ECLI:NL:RBROT:2024:347

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/10/647551 / HA ZA 22-907
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid architect voor gebreken bij woningbouw en uitleg overeenkomst

In deze zaak vorderen eisers, wonende te Diemen, schadevergoeding van de architect [gedaagde02] en zijn besloten vennootschap [gedaagde01] wegens gebreken aan de door hen gebouwde woning. De overeenkomst tussen eisers en [gedaagde02] betreft het ontwerpen van de woning, waarbij eisers stellen dat [gedaagde02] zijn verplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen expliciete afspraken zijn gemaakt over bouwdirectie of toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank concludeert dat [gedaagde02] zich enkel heeft verbonden tot het ontwerpen van de woning en niet tot het voeren van bouwdirectie. De vorderingen van eisers worden afgewezen, omdat er geen grond voor aansprakelijkheid bestaat. De rechtbank wijst ook de vordering tot betaling van proceskosten toe aan [gedaagde02].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/647551 / HA ZA 22-907
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van

1.[eiser01] ,

wonende te Diemen,
2.
[eiser02],
wonende te Diemen,
eisers,
advocaat mr. C.J.H. Anker te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde01],

gevestigd te Rotterdam,
2.
[gedaagde02],
wonende te Rotterdam,
gedaagden,
advocaat mr. H.J. Delhaas te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers01] (in mannelijk enkelvoud), [gedaagde01] en [gedaagde02] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 augustus 2022, met producties 1 tot en met 20;
  • de akte vermeerdering eis tevens akte overlegging producties, met producties 20 tot en met 27;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
  • de zittingsagenda van de rechtbank;
  • de (nadere) schriftelijke oproep van 21 augustus 2023 voor de mondelinge behandeling;
  • de akte overleggen producties van [eisers01] met de juiste versie van productie 6 en producties 28 tot en 31;
  • de akte overlegging producties van [gedaagde02] met producties 5 tot en met 8;
  • de mondelinge behandeling op 16 oktober 2023 en de daarbij door de advocaat van [eisers01] overgelegde spreekaantekeningen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde02] is architect. [gedaagde02] oefende dat beroep aanvankelijk uit vanuit een eenmanszaak onder de naam [bedrijf01] . De eenmanszaak is uitgeschreven in het handelsregister. Sinds 3 december 2019 voert [gedaagde02] zijn werkzaamheden uit via de besloten vennootschap [gedaagde01]
2.2.
[eisers01] hebben een woning laten bouwen in Diemen. In dat kader hebben [gedaagde02] en [eisers01] op 31 juli 2016 een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. De overeenkomst behelst onder meer dat [gedaagde02] een schetsontwerp, voorlopig ontwerp en definitief ontwerp van de woning maakt. De overeenkomst luidt verder, voor zover voor deze zaak van belang, als volgt luidt:
“Binnen onze werkwijze streven we ernaar een volledig pakket aan te bieden, dat betekent van gesprek over wensen en schetsontwerp werken naar een compleet definitief ontwerp dat aan al uw eisen voldoet, daarna de vergunningaanvraag, begeleiding bij de keuze van aannemer en controle tijdens de bouw tot en met de oplevering. Op deze manier hoeft u
zich nergens zorgen om te maken en weet u waar u aan toe bent. In meerdere gesprekken tijdens het proces zullen we u elke keer meenemen in de mogelijkheden zodat u uw droomhuis weet te realiseren, hierbij gebruiken we sinds kort ook Virtual Reality waardoor u al vroeg in het ontwerpproces kunt rondkijken in uw toekomstige woning. Uiteraard is het ook mogelijk om delen van het proces door ons te laten uitvoeren. Een compleet proces zal er globaal als volgt uitzien:
(…)
Vergunningaanvraag
Zodra het definitief ontwerp naar tevredenheid is, zal de vergunning worden aangevraagd. (…) Wij verzorgen hierbij ook de bemiddeling en communicatie met een constructeur voor de constructietekeningen en -berekeningen.
Bestek
Zodra de vergunning goedgekeurd is worden de tekeningen opgewaardeerd tot bestekstekeningen, een technische omschrijving waarin alle materialen en werkwijzen beschreven staan en kleuren- ruimte- en kozijnstoten. Deze documenten worden gebruikt om de aannemer aan te sturen. Op basis van uw wensen wordt hiermee ook een definitieve keuze voor een aannemer gemaakt. Door de technische omschrijving en gedetailleerde tekeningen weet de aannemer precies wat hij moet maken.
Uitvoering.
Zodra de aannemer bekend is, wordt er begonnen met bouwen. Hiervoor worden enkele extra werktekeningen gemaakt voor gebruik tijdens de bouw. In reguliere bouwvergaderingen zullen we de esthetische kwaliteit en uitgangspunten van het ontwerp bewaken en de voortgang bijhouden. Bij eventuele zelfbouw zullen we adviseren in de uitvoering. Ook worden tijdens de uitvoering eventuele productietekeningen van bijvoorbeeld stalen elementen, vloeren of kozijnen gecontroleerd.”
(…)
Hierna is in de overeenkomst de volgende tabel opgenomen:
Daarna gaat de overeenkomst als volgt verder:

Uitsluitingen
In deze aanbieding zijn de volgende producten diensten niet meegenomen:
- Constructieve berekeningen en -tekeningen. Wel zullen we u adviseren en begeleiden bij de de keuze van een constructeur en de communicatie met de constructeur voeren zodat u dit zelf niet hoeft te doen.
(…)
Algemene Voorwaarden
Een eventuele opdracht wordt aanvaard onder de voorwaarden zoals omschreven in de DNR 2011. De DNR 2011 zijn standaardvoorwaarden die de rechtsverhouding tussen opdrachtgever-architect, ingenieur en adviseur regelt. Een exemplaar van de DNR 2011 kunt u inzien via www.studiomarchitectuur.nl/dnr2011.”
2.3.
De DNR 2011 bevatten een bepaling die de aansprakelijkheid van de opdrachtgever beperkt tot een bepaald bedrag, afhankelijk van het bedrag dat de opdrachtgever voor zijn diensten rekent.
2.4.
Op 7 april 2017 heeft [eisers01] een aannemingsovereenkomst voor de bouw van de woning gesloten met Van der Veldt Bouwservice. Aan deze aannemingsovereenkomst is slechts deels uitvoering gegeven als gevolg van het faillissement van Van der Veldt Bouwservice op 22 mei 2018.
2.5.
Na het stilleggen van de werkzaamheden door Van der Veldt Bouwservice heeft [eisers01] de woning in eigen beheer afgebouwd.
2.6.
In een brief van 10 augustus 2020 heeft [eisers01] [gedaagde02] aansprakelijk gesteld voor schade door gesteld toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde02] in zijn verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst. [eisers01] verwijt [gedaagde02] in deze brief onder meer dat (ontwerp)- en constructiefouten zijn opgetreden, dat hij de uitvoering van het werk niet voldoende heeft gecontroleerd en bijgestuurd en dat hij niet heeft voldaan aan zijn informatie- en waarschuwingsplicht.
2.7.
[eisers01] heeft Abricon Bouwkundig Advies & Mediation (hierna: Abricon) en Bureau voor Bouwpathologie onderzoek laten doen naar gebreken aan de woning. Bij het onderzoek van Bureau voor Bouwpathologie was namens de verzekeraar van [gedaagde02]
ing. [naam01] (hierna: [naam01] ) aanwezig. In deze onderzoeken is er vanuit gegaan dat [gedaagde02] op grond van de overeenkomst toezicht moest houden op de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. In het rapport van zowel Abricon als Bureau voor Bouwpathologie (van 13 april 2021 respectievelijk 26 april 2022) luidt de conclusie, kort gezegd, dat [gedaagde02] die toezichthoudende taak onvoldoende heeft uitgevoerd.
2.8.
In een “beoordelingsrapport” van 21 maart 2023 is [naam01] namens [gedaagde02] ingegaan op de door [eisers01] aan [gedaagde02] gemaakte verwijten. De conclusies van [naam01] komen er, kort weergegeven, op neer dat [gedaagde02] geen ontwerpfouten heeft gemaakt en/of dat van gebreken geen sprake is.

3.De vordering

3.1.
Na wijziging van eis vordert [eisers01] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad om:
a. [gedaagde01] te veroordelen om aan [eisers01] te betalen een bedrag van € 289.320,17, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 10 augustus 2020, althans 24 augustus 2020, althans 12 oktober 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding c.q. indiening van de akte vermeerdering eis, tot aan de dag der algehele voldoening;
b. [gedaagde01] te veroordelen om aan [eisers01] te betalen een bedrag van € 3.758,20 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. [gedaagde01] te veroordelen tot het betalen een bedrag van € 8.070,70 aan deskundigenkosten;
d. [gedaagde01] te veroordelen in de kosten van deze procedure, het salaris en nasalaris van de advocaat daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde02] en [gedaagde01] voeren verweer. Zij concluderen - verkort weergegeven - tot afwijzing van de vorderingen van [eisers01] en tot veroordeling van [eisers01] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.

4.De beoordeling

Vermeerdering van eis

4.1.
Naar het oordeel van de rechter is de vermeerdering van eis - gezien haar aard en strekking - niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Er zal dan ook recht worden gedaan op de vermeerderde eis.
Positie [gedaagde01]
4.2.
[eisers01] heeft zijn vorderingen ingesteld tegen zowel [gedaagde02] als [gedaagde01] Volgens [eisers01] is [gedaagde01] de rechtsopvolger van [gedaagde02] . Omdat niet duidelijk is of [gedaagde01] in de volledige rechten en verplichtingen van [gedaagde02] is getreden, heeft [eisers01] zowel [gedaagde02] als [gedaagde01] aangesproken. Volgens [gedaagde02] is de overeenkomst door hem gesloten vanuit zijn eenmanszaak en is de overeenkomst niet overgegaan naar de besloten vennootschap [gedaagde01]
4.3.
Dat de onderneming van de eenmanszaak is ingebracht in [gedaagde01] , betekent nog niet zonder meer dat [eisers01] (ook) [gedaagde01] als contractspartij kan aanspreken voor het (gestelde) niet nakomen van de verplichtingen voortvloeiend uit de tussen [eisers01] en [gedaagde02] gesloten overeenkomst. Uit de in het geding gebrachte stukken kan niet worden afgeleid dat [eisers01] dergelijke aanspraken (ook) heeft op [gedaagde01] Dat sprake zou zijn van een contractsovername door [gedaagde01] van de contractspositie van [gedaagde02] waarmee [eisers01] zouden hebben ingestemd, is niet gesteld of gebleken. Evenmin is gesteld of gebleken dat [gedaagde01] anderszins contractspartij is geworden van [eisers01] bijvoorbeeld door latere toetreding tot de bestaande overeenkomst tussen [eisers01] en [gedaagde02] op grond van een nadere afspraak. Dit betekent dat de vorderingen voor zover deze zijn ingesteld tegen [gedaagde01] moeten worden afgewezen.
4.4.
Hetgeen hierna wordt overwogen heeft dan ook alleen betrekking op [gedaagde02] .
Geen bouwdirectievoering of bouwbegeleiding overeengekomen.
4.5.
In deze zaak vordert [eisers01] vergoeding van schade door [gedaagde02] . Aan de woning kleven diverse gebreken die volgens [eisers01] het gevolg zijn van het niet naar behoren nakomen van de overeenkomst door [gedaagde02] . In het bijzonder voert [eisers01] aan dat [gedaagde02] zijn taak van bouwdirectievoerder niet goed heeft uitgevoerd. Daardoor zijn een aantal zaken in de uitvoeringsfase van de bouw volgens [eisers01] verkeerd gegaan, met schade tot gevolg.
4.6.
[gedaagde02] betwist dat hij op grond van de overeenkomst toezicht moest houden op de bouw zoals een bouwdirectievoerder dat doet. Volgens [gedaagde02] heeft hij zich bij de overeenkomst verbonden om een woning te ontwerpen. Daarnaast heeft [gedaagde02] nog een aantal andere taken op zich genomen, zo volgt uit de offerte. Dat zijn taken die volgens [gedaagde02] bij het werk van een architect horen, zoals het regelmatig bijwonen van bouwvergadering en het geven van een beoordeling of advies. Dat betekent volgens [gedaagde02] niet dat hij het gehele door de aannemer uit te voeren bouwproces moest controleren.
4.7.
Om te kunnen vaststellen of [gedaagde02] één of meer verbintenissen uit de overeenkomst niet is nagekomen, moet eerst worden vastgesteld welke verbintenissen [gedaagde02] bij de overeenkomst op zich heeft genomen. Niet in geschil is dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten. Evenmin in geschil is dat [gedaagde02] zich bij die overeenkomst (in ieder geval) heeft verbonden een woning voor [eisers01] te ontwerpen. Partijen verschillen van mening over de vraag welke verbintenissen verder nog uit die overeenkomst voortvloeien. Door uitleg van de overeenkomst moet worden vastgesteld wat partijen met elkaar zijn overeengekomen. Bij die uitleg komt het aan op wat partijen over en weer hebben verklaard en op de zin die zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs over en weer aan die verklaringen en de in die overeenkomst vervatte bedingen mochten toekennen. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en de kennis van het recht die van hen mag worden verwacht.
4.8.
[eisers01] is als particulier een overeenkomst aangegaan met [gedaagde02] in zijn professionele hoedanigheid van architect. Vanuit dat perspectief moet worden beoordeeld wat [eisers01] redelijkerwijs van [gedaagde02] mocht verwachten. Daarbij rust de bewijslast van de betwiste stelling dat [gedaagde02] zich heeft verbonden bouwdirectie te voeren op [eisers01] , nu [eisers01] zich op de rechtsgevolgen van die stelling beroept.
4.9.
Vooropgesteld wordt dat, zo is ter zitting gebleken, tussen partijen voorafgaand of bij het sluiten van de overeenkomst niet met zoveel woorden is gesproken over directievoering of het controleren van de bouwwerkzaamheden door [gedaagde02] . De overeenkomst zelf - dat wil zeggen de ondertekende offerte - noemt het woord bouwdirectie, bouwbegeleiding of enige andere term van vergelijkbare betekenis niet. [gedaagde02] heeft het in de offerte weliswaar over een volledig pakket van, kortgezegd, schetsontwerp tot controle bij de bouw en oplevering, waarbij de opdrachtgever zich nergens zorgen over hoeft te maken, maar in de daaropvolgende tabel wordt nader omschreven wat de betrokkenheid van [gedaagde02] in elke fase van de bouw concreet inhoudt. Onder “Uitvoering” staat dat [gedaagde02] in die fase de “esthetische kwaliteit en uitgangspunten van het ontwerp [bewaakt]” en de voortgang bijhoudt en eventuele productietekeningen controleert. Uit die omschrijving kan niet worden afgeleid dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen hadden dat [gedaagde02] een uitgebreide, controlerende rol vergelijkbaar met die van een bouwdirectievoerder op zich zou nemen tijdens de uitvoeringsfase. De opmerkingen over het “volledige pakket” en het zich nergens zorgen over hoeven maken, konden en mochten [eisers01] in de context van de volledige tekst van de overeenkomst niet zo begrijpen dat [gedaagde02] bouwdirectie zou voeren. Dat wordt niet anders doordat geen andere partij als bouwdirectievoerder/-begeleider is aangesteld door [eisers01]
4.10.
Behalve uit de omschrijving van de werkzaamheden in de offerte, had het [gedaagde02] ook uit de opbouw van het offertebedrag duidelijk moeten zijn dat [gedaagde02] geen bouwdirectie zou voeren. Uit die opbouw (zie het schema onder 2.2 van de vaststaande feiten) volgt dat de grootste deel van het offertebedrag betrekking heeft op de ontwerpfases. In die fases gingen kennelijk de meeste arbeid voor [gedaagde02] zitten. Dat is ook begrijpelijk aangezien [gedaagde02] als architect is ingeschakeld om een woning te ontwerpen. Voor de werkzaamheden onder “Uitvoering” is in de offerte een bedrag opgenomen van € 1.500,-. Dat is een relatief klein deel van het totale offertebedrag. Ook zonder specifieke kennis had het voor [eisers01] duidelijk kunnen en moeten zijn dat [gedaagde02] voor dat bedrag geen bouwdirectie zou voeren voor de bouw van een volledig nieuwe woning. Dat bedrag valt niet te relateren aan een uitgebreide controlerende en sturende taak, waarbij zeer frequente aanwezigheid op de bouwplaats noodzakelijk is. Hier komt nog bij dat onbetwist vaststaat dat [gedaagde02] het bedrag van € 1.500,- ook niet in rekening heeft gebracht omdat van een formele oplevering door het faillissement van Van der Veldt Bouwservice geen sprake is geweest en [eisers01] het huis zelf heeft afgebouwd.
4.11.
Mogelijk heeft [gedaagde02] werkzaamheden verricht die verder gingen dan wat hij op grond van de overeenkomst moest doen. Daaruit kan evenwel niet worden afgeleid dat hij daarmee (alsnog) een niet bij zijn functie van architect behorende rol als bouwdirectievoerder, met de daarbij behorende verantwoordelijkheden op zich heeft genomen. Om te kunnen aannemen dat [gedaagde02] een dergelijke rol met verstrekkende verantwoordelijkheden op zich nam, moet sprake zijn van concrete afspraken op dat punt, bijvoorbeeld ten aanzien van de prijs voor die (extra) werkzaamheden. Gesteld noch gebleken is dat zulke afspraken zijn gemaakt, niet ten tijde van het sluiten van de overeenkomst en ook niet erna, bijvoorbeeld na het faillissement van van der Veldt Bouwservice waarna [eisers01] de afbouw zelf ter hand hebben genomen. Dat [gedaagde02] betrokken was bij de bouw, zoals volgt uit de door [eisers01] als productie 18 in geding gebrachte e-mailcorrespondentie, is daarvoor onvoldoende. Aangenomen moet dan ook worden dat [gedaagde02] deze werkzaamheden vervulde in het kader van de uitvoering van zijn taken als architect. Dat hij daarbij zeer hulpvaardig was, betekent niet dat hij andere dan de overeengekomen contractuele verantwoordelijkheden op zich heeft genomen. Voor een aantal van de in dit kader ter zitting door [eisers01] genoemde werkzaamheden, zoals het opvragen van offertes en goedkeuren voor tekenwerk van derden, lijkt bovendien wel een basis te vinden in de overeenkomst. Niet onderbouwd is tenslotte dat dit taken zijn die specifiek passen bij het voeren van bouwdirectie.
4.12.
Indien partijen waren overeengekomen dat [gedaagde02] het werk van (onder meer) Van der Veldt Bouwservice moest controleren zoals [eisers01] stelt, had het bovendien voor de hand gelegen dat tussen partijen een gesprek zou zijn gevoerd toen Van der Veldt Bouwservice in 2018 haar werkzaamheden staakte en [eisers01] de woning zelf ging afbouwen. Vanaf dat moment zou immers, de lezing van [eisers01] volgend, niet langer sprake kunnen zijn van het controleren van Van der Veldt Bouwservice door [gedaagde02] . Gesteld noch gebleken is dat toen een gesprek heeft plaatsgevonden over een gewijzigde rol voor [gedaagde02] .
4.13.
Niet gebleken is dus dat [gedaagde02] zich in de overeenkomst of daarna heeft verbonden tot het voeren van bouwdirectie of bouwbegeleiding. [gedaagde02] heeft zich slechts verbonden in de uitvoeringsfase de esthetische kwaliteit en uitgangspunten te bewaken en de voortgang van de bouw bij te houden. Dat is een (veel) minder vergaande taak dan het controleren van de kwaliteit van het uitgevoerde werk zoals dat bij bouwdirectie gebruikelijk is. [gedaagde02] kan dan ook in beginsel niet worden aangesproken voor eventuele gebreken in de uitvoering van het werk op de grondslag dat hij als directievoerder onvoldoende toezicht heeft gehouden op die uitvoering. Voor uitvoeringsfouten is in de eerste plaats de aannemer die het werk uitvoerde aansprakelijk. Wel is [gedaagde02] verantwoordelijk voor de juistheid van de door hem conform de overeenkomst opgestelde en gecontroleerde (ontwerp)tekeningen. Tegen deze achtergrond zullen hierna de door [eisers01] gestelde gebreken (en bijbehorende schadevorderingen) worden beoordeeld.
4.14.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat de door [eisers01] in de dagvaarding aangehaalde regeling over de toerekenbare tekortkoming in de DNR overeenkomt met de wettelijke regeling van de toerekenbare tekortkoming (artikel 6:74 en 6:75 BW). De vraag of de DNR op de overeenkomst van toepassing zijn, is voor de beoordeling van de vraag of sprake is van toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde02] dan ook niet relevant. De vraag of de DNR op de overeenkomst van toepassing zijn, wordt vooralsnog dan ook buiten beschouwing gelaten.
Verbinding stalen frame aan fundering en verbinding beplating aan stalen frame; [gedaagde02] niet aansprakelijk
4.15.
Uit onderzoeken die [eisers01] heeft laten uitvoeren volgt volgens hem dat geen of niet voldoende lijmankers zijn aangebracht om het stalen frame van de woning aan de fundering vast te maken. Daardoor staat de woning volgens [eisers01] los op de fundering. Daarnaast is de beplating volgens [eisers01] niet met een nagelafstand van tien centimeter bevestigd aan het stalen frame, maar met een veel grotere nagelafstand. Dat kan volgens [eisers01] tot vervorming van de framestijlen leiden.
4.16.
[gedaagde02] betwist dat sprake is van de door [eisers01] gestelde constructiefouten. Daarnaast betwist [gedaagde02] gemotiveerd dat hij als architect eventuele ondeugdelijkheden in de hier bedoelde verbindingen had kunnen en moeten opmerken.
4.17.
Tegen de achtergrond van hetgeen in 4.13 is overwogen over de aard en omvang van de contractuele verplichtingen van [gedaagde02] , heeft [eisers01] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde02] c.s. aansprakelijk is voor de hier bedoelde gebreken. Gesteld noch gebleken is dat het ontwerp van [gedaagde02] niet goed was. Integendeel, in het kopje over dit gebrek in de dagvaarding benoemt [eisers01] dat de “fundatie niet [is] uitgevoerd conform tekening”. Het gaat hier kennelijk dus over een gebrek in de wijze waarop de bouwwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Dat is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de aannemer die die werkzaamheden heeft uitgevoerd. De ter zitting door [eisers01] naar voren gebrachte stelling dat het aanbrengen van een juiste verankering een kernverplichting is van [gedaagde02] , is tegen die achtergrond onbegrijpelijk en onjuist. [eisers01] heeft vervolgens ook onvoldoende concreet toegelicht dat [gedaagde02] in de beperkte (bewakende) rol die hij in de uitvoeringsfase had, de hier bedoelde gebreken had kunnen en moeten signaleren. Dat [gedaagde02] in dit kader niet de zorg in acht heeft genomen die van een goed opdrachtnemer mag worden verwacht is evenmin gebleken. Voor eventuele schade die door deze gebreken is ontstaan, is [gedaagde02] dan ook niet aansprakelijk.
Stalen portalen op kelderdek: [gedaagde02] niet aansprakelijk
4.18.
Dit gebrek ziet, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van partijen, op een opening voor schuifdeuren die groter moest worden gemaakt dan aanvankelijk was voorzien. Om doorzakken van het plafond boven deze opening te voorkomen, zijn twee extra stalen portalen geplaatst. Eén of beide portalen rusten op het kelderdek. Dat kelderdek is daar volgens [eisers01] niet op berekend.
4.19.
[eisers01] is er niet duidelijk over wat zij [gedaagde02] hier nu precies verwijt. In de dagvaarding stelt [eisers01] dat de gewijzigde uitvoering van het werk onvoldoende constructieve onderbouwing had en dat het ontwerp onvoldoende was uitgewerkt. [gedaagde02] had dat volgens [eisers01] moeten signaleren en vervolgens moeten bijsturen. In de akte wijziging eis heeft [eisers01] hieraan toegevoegd dat [gedaagde02] de (constructie)tekeningen niet heeft aangepast toen duidelijk was dat de opening voor de deuren groter werd. [gedaagde02] heeft daar tegenovergesteld dat hij niet degene was die voor constructieberekeningen moest zorgen, maar dat dat constructeur Burinco was. Volgens [gedaagde02] heeft Burinco ook daadwerkelijk constructieberekeningen gemaakt voor de gewijzigde uitvoering van het werk. Daaruit en uit de bevindingen van [naam01] volgt volgens [gedaagde02] dat de constructie in orde is. In het licht van die gemotiveerde betwisting heeft [eisers01] onvoldoende concreet onderbouwd en toegelicht dat [gedaagde02] hier een verwijt treft. Dat betekent dat een grondslag voor aansprakelijkheid van [gedaagde02] ontbreekt voor eventuele schade die [eisers01] lijdt als gevolg van dit gebrek.
Onjuiste plafondhoogte benedenverdieping: [gedaagde02] niet aansprakelijk
4.20.
In de dagvaarding heeft [eisers01] naar voren gebracht dat de hoogte van het plafond van de begane grond lager is dan de op de tekeningen aangegeven 2600 mm. Volgens [eisers01] komt dat doordat de kelder te hoog is geplaatst. [gedaagde02] had dit moeten signaleren en vervolgens bijsturen, aldus [eisers01]
4.21.
[gedaagde02] heeft aangevoerd dat de vermoedelijke oorzaak hiervan de hogere ligging van de kelderbak is, wat volgens [gedaagde02] een uitvoeringsfout van de aannemer is. [gedaagde02] betwist dat hij dit had moeten opmerken.
4.22.
[eisers01] heeft in het licht van de betwisting van [gedaagde02] onvoldoende onderbouwd en toegelicht dat [gedaagde02] , gelet op de verplichtingen die hij bij de overeenkomst op zich heeft genomen, in dit kader iets te verwijten valt. Niet gebleken is dat [gedaagde02] deze afwijkende verdiepingshoogte had kunnen of moeten signaleren. Voor aansprakelijkheid van [gedaagde02] ontbreekt dus een grondslag.
Foute situering garage; [gedaagde02] niet aansprakelijk
4.23.
Ter zitting heeft [eisers01] desgevraagd naar voren gebracht dat het verwijt dat hij [gedaagde02] hier maakt, is dat de garage niet conform de tekeningen met een verspringing naast de woning is gebouwd. Naar de rechtbank begrijpt heeft dit ertoe geleid dat de muur tussen de woning en de garage niet voldoende is geïsoleerd. [gedaagde02] heeft dit ten onrechte niet gesignaleerd dan wel bijgestuurd, aldus [eisers01] Het alsnog aanbrengen van de isolatie kost volgens [eisers01] € 750,- en [gedaagde02] is hiervoor aansprakelijk. [gedaagde02] heeft niet betwist dat de garage niet met een verspringing naast de woning is gebouwd zoals het ontwerp vermeldt, maar dit zou volgens hem het gevolg zijn van de door de aannemer gemaakte werktekeningen. Los van de vraag wie voor het “verspringen” aansprakelijk is en of [gedaagde02] dit tijdig had moeten en kunnen signaleren, geldt dat [gedaagde02] heeft aangevoerd dat [eisers01] de gestelde kosten van € 750,- óók bij een juiste uitvoering conform het ontwerp, zou hebben moeten maken en dat van schade op dit punt daarom geen sprake is. Dit is door [eisers01] niet nader betwist en staat daarom vast. Dit betekent dat de vordering ook op dit punt wordt afgewezen.
Dakafschot onvoldoende; [gedaagde02] niet aansprakelijk
4.24.
Volgens [eisers01] loopt het water op het dak van de woning door een te beperkt afschot niet goed naar de afvoeren en blijft er teveel water op het dak staan. Daarnaast zijn de stadsuitlopen volgens [eisers01] te hoog gepositioneerd, wat de afwatering ook belemmert.
4.25.
Ter zitting is door één van de door [eisers01] meegebrachte deskundigen naar voren gebracht dat het ontwerp wel klopte, maar de uitvoering van het ontwerp niet. Kennelijk is dus geen sprake van een fout in de door [gedaagde02] gemaakte tekeningen, zodat op die grond geen aansprakelijkheid van [gedaagde02] bestaat. [gedaagde02] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een uitvoeringsfout die hij had moeten signaleren. [eisers01] heeft daar tegenover onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat [gedaagde02] een eventuele uitvoeringsfout op dit punt wel had moeten opmerken, gelet op zijn beperkte taak van bewaking van het bouwproces. Daarmee ontbreekt een grondslag voor aansprakelijkheid van [gedaagde02] voor dit (gestelde) euvel.
Conclusie
4.26.
De conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van [eisers01] zullen worden afgewezen omdat er geen grond voor aansprakelijkheid bestaat. Voor toewijzing van de vordering van [eisers01] tot betaling door [eisers01] van buitengerechtelijke (deskundigen)kosten is dan ook geen plaats.
Proceskosten
4.27.
[eisers01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde02] . Tot aan dit vonnis worden die proceskosten [gedaagde02] als volgt vastgesteld:
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 1.532,00 (2 punten x € 766,00)
- nakosten € 173,00 (plus verhoging als vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.542,00.
4.28.
De door [gedaagde02] gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen op de wijze als in de beslissing aangegeven.
4.29.
De proceskostenveroordeling zal, zoals door [gedaagde02] gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1.
wijst af de vorderingen van [eisers01] ;
5.2.
veroordeelt [eisers01] in de aan de zijde van [gedaagde02] gevallen proceskosten, hierbij vastgesteld op een bedrag van € 4.542,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eisers01] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eisers01] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt [eisers01] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als hij deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving voldoet;
5.4.
verklaart 5.2 en 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
1861/3455