ECLI:NL:RBROT:2024:3390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
24/3216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Rotterdam woont en huurt van Stichting Havensteder, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Rotterdam. Deze sluiting is opgelegd vanwege een overtreding van de Opiumwet, waarbij in de woning van verzoeker een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs is aangetroffen, waaronder 27,7 gram amfetamine en 8,8 gram GHB. De burgemeester heeft besloten tot sluiting van de woning voor een periode van drie maanden, wat verzoeker niet kon aanvaarden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 9 april 2024. Tijdens de zitting zijn zowel verzoeker als de gemachtigden van de burgemeester en Stichting Havensteder aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat verzoeker betrokken is bij drugshandel, onder andere door getuigenverklaringen en de aangetroffen drugs in zijn woning. Verzoeker heeft geprobeerd aan te tonen dat de drugs bestemd waren voor eigen gebruik, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat hij dit niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde, vooral gezien de kwetsbare wijk waarin de woning zich bevindt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de sluiting van de woning door de burgemeester gehandhaafd blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3216

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 april 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. C.W. de Jong).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Havensteder uit Rotterdam
(gemachtigde: mr. Y.F. Rijswijk).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 26 maart 2024 heeft de burgemeester verzoekers woning gesloten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester, mr. J.P. Langenbach (namens de burgemeester), de gemachtigde van Havensteder, [persoon A] en [persoon B] (beiden namens Havensteder).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoeker woont op het adres [adres] in Rotterdam. Hij huurt deze woning van Havensteder.
4. De politie heeft op 29 januari 2024 de anonieme melding ontvangen dat verzoeker in speed handelt. De politie heeft vervolgens een onderzoek ingesteld. Op 6 februari 2024 zijn in de woning van verzoeker 2 gram amfetamine, 0,5 gram MDMA een grammenweegschaal en twee doosjes met nieuwe lege gripzakjes aangetroffen.
Op 14 februari 2024 heeft de politie gezien dat er tussen verzoeker en een onbekende man een vermoedelijke overdracht van verdovende middelen plaatsvond op de openbare weg. Verzoeker en de onbekende man zijn vervolgens staande gehouden. De onbekende man heeft verklaard dat hij sinds een half jaar harddrugs kocht bij verzoeker en dat hij zojuist ook voor € 20,- harddrugs (3,6 gram amfetamine) bij verzoeker had gekocht. De politie heeft vervolgens weer verzoekers woning doorzocht. Daarbij zijn 27,7 gram amfetamine en 8,8 gram GHB aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 21 februari 2024.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens en hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning kan blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
Beoordelingskader
9. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
10. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
11. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoeker zal dat dan aannemelijk moeten maken.
12. In de woning van verzoeker is in totaal 29,7 gram amfetamine, 8,8 gram GHB en 0,5 gram MDMA aangetroffen. Dit is een overschrijding van de grens voor een handelshoeveelheid. Verzoeker heeft aangevoerd dat de drugs bestemd waren voor eigen gebruik.
13. Verzoeker kan het eigen gebruik aannemelijk maken als hij een helder en consistent verhaal heeft over zijn eigen gebruik, er geen andere zaken in zijn woning zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden.
14.1.
De politie is in eerste instantie bij verzoekers woning uitgekomen naar aanleiding van een anonieme melding dat verzoeker in speed handelt. Bij de eerste doorzoeking van zijn woning zijn ook zaken aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan drugshandel, namelijk een grammenweegschaal en twee doosjes met nieuwe lege gripzakjes. Uit de foto’s in de bestuurlijke rapportage blijkt dat het om een behoorlijk aantal gripzakjes gaat. Daarnaast is er door de politie een vermoedelijke overdracht gezien van harddrugs, waarbij de ontvanger tegenover de politie heeft verklaard dat hij inderdaad net harddrugs heeft gekocht bij verzoeker. De ontvanger heeft verder verklaard dat hij ongeveer twee keer per week harddrugs koopt bij verzoeker.
14.2.
Verzoeker heeft over deze overdracht verklaard dat hij samen met een vriend grotere hoeveelheden harddrugs voor eigen gebruik inkoopt. De persoon van de door de politie gestelde overdracht, betrof deze vriend. Deze vriend heeft tegenover de politie verklaard dat verzoeker aan hem harddrugs heeft verkocht, maar hij wilde volgens verzoeker gewoon zijn eigen straatje schoonvegen door hem van allerlei zaken te beschuldigen.
De voorzieningenrechter vindt deze stelling van verzoeker niet aannemelijk. Verzoeker heeft namelijk geen verklaring gegeven voor wat de politie heeft waargenomen, namelijk een vermoedelijke overdracht.
14.3.
De hiervoor vermelde omstandigheden maken dat verzoeker het eigen gebruik onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De burgemeester was daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
15. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
16. Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. De politie heeft de woning een aantal keer geobserveerd en er is geen feitelijke handel vanuit de woning waargenomen, er is ook geen ‘loop’ naar de woning en er zijn geen overlastmeldingen. Verzoeker vindt dat de burgemeester had kunnen volstaan met het geven van een waarschuwing.
17. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
18. De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld en de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt.
19. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs is niet zodanig dat alleen daarom al sluiting van de woning gerechtvaardigd is. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens. Er zijn er in verzoekers woning zaken aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan drugshandel. Daarnaast heeft de burgemeester van belang kunnen achten dat de politie bij verzoekers woning is uitgekomen vanwege een anonieme melding over de handel in speed en is door de politie gezien dat er een (vermoedelijke) overdracht van harddrugs heeft plaatsgevonden tussen verzoeker en een onbekende man. De voorzieningenrechter verwijst hiervoor naar overweging 14. Verder is van belang dat er ten aanzien van verzoeker in de afgelopen vijf jaar meerdere registraties en antecedenten zijn op het gebied van de handel in harddrugs. Tot slot bevindt de woning zich in een kwetsbare wijk waar geweldsincidenten en drugsdelicten plaatsvinden. Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en dat hij niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
20. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
21. Verzoeker voert aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Hij heeft geen andere slaapplek. De verhuurder heeft al aangekondigd de huurovereenkomst buitengerechtelijk te zullen ontbinden, zodat hij op straat zal komen te staan. Het is voor hem in de huidige woningmarkt niet mogelijk om passende en betaalbare vervangende woonruimte te vinden. Verzoeker is van mening dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met deze omstandigheden.
22. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Verzoeker kan een verwijt worden gemaakt van de aangetroffen drugs in zijn woning. De gevolgen van de sluiting zijn voor verzoeker heel groot. De woning zal niet alleen tijdelijk worden gesloten, maar Havensteder wil de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden. Dit zijn echter gevolgen die verzoeker zelf moet dragen, gelet op de keuzes die hij zelf heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft geen andere omstandigheden gehoord die maken dat de sluiting in dit geval onevenwichtig is
23. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoeker onder bewind staat en dat de bewindvoerder de huur zou hebben opgezegd in overleg met verzoeker. Dit maakt dat verzoeker sowieso op zoek zal moeten gaan naar een andere woning. Dit nieuwe feit kan voor partijen wel aanleiding zijn om de sluitingsdatum in overleg vast te stellen, zodat verzoeker tijd heeft om de woning netjes op te leveren.

Conclusie en gevolgen

24. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.