ECLI:NL:RBROT:2024:3513

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
10-268461-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een bedrijfspand met toepassing van het jeugdstrafrecht

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een bedrijfspand. De verdachte, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats], werd bijgestaan door raadsman mr. W.J. Morra. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 oktober 2023 in Rotterdam samen met anderen een explosief en een aansteker heeft verworven met de intentie om een ontploffing te veroorzaken. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de voorbereidingshandelingen, wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde is bewezen verklaard. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd en persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De opgelegde straf bestaat uit een jeugddetentie van 186 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan een behandeling gericht op psychosociale vaardigheden. Tevens zijn de in beslag genomen voorwerpen, een mobiele telefoon en een aansteker, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-268461-23
Datum uitspraak: 9 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] op [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
raadsman mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot, dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen voor, het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een bedrijfspand.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Eck heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 186 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, een vorm van dagbesteding (school of werk), een behandeling gericht op het psychosociale functioneren (zoals emotieregulatie, probleemoplossing, copingvaardigheden, een contactverbod met de medeverdachten, plaatsing in een begeleide woonvorm en een locatieverbod van 200 meter rond [adres 2];
  • verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen mobiele telefoon en aansteker.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering primair ten laste gelegde (poging tot teweegbrengen ontploffing)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering subsidiair ten laste gelegde (voorbereidingshandelingen voor teweegbrengen ontploffing)
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Uit het dossier volgt niet dat de verdachte opzet heeft gehad op voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing. De verdachte heeft niets uit zijn tas gehaald en heeft niet geprobeerd iets tot ontsteking te brengen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting vast dat hij opzettelijk het explosieve pakket met lont en een aansteker heeft verworven en voorhanden heeft gehad, en dat deze bestemd waren tot het teweegbrengen van (een) ontploffing(en) bij het bedrijf [naam bedrijf]. Dit wordt ondersteund door Snapchatcommunicatie van de verdachte op de dag van zijn aanhouding. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft getroffen om midden in de nacht op een bedrijventerrein een ontploffing teweeg te brengen. De rechtbank kan niet vaststellen dat daarmee levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten zou zijn. De verdachte zal daarom ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging partieel worden vrijgesproken.
Gezien de Snapchat-communicatie met de persoon met de Snapchatnaam ‘[chatnaam]’ en het wegbrengen van en naar de locatie van de verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte voor de strafbare voorbereiding nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 13 oktober 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven teweegbrengen van een ontploffing (bij de firma [naam bedrijf], althans een gebouw gelegen aan [adres 2]), opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten een explosief, althans een explosieve stof, en een aansteker bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte is midden in de nacht bij de ingang van [naam bedrijf] aangetroffen, hij zit op een muurtje met een boodschappentas naast zich. In de tas wordt een aansteker en een gefabriceerd explosief dat ruim een kilo aan flitspoeder bevat aangetroffen. In de nacht voorafgaand aan dit incident is op dezelfde locatie ook iemand aangehouden met een tas met een zelfgeproduceerd explosief en in de nacht erna heeft er daadwerkelijk een explosie plaatsgevonden. Dit moet uiterst bedreigend en beangstigend zijn geweest voor de eigenaar van het bedrijf. Ook bij omwonenden en in de samenleving in het algemeen leiden explosies tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. Door zo te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van deze zeer intimiderende vorm van geweld.
Uit zijn verklaring blijkt verder dat hij € 1.000,- zou krijgen voor het veroorzaken van de explosie. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om tegen betaling zo’n ernstig strafbaar feit te plegen en neemt het de verdachte kwalijk dat hij bij het plegen van het feit enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder daarbij na te denken over het voorzienbare gevaar voor schade aan het pand en de impact daarvan op andere personen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar wel voor andersoortige strafbare feiten.
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
15 december 2023. Dit rapport houdt - kort gezegd - het volgende in.
Het delictgedrag van de verdachte heeft te maken met beïnvloeding door negatieve sociale contacten. Er is bij de verdachte sprake van een belast verleden. Hij is hierdoor erg op zoek naar verbinding met en erkenning door anderen, maar hij heeft zich hiervoor tot antisociale contacten gewend. Door het uitvoeren van ‘klusjes’ voor deze contacten kreeg hij naar zijn gevoel respect en waardering van hen, maar hij ziet ook in dat hij voornamelijk door hen werd gebruikt. Hij toont inzicht in zijn situatie en gedrag en hij uit de wens om hier verandering in aan te brengen en om zich van negatieve sociale contacten te distantiëren.
De verdachte zal begeleiding nodig hebben bij het op orde krijgen van zijn zaken. Positief is dat hij graag samen met de jeugdreclassering verder wil werken aan een stabiele toekomst.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De reclassering vermeldt verder in haar rapport dat in een NIFP-rapport van 1 maart 2023, dat is opgemaakt in het kader van een andere strafzaak, is geadviseerd tot een meer intensieve vorm van begeleiding. Er wordt ambulante begeleiding geadviseerd, bij voorkeur door mensen vanuit zijn begeleide woonplek bij Viittaa of een andere ambulante begeleidingsinstelling. Daarnaast wordt ambulante behandeling bij een forensische polikliniek zoals de Waag of een soortgelijke instelling geadviseerd.
De reclassering constateert dat er indicaties zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De verdachte is in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling nog jong en hij heeft begeleiding nodig bij het op orde krijgen van zijn zaken. Hij is kwetsbaar en laat zich, vanuit zijn sterke wens om verbondenheid met anderen te voelen, beïnvloeden door negatieve sociale contacten. Er is sprake van een goed lopend begeleidingstraject bij de jeugdreclassering, dat alle betrokken partijen graag voort zouden willen zetten.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
- meldplicht;
- een vorm van dagbesteding (school of werk);
- een behandeling gericht op het psychosociale functioneren (zoals emotieregulatie,
probleemoplossing, copingvaardigheden);
- een contactverbod met de medeverdachten;
- plaatsing in een begeleide woonvorm.
Als de geadviseerde voorwaarden worden overgenomen, adviseert de reclassering reclasseringstoezicht door de gecertificeerde instelling SAVE (onderdeel van Samen Veilig Midden Nederland).
[naam], jeugdreclasseringswerker bij SAVE, aanwezig ter zitting, verklaart dat hij positief contact heeft met de verdachte. De verdachte is gestart met behandeling vanuit Viittaa. Indien de verdachte bij Viitta zou blijven kan dat voor praktische problemen zorgen, aangezien hij qua verblijfplaats dan niet onder de regio van SAVE valt. Het verzoek is om het reclasseringstoezicht in dat geval over te dragen naar de jeugdreclassering in Amsterdam.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren, maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren reeds had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage van de reclassering, het daarin gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het advies van de reclassering verbinden. Daarnaast legt de rechtbank ambulante behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling als bijzondere voorwaarde op. Voor het opleggen van een locatieverbod bij de Doklaan en een contactverbod met de medeverdachten ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank zal het jeugdreclasseringstoezicht opdragen aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam, nu de verdachte in Amsterdam verblijft.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 186 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, passend. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten wordt hiervan afgetrokken, zodat de verdachte niet meer vast komt te zitten.
Daarnaast zal de rechtbank de in beslag genomen mobiele telefoon en aansteker verbeurd verklaren.
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 46, 47, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 186 dagen, bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam, zo vaak en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt en zal zich op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een (legale) zinvolle dagbesteding met een vaste structuur;
de veroordeelde zal verblijven in de instelling Viittaa of een andere instelling voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, ook als deze inhouden dat de veroordeelde een behandeling zal volgen, gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de jeugdreclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde zal zich voor zijn problematiek onder ambulante behandeling stellen bij forensische psychiatrische polikliniek De Waag of een soortgelijke – door de jeugdreclassering te bepalen – zorgverlener, indien de jeugdreclassering dit nodig vindt, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd als bijkomende straf: de mobiele telefoon en aansteker;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Hameete, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en A.L. Pöll, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 9 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te veroorzaken aan de firma [naam bedrijf] althans een gebouw gelegen aan de [adres 2] met dat opzet
- naar dat gebouw is/zijn gereden en/of gegaan en/of
- een explosief althans een explosieve stof(fen) heeft/hebben meegenomen althans voorhanden heeft/hebben gehad en daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het gebouw gelegen aan de [adres 2] en de omliggende panden en/of woningen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten bewoners van de omliggende gebouwen en/of woningen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 oktober 2023 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven teweegbrengen van een ontploffing (bij de firma [naam bedrijf], althans een gebouw gelegen aan [adres 2]), opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten een explosief, althans (een) explosieve stof(fen), en/of een aansteker bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad