ECLI:NL:RBROT:2024:3498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
FT EA 22-1031
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van faillissement naar schuldsanering met afwijzing verzoek eerdere ingangsdatum

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2024 uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker tot opheffing van zijn faillissement, dat op 29 november 2022 was uitgesproken, en de gelijktijdige toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker heeft ter zitting op 21 maart 2024 aangegeven dat hij het Informatieblad Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) heeft ontvangen en dit heeft ondertekend. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende grond is voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het faillissement.

De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en het salaris van de curator vastgesteld op € 12.002,52, exclusief omzetbelasting. De verzoeker heeft aangegeven dat hij in aanmerking wil komen voor een verkorting van de wettelijke termijn van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft dit geïnterpreteerd als een verzoek om een eerdere ingangsdatum van de regeling. Echter, de rechtbank heeft geoordeeld dat de inspanningsverplichting van de partner van de verzoeker niet is nagekomen, wat heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek om een eerdere ingangsdatum.

De rechtbank heeft de ingangsdatum van de wettelijke schuldsaneringsregeling vastgesteld op 3 april 2024, met een looptijd van achttien maanden, eindigend op 3 oktober 2025. De rechtbank heeft ook de rechter-commissaris en de bewindvoerder benoemd en de nodige financiële regelingen getroffen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. C. de Jong, rechter, in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
toepassing schuldsaneringsregeling na faillissement
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 3 april 2024
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker,
curator: mr. J. van Meerkerk.

1.De procedure

Verzoeker heeft een verzoekschrift ingediend tot opheffing van zijn op 29 november 2022 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Ter zitting van 21 maart 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • [naam], de partner van verzoeker;
  • dhr. mr. J. van Meerkerk, curator;
  • mw. J. Uludağ-Visser, faillissementsmedewerker.
Verzoeker heeft het Informatieblad Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) ontvangen en voor instemming ondertekend en afgegeven.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

De rechtbank oordeelt dat er geen, althans onvoldoende, grond is gebleken voor afwijzing van het verzoek tot opheffing van het op 29 november 2022 uitgesproken faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen en het salaris van de curator en de verschotten vaststellen.
De verzoeker heeft ter zitting te kennen gegeven voor een verkorting van de wettelijke termijn van de schuldsaneringsregeling in aanmerking te willen komen. De rechtbank heeft dit begrepen als zijnde een verzoek tot een eerdere ingangsdatum van de regeling. Om voor toewijzing van dit verzoek in aanmerking te komen moet aan de verplichtingen zijn voldaan zoals deze gedurende de regeling van toepassing, specifiek gaat het om de inspanningsverplichting en de afdrachtverplichting. De inspanningsverplichting houdt in dat verzoeker zesendertig uur moet werken en/of vier keer per maand solliciteren. De afdrachtverplichting houdt in dat maximaal afgedragen wordt aan de boedel, rekening houdend met het Vrij te laten bedrag (hierna: Vtlb).
Verzoeker heeft samen met zijn partner sinds februari 2023 afgedragen conform een gezamenlijke Vtlb-berekening. De verzoeker heeft gedurende het faillissement fulltime gewerkt, zijn partner heeft sinds april 2023 parttime gewerkt. Daardoor is niet voldaan aan de inspanningsverplichting door de partner van verzoeker. Omdat verzoeker en partner een gezamenlijke Vtlb-berekening hebben, is niet het maximale afgedragen aan de boedel. De rechtbank wijst daarom het verzoek af en stelt de ingangsdatum van de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling vast op 3 april 2024.

3.De beslissing

De rechtbank:
- heft het faillissement van verzoeker op;
- stelt het salaris van de curator definitief vast op € 12.002,52 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- stelt de verschotten vast op € 0,00 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting) en brengt dit bedrag ten laste van schuldenaar;
- spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
[adres];
- stelt de termijn van de regeling vast op achttien maanden, te rekenen vanaf 3 april 2024, waardoor deze termijn eindigt op 3 oktober 2025;
- benoemt in de schuldsaneringsregeling van schuldenaar tot rechter-commissaris
mr. M. Aukema;
- en stelt aan tot bewindvoerder P.H.L. Adam
postadres: [postadres]
;
- kent toe, voor zover de boedel dit toelaat, een voorschot op de vergoeding van de bewindvoerder van een telkens aan het eind van de maand opeisbaar bedrag. Dit bedrag is gelijk aan 1/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering (Staatsblad 2013, 308) te berekenen vergoeding, verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting;
- geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan schuldenaar gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024.