ECLI:NL:RBROT:2024:3474

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
10-252041-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen/medeplichtigheid bij poging tot diefstal met geweld

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2003 en woonachtig in België, die werd beschuldigd van medeplegen of medeplichtigheid aan een poging tot diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 september 2023, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van medeverdachten naar de woning van het slachtoffer in Rotterdam, waar een gewelddadige inbraak zou hebben plaatsgevonden. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist van de opzet om een woningoverval te plegen, ondanks dat zij de auto bestuurde en betrokken was bij de situatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daarnaast werd de benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij de kosten van de verdediging moest dragen, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-252041-23
Datum uitspraak: 9 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
[postcode] [woonplaats] (België),
raadsvrouw mr. N.S. van der Vliet, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Aan de verdachte is primair ten laste gelegd een poging tot diefstal met geweld in vereniging gepleegd in de ochtend van 29 september 2023 bij een woning in Rotterdam. Subsidiair is ten laste gelegd dat de verdachte daarbij medeplichtig was door de verdachten die geprobeerd hebben dit feit te plegen in haar auto van en naar de desbetreffende woning te vervoeren.
4.1.
Standpunt officier van justitie
Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen verklaard. Uit de verklaringen van de medeverdachten is af te leiden dat zij de bedoeling hadden iets te gaan halen of te stelen. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij eerder die nacht iemand heeft gezien met een tas waarvan zij het gevoel had dat daarin een vuurwapen zat. Deze tas is later door de politie in haar auto aangetroffen. Met haar telefoon is besproken waar de woningoverval moest plaatsvinden. Het is niet met 100% zekerheid vast te stellen dat de verdachte wist van (de inhoud van) die gesprekken, maar zij is wel degene die naar de desbetreffende woning toe is gereden. De verklaring van verdachte waarin zij zegt dat zij niet wist van het plan om een woningoverval te plegen, is ongeloofwaardig. In de gegeven omstandigheden wist zij, of had op zijn minst rekening moeten houden met de mogelijkheid, dat er geweld zou worden gebruikt en toch heeft zij met haar auto de medeverdachten naar de woning gebracht, waar zij iets zouden gaan halen of stelen. Dit maakt haar medeplichtig aan dit geweld.
4.2.
Beoordeling
De aangever heeft verklaard dat er op 29 september 2023 twee personen in zijn woning zijn binnengedrongen, hem hebben geslagen en na een worsteling de woning hebben verlaten. Door getuigen is gezien dat in de directe omgeving van de woning van aangever twee personen naar een auto zijn gerend en zijn ingestapt. De auto is vervolgens weggereden. De verdachte bleek de bestuurder van de auto te zijn.
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld. De verdachte zal daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
De vraag is vervolgens of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot diefstal met geweld door de medeverdachten in haar auto naar en van de woning van de aangever te rijden. Het enige dat de rechtbank in dit kader kan vaststellen, is dat de verdachte inderdaad de auto heeft bestuurd. Niet blijkt dat de verdachte op de hoogte was van het kennelijke plan van de medeverdachten om een woningoverval te plegen. Chatgesprekken daarover zijn weliswaar met de telefoon van de verdachte gevoerd, maar niet blijkt dat de verdachte deze gesprekken zelf heeft gevoerd. Integendeel; de stelling van de verdachte dat zij haar telefoon had uitgeleend aan een van de medeverdachten wordt onderbouwd door het feit dat de chatgesprekken zijn gevoerd met de gebruikersnaam van de medeverdachte. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de medeverdachte zijn eigen telefoon vanaf een zeker moment niet meer heeft gebruikt. De overige door de officier van justitie aangevoerde omstandigheden kunnen wellicht tot de conclusie leiden dat de verdachte naïef is geweest en niet de vereiste oplettendheid in acht heeft genomen, maar dit is onvoldoende om (voorwaardelijk) opzet te kunnen bewijzen.
4.3.
Conclusie
Het onder primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd de heer [slachtoffer 1] , bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.181,17 aan materiële schade, een vergoeding van € 7.000,- aan immateriële schade, alsmede proceskosten, wettelijke rente, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een locatieverbod.
5.1.
Standpunt officier van justitie
Toewijzing van de gehele vordering met wettelijke rente en oplegging de schadevergoedingsmaatregel. Mocht de rechtbank een locatieverbod overwegen, dan kan dit in het kader van de maatregel op grond van 38v Sr worden opgelegd, subsidiair 1 week vervangende hechtenis per overtreding van dit verbod.
5.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 29 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gelegen aan de [straatnaam] , heeft begeven en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] de deur had opengedaan) die woning is binnengedrongen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of voorzien van handschoenen en/of gezichtsbedekkende kleding en/of (daarbij) een capuchon over het hoofd en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de schouder, althans zijn lichaam, heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[mededader 1] en/of [mededader 2] en/of een of meer onbekend gebleven (mede)dader(s)
op of omstreeks 29 september 2023 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of die onbekend gebleven (mede)dader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan die [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of die onbekend gebleven (mede)dader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gelegen aan de [straatnaam] , heeft/hebben begeven en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] de deur had opengedaan) die woning is/zijn binnengedrongen met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of voorzien van handschoenen en/of gezichtsbedekkende kleding en/of (daarbij) een capuchon over het hoofd en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de schouder, althans zijn lichaam, heeft/hebben gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 september 2023 te Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door voornoemde [mededader 2] en/of [mededader 1] en/of onbekend gebleven (mede)dader(s) per auto naar en/of van de plaats van het misdrijf te vervoeren.
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)