ECLI:NL:RBROT:2024:3473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
10-311845-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne

Op 26 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die werkzaam was bij een transportbedrijf in de haven. De verdachte is veroordeeld voor meermalen medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten containers heeft bevraagd en gemonitord, waarin cocaïne is aangetroffen. De verdachte heeft gebruik gemaakt van de inloggegevens van een collega om toegang te krijgen tot het online platform 'MyTerminal' van Hutchison Ports ECT Delta BV. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte vrijwillig heeft ingestemd met procesafspraken die zijn gemaakt tussen hem en de officier van justitie. Deze afspraken hielden in dat het Openbaar Ministerie zou requireren tot vrijspraak voor bepaalde feiten en tot een bewezenverklaring van andere feiten, met een bijbehorende strafoplegging. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft deze eis gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder is veroordeeld. De verdachte heeft zich gedurende een paar maanden schuldig gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer van grote partijen cocaïne, wat een ernstige impact heeft op de samenleving. De rechtbank heeft de opgelegde straf passend en geboden geacht, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-311845-22
Datum uitspraak: 26 maart 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. M. Sculic, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

De officier van justitie en de verdachte hebben procesafspraken gemaakt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming daarvan. De procesafspraken zijn voorafgaand aan de zitting naar de rechtbank gestuurd. Tijdens de inhoudelijke behandeling zijn de gemaakte afspraken met de verdachte en zijn raadsman besproken. De verdachte heeft verklaard dat hij goed begrijpt wat de gemaakte afspraken inhouden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak kunnen hebben. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om akkoord te gaan met het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Ter zitting hebben de verdachte en de officier van justitie bevestigd dat het om de volgende afspraken gaat:
  • het Openbaar Ministerie zal requireren tot vrijspraak voor feit 1 primair en feit 2 primair;
  • het Openbaar Ministerie zal requireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van feit 1 subsidiair wat betreft het zaaksdossier Slipper en feit 2 subsidiair, met dien verstande dat verdachtes opzet zich heeft uitgestrekt tot voorbereidingshandelingen ten aanzien van een hoeveelheid cocaïne;
  • het Openbaar Ministerie zal requireren tot een strafoplegging als hieronder weergegeven;
  • verdachte ziet af van het indienen van onderzoekswensen;
  • door de verdediging worden geen bewijsverweren gevoerd;
  • door de verdediging worden geen strafmaatverweren gevoerd;
  • het Openbaar Ministerie zegt toe de verdachte niet te vervolgen voor soortgelijke feiten over de ten laste gelegde periode;
  • het Openbaar Ministerie zal geen ontnemingsprocedure starten;
  • de verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van zijn straf onttrekken;
  • door de verdediging en het Openbaar Ministerie wordt geen hoger beroep ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken.

4.Eis officier van justitie en standpunt verdediging

De officier van justitie mr. C. Coenen heeft overeenkomstig de procesafspraken gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair (zaaksdossier Slipper) en 2 subsidiair (zaaksdossier Schroefraam) ten laste gelegde wat betreft een hoeveelheid cocaïne;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan de inhoud van de procesafspraken en de rechtbank verzocht deze te volgen.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Vrijspraak en bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu de verdediging geen verweer heeft gevoerd en de rechtbank het onder 1 subsidiair (zaaksdossier Slipper) en 2 subsidiair (zaaksdossier Schroefraam) ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht, zullen deze feiten zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, met dien verstande dat verdachtes opzet zich heeft uitgestrekt tot het verrichten van voorbereidingshandelingen ten aanzien van een hoeveelheid cocaïne.
Dit betekent dat de verdachte van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
De verdachte heeft het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij, in de periode van 26 mei 2022 tot en met 28 mei 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van
een hoeveelheid cocaïne,
- ( zaaksdossier Slipper) zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- zich en/of een ander gelegenheid, en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
door, in afwijking van zijn functiewerkzaamheden bij [naam bedrijf] ,
- de inloggegevens te vragen van het account van zijn collega [persoon A] voor het online platform "MyTerminal" van Hutchison Ports ECT Delta BV en- deze inloggegevens te gebruiken om met haar (persoonlijke) account in te loggen in "MyTerminal" en- (vervolgens) de benodigde verificatiecode op te vragen bij voornoemde [persoon A] , zodat hij daadwerkelijk toegang kreeg tot "MyTerminal" en vervolgens via het persoonlijke account van [persoon A] op "MyTerminal"
- de standaard zeecontainer [containernummer 1] inhoudende slippers, te bevragen (zaaksdossier Slipper) ;
2 subsidiair
hij, in de periode van 28 maart 2022 tot en met 29 maart 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen, van
een hoeveelheidcocaïne (zaaksdossier Schroefraam),
zijnde cocaïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, - zich inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
door, in afwijking van zijn functiewerkzaamheden bij [naam bedrijf] ,
- met zijn account [accountnaam] in te loggen op het online platform "MyTerminal" van Hutchison Ports ECT Delta BV en- de standaard zeecontainer [containernummer 2] inhoudende bananen, te bevragen en/of te monitoren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.subsidiair

medeplegen om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en/of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.

2.subsidiair

medeplegen om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in 2022 gedurende een paar maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan het voorbereiden en bevorderen van de invoer van grote partijen cocaïne binnen het grondgebied van Nederland.
De verdachte, werkzaam bij een transportbedrijf in de Rotterdamse haven, heeft
het bedrijfsaccount van een collega misbruikt om unieke nummers van zeecontainers te raadplegen en daardoor de statussen van deze containers te bekijken. Ook heeft hij op zijn eigen account containers bevraagd en gemonitord. Het raadplegen en monitoren van deze containers behoorde niet tot de werkzaamheden van zijn functie bij dat transportbedrijf. In deze bevraagde containers werd telkens een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
Deze voorbereidingshandelingen zijn noodzakelijk om de daadwerkelijke invoer van cocaïne te realiseren. Daarmee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in cocaïne. Het is algemeen bekend dat de invoer van cocaïne en de handel daarin een bijzonder ontwrichtende invloed hebben op de samenleving. Niet alleen gezondheid en welzijn worden door deze handel nadelig beïnvloed, ook de algemene veiligheid en het financiële stelsel.
De verdachte heeft hiervoor geen oog gehad. Hij heeft geen openheid van zaken gegeven en daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Kennelijk was de verdachte uitsluitend uit op eigen financieel gewin, want het is algemeen bekend dat er grof geld betaald wordt voor dergelijke informatie. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 28 maart 2023 tot aan de einduitspraak in eerste aanleg onder voorwaarden geschorst. Hij heeft zich aan deze voorwaarden gehouden.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De in de procesafspraken overeengekomen gevangenisstraf van 24 maanden doet, mede gelet op de omstandigheid dat is gekozen voor het maken van procesafspraken in voldoende mate recht aan de ernst van de misdrijven en is een redelijke straf in deze zaak voor deze verdachte. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Om de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de overeengekomen straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
twaalf (12) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 26 mei 2022 tot en met 12 juni 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen,
(telkens) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer
- 399,52 kilogram (zaaksdossier Slipper) en/of
- 1002,88 kilogram (zaaksdossier Sleepschip) en/of
- 604,63 kilogram (zaaksdossier Siliconenvet)
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 26 mei 2022 tot en met 12 juni 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren van
- 399,52 kilogram (zaaksdossier Slipper) en/of
- 1002,88 kilogram (zaaksdossier Sleepschip) en/of
- 604,63 kilogram (zaaksdossier Siliconenvet),
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in afwijking van zijn functiewerkzaamheden bij [naam bedrijf] ,
- de inloggegevens te vragen van het account van zijn collega [persoon A] voor het online platform "MyTerminal" van Hutchison Ports ECT Delta BV en/of
- deze inloggegevens te gebruiken om met haar (persoonlijke) account in te loggen in "MyTerminal" en/of
- ( vervolgens) de benodigde verificatiecode op te vragen bij voornoemde [persoon A] , zodat hij daadwerkelijk toegang kreeg tot "MyTerminal"
en/of vervolgens via het persoonlijke account van [persoon A] op "MyTerminal"
- de standaard zeecontainer [containernummer 1] inhoudende slippers, te bevragen (zaaksdossier Slipper) en/of
- de standaard zeecontainer [containernummer 3] inhoudende walnoten, te bevragen (zaaksdossier Sleepschip) en/of
- de standaard zeecontainer [containernummer 4] inhoudende Aloe Vera-gel, te bevragen (zaaksdossier Siliconenvet)
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, in of omstreeks de periode van 28 maart 2022 tot en met 29 maart 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 337,16 kilogram (zaaksdossier Schroefraam),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
(art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 28 maart 2022 tot en met 29 maart 2022, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren van ongeveer 337,16 kilogram cocaïne (zaaksdossier Schroefraam), in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door, in afwijking van zijn functiewerkzaamheden bij [naam bedrijf] ,
- met zijn account [accountnaam] in te loggen op het het online platform "MyTerminal" van Hutchison Ports ECT Delta BV en/of
- de standaard zeecontainer [containernummer 2] inhoudende bananen, te bevragen en/of te monitoren.
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)