ECLI:NL:RBROT:2024:341

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
10/258529-23; 10/044703-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden voor verboden wapenbezit, voorhanden hebben verdovende middelen, belediging en wederspannigheid

Op 22 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01], die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder verboden wapenbezit, het voorhanden hebben van verdovende middelen, belediging van ambtenaren en wederspannigheid. De verdachte is op 3 oktober 2023 betrapt op het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, evenals cocaïne en hennep, in een schuur die hij huurde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze verboden middelen en wapens, ondanks zijn ontkenning. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en het meewerken aan een behandeling voor middelengebruik. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 300,- toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/258529-23; 10/044703-23
Parketnummer TUL: 10/711023-20
Datum uitspraak: 22 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/258529-23 en 10/044703-23 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest;
  • het onttrekken aan het verkeer van de in beslag genomen verdovende middelen en munitie en het in beslag genomen vuurwapen;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/711023-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder parketnummer 10/258529-23 onder 3 tenlastegelegde (voorhanden hebben hennep) en het onder parketnummer 10/044703-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde (belediging en wederspannigheid met letsel) heeft de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 10/258529-23, feiten 1 en 2 (voorhanden hebben wapen en cocaïne)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder parketnummer 10/258529-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van het in de schuur aangetroffen vuurwapen en de cocaïne.
4.2.2.
Beoordeling
Op 3 oktober 2023 observeerden verbalisanten een woning in [plaats01] van waaruit mogelijk in verdovende middelen zou worden gehandeld. Zij zagen daar een man aan komen fietsen, de woning binnengaan en circa één minuut later de woning weer uitkomen met een witte tas. De man bleek later de verdachte te zijn. De verbalisanten zijn de verdachte gevolgd en zagen hem vervolgens in de deuropening van een schuur naast het portiek [adres portiek01] tot en met 173 staan. Van de verdachte was bekend dat hij aan de [adres01] woonde. De verbalisanten zagen dat de verdachte de schuurdeur met de sleutel op slot draaide en vervolgens zonder witte tas de portiek in ging. Hierdoor kregen zij het vermoeden dat de verdachte de tas in de schuur had gezet. Bij het betreden van de schuur roken de verbalisanten een hennepgeur, afkomstig uit een rode tas, die in de schuur stond. Tijdens de doorzoeking van de schuur werden in deze rode tas 80 gram hennep, 100,3 gram cocaïne en een vuurwapen met munitie aangetroffen. In de witte tas werd niets ter zake dienende aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat hij niets afwist van de rode tas of van de daarin aangetroffen cocaïne, munitie en het vuurwapen. De verdachte heeft verder verklaard dat de aangetroffen hennep van hem is, maar dat hij niet weet hoe dat in de rode tas terecht is gekomen. Verder heeft de verdachte verklaard dat enkel zijn moeder en hij een sleutel van de schuur hadden, dat zijn moeder - met haar sleutel - in die periode op vakantie was en dat hij zijn schuur niet altijd op slot doet als hij een korte periode van huis is.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het aangetroffen vuurwapen met munitie en de aangetroffen cocaïne voorhanden/aanwezig heeft gehad. De rode tas stond in de afgesloten schuur van de verdachte en op het moment van aantreffen van deze tas was de verdachte de enige persoon met een sleutel van deze schuur. Kort voordat zij de schuur betraden en doorzochten, zagen verbalisanten dat de verdachte de schuur verliet en met de sleutel afsloot. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat – anders dan de verdachte suggereert – een andere persoon dan de verdachte in de schuur is geweest. De verdachte heeft verklaard dat de in de tas aangetroffen hennep van hem is. Deze hennep lag op de bodem van de tas met andere goederen daarbovenop. Ook het vuurwapen en de cocaïne zaten in de tas. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen, de munitie en de cocaïne in de schuur.
4.2.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/258529-23 onder 1 en 2 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
onder parketnummer 10/25529-23
1
hij op 3 oktober 2023 te [plaats01] ,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN model 1922 kaliber 9mm Browning, en munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
- kogelpatronen, kaliber 6mm flobert en
- zes kogelpatronen, kaliber 9mm browning,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op 3 oktober 2023 te [plaats01] , gemeente Nissewaard,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100,3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 3 oktober 2023 te [plaats01] , gemeente Nissewaard,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 80 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
onder parketnummer 10/044703-23
1
hij op 13 februari 2023 te [plaats01] ,
opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [naam01] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam) en [naam02] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd
door hun de woorden toe te voegen: ''Kankerflikker, beiden jullie kankermoeders!'' en ''Jullie zijn echt kankerlijers!'', althans woorden van gelijke beledigende aard enstrekking en door die [naam01] en [naam02] te bespugen;
2
hij op 13 februari 2023 te [plaats01] ,
zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam03] (inspecteur bij de politie Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
haarbediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
terwijl hij, verdachte, door die [naam03] gefixeerd werd onder die [naam03] uit te kruipen , terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een wond op de duim bij die [naam03] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer 10/258529-23
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
onder parketnummer 10/044703-23
1.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
2.
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Met vuurwapens worden ernstige delicten gepleegd. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met name in de grote steden begint een steeds groter probleem te worden. Niet zelden leidt het bezit van een vuurwapen tot het daadwerkelijke gebruik daarvan. Dit soort feiten brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. Daarnaast heeft de verdachte ongeveer 100 gram cocaïne en 80 gram hennep voorhanden gehad. Algemeen bekend is dat drugs grote gezondheidsrisico’s meebrengen voor de gebruikers ervan en daarnaast direct en indirect de oorzaak zijn van vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het beledigen en bespugen van verbalisanten en het plegen van verzet bij zijn aanhouding, waardoor een verbalisant letsel heeft opgelopen. Met deze strafbare feiten laat de verdachte zien dat hij geen respect heeft voor politieambtenaren die in de rechtmatige uitoefening van hun functie ter plaatse kwamen omdat er zorgen bestonden over de toestand van zijn ex-vriendin met wie die dag de relatie was geëindigd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 6 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 januari 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte was eerder driemaal in contact met justitie. De reclassering heeft meerdere probleemgebieden gesignaleerd. Er is sprake van fors softdrugsgebruik. De verdachte heeft niet de wil dit nader onder de loep te nemen of aan te pakken. Hij noemt het zelf verslaving en heeft er geen moeite mee. Daarnaast ontbreekt een nuttige dagbesteding en daardoor ook een inkomen. De verdachte heeft nu mondjesmaat wat geld door het helpen van een vriend. De verdachte heeft eerder hulpverlening gehad, met name tussen 2018 en 2020. Volgens de verdachte heeft dit geen nut gehad. Ook het opgelegde contact met de jeugdreclassering heeft volgens hem geen bijdrage geleverd in zijn bestaan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen verdovende middelen en het in beslag genomen vuurwapen te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor door de politie afstand gedaan van alle in beslag genomen strafbare zaken. De rechtbank hoeft derhalve geen beslissing meer te nemen op het beslag.

9.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het onder parketnummer 10/044703-23 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 600,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voorts heeft de officier van justitie verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen.
9.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 300,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de schade gelet op vergelijkbare gevallen zoals die in de ANWB-smartengeldgids. De benadeelde partij zal voor het overige nietontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 februari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een aanzienlijk deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij ter zake van immateriële schade een vergoeding betalen van € 300,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 25 juni 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld - voor zover van belang - tot twee weken jeugddetentie, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 10 juli 2021.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het voorwaardelijke strafdeel geheel ten uitvoer te leggen.
10.3.
Beoordeling
De hierboven onder parketnummer 10/044703-23 bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van die bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank ziet in dit geval echter redenen om dat niet te doen. De feiten waarvoor de verdachte de voorwaardelijke straf heeft opgelegd gekregen, hebben zich enige tijd geleden afgespeeld in een andere context en in een andere levensfase van de verdachte. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom afwijzen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 181, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummers 10/258529-23 en 10/04470323 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te melden bij de reclassering, zo lang en zo frequent als de reclassering dat nodig acht. De reclassering zal contact opnemen met de veroordeelde voor de eerste afspraak. De veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De veroordeelde is verantwoordelijk telefonisch en per post bereikbaar te zijn;
indien ten tijde van het toezicht een behandeling aangaande het psychisch welzijn en/of het middelengebruik van de veroordeelde aan de orde blijkt, krijgt de veroordeelde de verplichting mee te werken aan een intakegesprek. Als hieruit een behandeladvies voortvloeit, krijgt de veroordeelde de verplichting zich op een meewerkende wijze op te stellen en krijgt hij de inspanningsverplichting de behandeling positief af te ronden. De zorgverlenende instantie wordt door de reclassering bepaald. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van de juiste opleiding, betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik beter in beeld te krijgen en zo mogelijk beter te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] te betalen een bedrag van
€ 300,- (zegge: driehonderd euro)ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 300,-(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur
van 6 (zes) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 25 juni 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. P. Joele en I. Bouter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/258529-23 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te [plaats01] ,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk FN model 1922 kaliber 9mm Browning, en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten
- een of meerdere kogelpatronen, kaliber 6mm flobert en/of
- zes kogelpatronen, kaliber 9mm browning,
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te [plaats01] , gemeente Nissewaard,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te [plaats01] , gemeente Nissewaard,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 80 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Aan de verdachte wordt onder parketnummer 10/044703-23 ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 februari 2023 te [plaats01] ,
opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [naam01] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam) en/of [naam02] (hoofdagent bij de politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd
door hem/hun de woorden toe te voegen: ''Kankerflikker, beiden jullie kankermoeders!'' en/of ''Jullie zijn echt kankerlijers!'', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door die [naam01] en/of [naam02] te bespugen;
2
hij op of omstreeks 13 februari 2023 te [plaats01] ,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam03] (inspecteur bij de politie Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
terwijl hij, verdachte, door die [naam03] gefixeerd werd onder die [naam03] uit te kruipen en/of met zijn benen (meermaals) schoppende/trappende bewegingen te maken richting die [naam03] , terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een of meerdere blauwe plekken op de arm(en) en/of een wond op de duim bij die [naam03] ten gevolge heeft gehad.