ECLI:NL:RBROT:2024:350

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
FT EA 23-1113
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker heeft opgehouden te betalen en dat er redelijkerwijs te voorzien is dat hij niet in staat zal zijn om zijn schulden te voldoen. De rechtbank heeft ook gekeken naar de goede trouw van de verzoeker in de afgelopen drie jaar en naar de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minnelijk traject is doorlopen, omdat de medewerking van de belastingdienst naar verwachting zal worden geweigerd. Dit is te wijten aan problemen in de boekhouding van de verzoeker, die door een externe boekhouder werd verzorgd. De verzoeker heeft verklaard dat de schulden voornamelijk zijn ontstaan door de coronapandemie, die leidde tot een afname van de vraag en retourzendingen van aankopen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker gemotiveerd is om zijn schulden aan te pakken en dat hij in de toekomst wil voorkomen dat hij opnieuw in de problemen komt. De verzoeker heeft zijn onderneming gestaakt en werkt nu in loondienst, wat bijdraagt aan een stabiele financiële situatie. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de verzoeker toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, met een termijn van 18 maanden, en heeft zij mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling
insolventienummer: [nummer01]
uitspraakdatum: 19 januari 2024
[verzoeker01],
[adres01] ,
[postcode01] [plaats01] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek behandeld ter zitting van
19 januari 2024.
Daarbij zijn verschenen en gehoord:
- [verzoeker01] , verzoeker;
- Moeder van verzoeker;
- [naam01] , schuldhulpverlener.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

Toelating tot de schuldsaneringsregeling
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Verzoeker verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, dan wel dat redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met betaling van zijn schulden. Verzoeker dient daarnaast ten aanzien van zijn schulden in de afgelopen drie jaar voorafgaand aan het verzoekschrift ‘te goeder trouw’ zijn geweest. De rechtbank kan bij deze voorwaarde rekening houden met allerlei omstandigheden. De rechtbank kijkt bijvoorbeeld naar het soort schuld en naar de hoogte van de schuld. Daarnaast wordt gekeken naar het gedrag van verzoeker. Zo wordt gekeken of de schulden verwijtbaar door het eigen handelen van verzoeker zijn ontstaan en wat verzoeker heeft gedaan om haar schulden af te lossen.
De rechtbank stelt vast dat er geen minnelijk traject is doorlopen omdat de medewerking van de belastingdienst naar verwachting zal worden geweigerd omdat niet alle aangiften zijn gedaan. Dit heeft te maken met problemen in de boekhouding. Verzoeker verklaart dat de boekhouding door een externe boekhouder werd verzorgd. Bij het begin van de corona-epidemie heeft hij, bij het aanvragen van overheidssteun, vastgesteld dat de boekhouding niet op de juiste manier was bijgehouden. De oorzaak van de schulden in de eenmanszaak is primair gelegen in de corona-epidemie toen de vraag is ingestort en vele aankopen werden geretourneerd.
Tegenover deze recente en niet te goeder trouw ontstane schulden staat dat verzoeker graag van zijn schulden af wil en gemotiveerd is om aan zijn schulden te werken, en ook in de toekomst te voorkomen dat hij opnieuw in de problemen komt. Voldoende aannemelijk is dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Verzoeker heeft immers de onderneming gestaakt. Middels een boekhoudingsproject met hulp van de gemeente heeft verzoeker met een nieuwe boekhouder zijn boekhouding bijgewerkt. Hij heeft zijn onderneming gestaakt en werkt inmiddels in loondienst. Zijn financiële huishouding is sinds het staken van de onderneming stabiel. De omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan zijn daarmee onder controle gekomen. Verzoeker zal daarom worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Bevoegdheid rechtbank
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verzoeker in Nederland ligt.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt per de datum van dit vonnis de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker01],
geboren op [geboortedatum01] -1986 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ;
De goedkoopste webshop specialist
[website01]
[website02]
de [naam webshop01]
gevestigd [vestigingsadres01] , [postcode02] [vestigingsplaats01] ;
- stelt de termijn van de regeling vast op 18 maanden, te rekenen vanaf
19 januari 2024, waardoor deze termijn eindigt op 19 juli 2025;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder R. de Geus,
gevestigd te Postbus 187,
3330 AD Zwijndrecht;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024. [1]

Voetnoten

1.