ECLI:NL:RBROT:2024:350
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, die in financiële problemen verkeert, heeft een verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker heeft opgehouden te betalen en dat er redelijkerwijs te voorzien is dat hij niet in staat zal zijn om zijn schulden te voldoen. De rechtbank heeft ook gekeken naar de goede trouw van de verzoeker in de afgelopen drie jaar en naar de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minnelijk traject is doorlopen, omdat de medewerking van de belastingdienst naar verwachting zal worden geweigerd. Dit is te wijten aan problemen in de boekhouding van de verzoeker, die door een externe boekhouder werd verzorgd. De verzoeker heeft verklaard dat de schulden voornamelijk zijn ontstaan door de coronapandemie, die leidde tot een afname van de vraag en retourzendingen van aankopen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker gemotiveerd is om zijn schulden aan te pakken en dat hij in de toekomst wil voorkomen dat hij opnieuw in de problemen komt. De verzoeker heeft zijn onderneming gestaakt en werkt nu in loondienst, wat bijdraagt aan een stabiele financiële situatie. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de verzoeker toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, met een termijn van 18 maanden, en heeft zij mr. M. Aukema benoemd tot rechter-commissaris.