt het OM zich op het standpunt dat gezien de proceshouding van mevrouw [verdachte 1] en meneer [verdachte 2] - zij hebben zich grotendeels op hun zwijgrecht beroepen - niet te toetsen is of aan de maatstaf van het verdedigingsbelang is voldaan om de verzochte getuigen te horen. Zie daarvoor verder het hierboven omschreven standpunt.
Om die reden dienen de verzoeken al te worden afgewezen.
Daarnaast geldt nog het volgende.
Getuige 1 is de partner van mevrouw [verdachte 1] en tevens medeverdachte in onderzoek Midwest. Getuige 2 is de broer van mevrouw [verdachte 1] en eveneens medeverdachte in onderzoek Midwest. Beide getuigen zijn gehoord inzake onderzoek Midwest.
Getuige 1, meneer [verdachte 2] , is meermalen door de Nederlandse Arbeidsinspectie gehoord als verdachte (bijlage 1 en 2). Met betrekking tot de vragen over het bedrijf van mevrouw [verdachte 1] heeft getuige 1 constant gezwegen. Hij heeft niets willen verklaren over het kasboek. Hetzelfde geldt voor de vragen van de opsporing over de leningen en schenkingen van familieleden, de privé uitgaven, de contante stortingen en de bron van deze contante stortingen.
Tevens is het horen van getuige 1 over de kasgelden niet van belang. Tijdens de doorzoeking is er een contant geldbedrag van 63.690,00 EUR aangetroffen in de woning van mevrouw [verdachte 1] en meneer [verdachte 2] . Voorafgaand aan de doorzoeking heeft mevrouw [verdachte 1] verklaard dat dat het geld uit de woning de kasopbrengst van de winkel, [verdachte 2] Telecom, was (bijlage 3). Haar verklaring is door de Nederlandse Arbeidsinspectie nader onderzocht. Hierbij is gekeken naar de uitgaven en inkomsten van de winkel vanaf de start van de onderneming tot het einde van het eerste kwartaal van 2022. Als de uitgaven van de inkomsten worden afgetrokken, blijft er een bedrag van 70.096,60 EUR over. Dit geld was op papier nog niet aan de onderneming onttrokken en zou dus boekhoudkundig nog in de onderneming aanwezig moeten zijn. Op de bankrekening van [verdachte 2] Telecom stond een bedrag van 7.940,26 EUR. Dit betekent dat de rest van het geld dat nog in de onderneming zit, contant aanwezig zou moeten zijn. Dit is€ 62.156,34. Dit geld is niet in de belwinkel aangetroffen, maar komt wel overeen met het bedrag dat in de woning aan de [adres 1] is aangetroffen. De verklaring van mevrouw [verdachte 1] is daarom niet onaannemelijk. Het kasgeld is buiten het strafrechtelijke onderzoek gehouden. De administratie is volledig uitgezocht en gecontroleerd en het nader horen van meneer [verdachte 2] zal geen ander licht op de zaak werpen. Waarbij overigens ook heeft te gelden dat het contante geldbedrag uit de woning, zijnde dus de kasgelden van de belwinkel, niet op de tenlastelegging staan en dus niet zijn meegenomen in het totale witgewassen bedrag.
Getuige 2 is ook door de Nederlandse Arbeidsinspectie gehoord als verdachte (bijlage 4). Hij heeft met betrekking tot alle vragen omtrent de herkomst van de gelden van mevrouw [verdachte 1] gezwegen en/of een beroep gedaan op zijn verschoningsrecht. Voorts heeft meneer [getuige 2] , in zijn zaak, verzocht om mevrouw [verdachte 1] en meneer [verdachte 2] als getuigen te horen over de herkomst van het geld.
Kortom, de drie medeverdachten blijven naar elkaar wijzen voor het geven van een uitleg. Tot nu toe hebben mevrouw [verdachte 1] , meneer [verdachte 2] en meneer [verdachte 1] allen geen verklaring willen geven over de herkomst van de gelden. Zodoende kan er niet worden toegekomen aan het verifiëren van verklaringen door middel van het horen van getuigen.
Gelet op het bovenstaande, hebben de verdachten/getuigen niet eerder een belastende verklaringen afgelegd. In casu is onvoldoende concreet onderbouwd waarom deze getuigen zouden moeten worden gehoord, nu zij niet belastend hebben verklaard over mevrouw [verdachte 1] en/of heer [verdachte 2] . Zonder nadere toelichting valt dan ook niet in te zien dat een verklaring van deze getuigen relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv.
Dit geldt voor de zaak van [verdachte 1] zo wel als voor de zaak van [verdachte 2] .
Gelet op het bovenstaande verzoek ik u dan ook de verzoeken af te wijzen.
Als en indien genoemde getuigen wel zouden moeten worden toegewezen, dan behoudt het OM zich het recht voor om voor die tijd een vordering ex artikel 181 Wetboek van Strafvordering in te dienen, teneinde uw rechter-commissaris te verzoeken genoemde personen eveneens als verdachten te kunnen horen. Aangezien hen eigen zaak de gelegenheid kan worden gegeven een concreet en verifieerbare verklaring af te leggen. Hetgeen aan een efficiënt verloop van de verdere strafrechtelijke procedure kan bijdragen.
2. Horen als getuigen: [getuige 3] (getuige 3) en [getuige 4] (getuige 4)
De verdediging wenst deze personen te horen over de betaalde huur aan mevrouw [verdachte 1] .
Ook t.a.v. deze getuigen stel ik mij primair op het standpunt dat onder 1 is ingenomen, namelijk dat, met het oog op het 6-stappenarrest en de afwezigheid van een concreet en verifieerbare verklaring, niet te toetsen is of aan de maatstaf van het verdedigingsbelang is voldaan om de verzochte getuigen te horen.
Om die reden dient het verzoek al te worden afgewezen.
Daarnaast heeft mevrouw [verdachte 1] in haar derde verhoor (bijlage 5) het volgende verklaard:
Vraag opsporing: Betaal jij de huur voor de [adres 2] ?
Antwoord [verdachte 1] : Ja.
Vraag opsporing: Waarom betaal jij de huur aan de [adres 2] ?
Antwoord [verdachte 1] : Omdat het mijn woning is, mijn huurwoning.
Vervolgens is er aan mevrouw [verdachte 1] gevraagd wie er in het pand aan de [adres 2] te [woonplaats 1] woont. Bij die vraag heeft mevrouw [verdachte 1] gezwegen. Er is dus geen verdedigingsbelang bij het horen van de getuigen nu mevrouw [verdachte 1] zelf al antwoord heeft gegeven op de vraag wie er huur betaalt voor het pand aan de [adres 2] te [woonplaats 1] .
Ten aanzien van meneer [verdachte 2] is niet gemotiveerd aangegeven dat en waarom genoemde getuigen iets zouden kunnen verklaren ten aanzien van de betrokkenheid en wetenschap van meneer [verdachte 2] bij het al dan niet contant ontvangen van huurpenningen.
Gelet op het bovenstaande, hebben de verdachten/getuigen niet eerder een belastende verklaringen afgelegd. In casu is onvoldoende concreet onderbouwd waarom deze getuigen zouden moeten worden gehoord, nu zij niet belastend hebben verklaard over mevrouw [verdachte 1] en/of heer [verdachte 2] . Zonder nadere toelichting valt dan ook niet in te zien dat een verklaring van deze getuigen relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv.
Dit geldt voor de zaak van [verdachte 1] zo wel als voor de zaak van [verdachte 2] .
Gelet op het bovenstaande verzoek ik u dan ook de verzoeken af te wijzen.
3. Horen als getuigen: [getuige 5] (getuige 5), [getuige 6] (getuige 6), [getuige 7] (getuige 7), [getuige 8] (getuige 8)
De verdediging wenst de bovengenoemde getuigen te horen over de afgegeven leningen/schenkingen aan mevrouw [verdachte 1] en/of meneer [verdachte 2] .
Ook t.a.v. deze getuigen stel ik mij op het standpunt dat onder 1 is ingenomen, namelijk dat, met het oog op het 6-stappenarrest en de afwezigheid van een concreet en verifieerbare verklaring, niet te toetsen is of aan de maatstaf van het verdedigingsbelang is voldaan om de verzochte getuigen te horen.
In het derde verhoor heeft mevrouw [verdachte 1] verklaard dat ze geld van haar familieleden heeft geleend. Echter, op de vraag welke familieleden dat dan zijn, wilde zij in eerste instantie geen antwoord geven. Zo heeft mevrouw [verdachte 1] in het derde verhoor (bijlage 5) niet willen verklaren wie [getuige 6] is en waarom zij geld van haar heeft ontvangen. [getuige 6] is de moeder van mevrouw [verdachte 1] . Mevrouw [getuige 6] is benaderd door de Nederlandse Arbeidsinspectie voor het afleggen van een verklaring over de lening. Mevrouw [getuige 6] heeft geen belastende verklaring afgelegd (bijlage 6).
Over [getuige 5] en [getuige 8] heeft mevrouw [verdachte 1] verklaard dat het haar oom en tante zijn. Ook [getuige 7] zou familie zijn van mevrouw [verdachte 1]
(hetgeen dhr. [getuige 7] overigens niet bevestigt in zijn verklaring, bijlage Z). Mevrouw [verdachte 1] heeft in haar derde verhoor verklaard dat zij van bovengenoemde familieleden leningen heeft ontvangen. [getuige 5] , [getuige 8] en [getuige 7] zijn als getuigen gehoord en hebben geen belastende verklaring afgelegd (bijlage 8 en 9).
In het vijfde verhoor (bijlage 10) is mevrouw [verdachte 1] nader gehoord over bovengenoemde leningen. Op elke vraag met betrekking tot de leningen van deze familieleden, heeft mevrouw [verdachte 1] gezwegen. Zo wilde zij niets verklaren op de vragen over hoe de bovengenoemde familieleden aan het geschonken/uitgeleende geld kwamen, hoezo het geschonken/uitgeleende geldbedrag voorafgaand aan de schenking/lening contant werd gestort op de bankrekening van de familieleden en waarom de schenkings­
/leningsovereenkomsten pas een jaar nadat het geld werd geschonken/uitgeleend zijn opgemaakt.
In het vijfde verhoor (bijlage 11) is meneer [verdachte 2] nader gehoord over bovengenoemde leningen. Net als mevrouw [verdachte 1] heeft meneer [verdachte 2] geen verklaring af willen leggen met betrekking tot de schenkingen/leningen van familieleden. Op de eerder genoemde vragen heeft meneer [verdachte 2] eveneens geen antwoord willen geven. Een verklaring omtrent de schenkingen/leningen van [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] en [getuige 8] is uitgebleven.
In casu is onvoldoende concreet onderbouwd waarom deze getuigen zouden moeten worden gehoord, nu zij niet belastend hebben verklaard over mevrouw [verdachte 1] en/of meneer [verdachte 2] . Mede gezien de inhoud van het procesdossier waaruit blijkt dat gestelde leenovereenkomsten vermoedelijk valselijk zijn opgemaakt.
Zonder nadere toelichting en met het oog op het feit dat mevrouw [verdachte 1] noch meneer [verdachte 2] zelf geen verklaring heeft afgelegd hierover, valt dan ook niet in te zien dat een verklaring van deze getuigen relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. Dit geldt voor de zaak van [verdachte 1] zo wel als voor de zaak van [verdachte 2] .
Gelet op het bovenstaande verzoek ik u dan ook de verzoeken af te wijzen.
4. Horen als getuigen: [getuige 9] (getuige 9), [getuige 10] (getuige 10), [getuige 11] (getuige 11), [getuige 12] (getuige 12), [getuige 13] {getuige 13), [getuige 14] (getuige 14), [getuige 15] (getuige 15)
De verdediging wenst de bovengenoemde getuigen te horen over de afgegeven leningen aan mevrouw [verdachte 1] en/of meneer [verdachte 2] .
Ook t.a.v. deze getuigen stel ik mij op het standpunt dat onder 1 is ingenomen, namelijk dat, met het oog op het 6-stappenarrest en de afwezigheid van een concreet en verifieerbare verklaring, niet te toetsen is of aan de maatstaf van het verdedigingsbelang is voldaan om de verzochte getuigen te horen.
De door mevrouw [verdachte 1] genoemde getuigen onder 9 tot en met 15 zijn getuigen waarover zij is gehoord door de Nederlandse Arbeidsinspectie. Mevrouw [verdachte 1] heeft met betrekking tot deze getuigen niet willen verklaren over de door hen afgegeven leningen/schenkingen.
Ook meneer [verdachte 2] is gehoord over genoemde getuigen (bijlage 11, 12 en 13). Meneer [verdachte 2] heeft met betrekking tot deze getuigen eveneens niet willen verklaren over de door hen afgegeven leningen/schenkingen.
Tevens hebben deze getuigen, zoals de raadsman zelf al stelt, geen
(belastende) verklaring afgelegd jegens mevrouw [verdachte 1] en/of meneer [verdachte 2] .
In casu is onvoldoende concreet onderbouwd waarom deze getuigen zouden moeten worden gehoord, nu zij niet belastend hebben verklaard over mevrouw [verdachte 1] noch meneer [verdachte 2] . Mede gezien de inhoud van het procesdossier waaruit blijkt dat gestelde leenovereenkomsten vermoedelijk valselijk zijn opgemaakt. Zonder nadere toelichting en met het oog op het feit dat mevrouw [verdachte 1] noch meneer [verdachte 2] zelf geen verklaring heeft afgelegd hierover, valt dan ook niet in te zien dat een verklaring van deze getuigen relevant is voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv.
Dit geldt voor zowel [verdachte 1] als [verdachte 2] .
Gelet op het bovenstaande verzoek ik u dan ook de verzoeken af te wijzen.

5.Horen als getuige: [getuige 16] (getuige 16)

De verdediging wenst bovengenoemde getuige te horen over de betaalde 202.110,00 EUR ten behoeve van de aankoop van de woning in Dubai.
Ook t.a.v. deze getuigen stel ik mij op het standpunt dat onder 1 is ingenomen, namelijk dat, met het oog op het 6-stappenarrest en de afwezigheid van een concreet en verifieerbare verklaring, niet te toetsen is of aan de maatstaf van het verdedigingsbelang is voldaan om de verzochte getuigen te horen.
Mevrouw [verdachte 1] en meneer [verdachte 2] zijn in hun vijfde verhoor (bijlage 10 en 11) bij de Nederlandse Arbeidsinspectie bevraagd over de 202.110,00 EUR die zij zouden hebben betaald aan DAMAC Property. Aan mevrouw [verdachte 1] zijn tijdens dit verhoor ook een aantal stukken voorgehouden met betrekking tot de aankoop van de woning in Dubai, waaronder twee betaalbewijzen aan Damac en Whatsappgesprekken met [verdachte 2] en [getuige 2] over de aankoop van de woning. Mevrouw [verdachte 1] en meneer [verdachte 2] hebben op alle vragen geen antwoord willen geven terwijl de situatie schreeuwt om een verklaring.
Niet, althans onvoldoende gemotiveerd is onderbouwd dat en waarom er geen sprake zou zijn geweest van een uitgave voor genoemde woning in Dubai voor een bedrag van€ 202.110,-. Niet, althans onvoldoende onderbouwd is aangegeven dat en waarom genoemde getuige hierover een verklaring zou kunnen afleggen. Laat staan dat genoemde getuige een verklaring zou kunnen afleggen over de herkomst van de gelden die zijn gebruikt voor de betaling(en) van deze woning. Waardoor het belang van het horen van deze getuige, gezien de concept tenlastelegging en de verdenking van witwassen, gering is.
Tegen deze achtergrond is het horen van genoemde getuige niet van belang voor enig rechtens te nemen beslissing. Dit geldt voor de zaak van [verdachte 1] zo wel als voor de zaak van [verdachte 2] .
Daarnaast is het niet waarschijnlijk dat genoemde getuige binnen afzienbare tijd zal kunnen worden gehoord. Immers, daartoe zal een rechtshulpverzoek aan de Verenigde Arabische Emiraten moeten worden gericht, hetgeen een zeer langdurig traject is.
Gelet op het bovenstaande verzoek ik u dan ook de verzoeken af te wijzen.
Als en indien u een of meer van de verzochte getuigen toewijst, wil ik u, mede gelet op de complexiteit van het onderzoek alsmede het tijdsverloop, in overweging geven een of meer verhoren te delegeren aan opsporingsambtenaren van de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Beoordeling
Uit onderzoek is gebleken dat er grote contante geldbedragen zijn betaald ten behoeve van de aanschaf van onroerend goed, die niet lijken te worden verklaard door inkomen of legaal vermogen. Er is geen brondelict vastgesteld. Er is op basis van die grote contante geldbedragen een vermoeden van witwassen ontstaan. Op grond van de vaste rechtspraak kan in dat geval van de verdachten gevergd worden dat zij een verklaring afleggen die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onaannemelijk is alvorens verder onderzoek plaatsvindt. De verdachten hebben echter (nog) geen verklaring afgelegd.
De beslissing op de onderzoekswensen wordt dan ook aangehouden. De verdachten worden eerst in de gelegenheid gesteld een verklaring af te leggen in hun eigen zaak over de herkomst van het geld. Na dat de verklaring is afgelegd zullen de onderzoekswensen opnieuw worden beoordeeld.
De beslissing wordt dan ook aangehouden in afwachting van de verhoren van de verdachten. (artikel 200 Wetboek van Strafvordering)
Beslissing
De rechter-commissaris
houdt het verzoek tot het horen van de gevraagde getuigen aan tot na de verhoren van de verdachten.
Deze beslissing is op 30 januari 2024 genomen door mr. A. Boer, rechter-commissaris.