ECLI:NL:RBROT:2024:3381

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
10-283541-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van portemonnee uit auto met gebruik van gestolen passen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een mededader beschuldigd werd van diefstal van een portemonnee uit een auto en het gebruik van de gestolen passen. De verdachte is geboren in [geboorteplaats] en was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier maanden, maar de rechtbank legde een straf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met de medeverdachte de portemonnee had gestolen op 21 oktober 2023 in Hendrik-Ido-Ambacht en dat zij meerdere keren met de gestolen passen geld hadden gepind in Dordrecht. De rechtbank achtte de bewijsvoering, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, voldoende om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat strafverzwarend werkte. De benadeelde partij vorderde schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schadevergoeding aan de benadeelde partij, die € 173,64 bedroeg, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 oktober 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-283541-23
Datum uitspraak: 20 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De beelden en het signalement zijn onvoldoende als bewijs van zijn daderschap. Voor zover de verdachte al aanwezig was bij de auto-inbraak, is er geen sprake van medeplegen. Er was geen vooropgezet plan of een andere vorm van bewuste en nauwe samenwerking. Het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen, met uitzonding van het medeplegen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 21 oktober 2023 is de portemonnee van de aangever in Hendrik-Ido-Ambacht uit zijn auto gestolen. Vervolgens is er diezelfde dag meerdere keren met pasjes uit de portemonnee van de aangever gepind bij verschillende supermarkten in Dordrecht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een van de mannen is die, samen met de medeverdachte [medeverdachte], de portemonnee van de aangever heeft gestolen (feit 1 primair) en vervolgens meerdere keren met de pasjes van de aangever geld heeft gepind (feit 2). Een getuige heeft gezien dat op 21 oktober 2023 omstreeks 5.30 uur twee mannen in de auto van de aangever zaten en de auto met een lampje doorzochten. De mannen doorzochten volgens de getuige ook andere auto’s die geparkeerd stonden langs de Pompe van Meerdervoortsingel en waren daarbij zeker een half uur bezig. Op camerabeelden zijn vanaf 5.55 uur in dezelfde straat twee mannen te zien die meerdere auto’s proberen te openen en te doorzoeken. De mannen op deze beelden zijn op basis van hun kleding door de politie herkend als de verdachte en de medeverdachte. Dezelfde kleding is ook te zien op camerabeelden van de pintransacties later die dag, waarvan de medeverdachte heeft erkend dat de verdachte en hij de personen zijn op deze beelden. De rechtbank heeft geen reden om aan de herkenning door de politie te twijfelen en acht mede op basis van de aangehaalde getuigenverklaring bewezen dat dit dezelfde personen zijn, als de mannen die kort daarvoor de portemonnee uit de auto van de aangever hebben gestolen. Verdere verweren van de verdediging ten aanzien van het onder 1 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde behoeven daarom geen bespreking meer. De rechtbank acht
ook de onder 2 ten laste gelegde diefstallen met een valse sleutel wettig en overtuigend bewezen.
Er was tussen de verdachte en de medeverdachte bij beide feiten sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Ze zaten samen in de auto van de aangever, doorzochten deze samen en hebben met de gestolen bankpasjes samen meerdere pintransacties gedaan. Daarmee acht de rechtbank ook bewezen dat zij beide feiten in vereniging hebben gepleegd.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen..
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 21 oktober 2023 te Hendrik-Ido-Ambacht, uit een (personen)auto (merk: Jeep / voorzien van kenteken: [kenteken]) tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee (inhoudende pasjes, waaronder een bankpas en creditcard), die aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op tijdstippen op 21 oktober 2023 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, geldbedragen, die aan [slachtoffer], toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich telkens die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten een bankpas/pinpas en creditcard tot welk gebruik hij, verdachte en zijn mededader onbevoegd en niet gerechtigd waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.(primair)

diefstal door twee of meer verenigde personen

2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een portemonnee uit een auto. Vervolgens heeft de verdachte samen met dezelfde mededader op verschillende momenten de passen uit die portemonnee gebruikt om boodschappen voor zichzelf te betalen. Uit het handelen van de verdachte blijkt zijn gebrek aan respect voor de eigendommen van anderen. Voor de gedupeerde en de samenleving als geheel veroorzaken zulke feiten, naast materiële schade, gevoelens van onveiligheid en ergernis. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
De weging van het feit en de omstandigheden
Bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten hanteren als uitgangspunt bij diefstal uit een auto in geval van herhaling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken.
Dat de verdachte niet alleen, maar samen met de medeverdachte heeft gehandeld, acht de rechtbank strafverzwarend. Daarbij komt dat verdachte niet alleen de portemonnee heeft gestolen (feit 1), maar vervolgens samen met de medeverdachte meerdere keren en in verschillende winkels met pasjes uit die portemonnee heeft gepind (feit 2). Het pinnen met de pasjes is pas opgehouden op het moment dat bleek dat de aangever zijn pasjes kennelijk had geblokkeerd. Verder werkt strafverzwarend dat de verdachte al eerder meerdere malen is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank weegt bij de bepaling van de strafmaat in voor de verdachte negatieve zin ook mee dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft getoond voor zijn handelen.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

8.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vorderde aanvankelijk een vergoeding van € 175,64 aan materiële schade. Uit de toelichting van de benadeelde partij op de zitting begrijpt de rechtbank dat hij zijn vordering, conform de onderbouwende stukken, heeft verminderd tot € 173,64.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij moet in verband met de bepleite vrijspraak in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. In het geval van een veroordeling komen hooguit de gepinde bedragen voor vergoeding in aanmerking (in totaal € 48,09). De portemonnee met pasjes is immers geretourneerd en er is geen bewijs dat de pasjes die niet zijn teruggegeven daadwerkelijk in de portemonnee zaten
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht, deze door de verdediging onvoldoende gemotiveerd is betwist en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever met betrekking tot de vermiste pasjes in twijfel te trekken en merkt de kosten voor vervanging van enkele door de aangever geblokkeerde pasjes ook aan als rechtstreekse schade van de bewezen feiten.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 173,64, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 173,64 (zegge: honderddrieënzeventig euro en vierenzestig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 173,64(hoofdsom,
zegge: honderddrieënzeventig euro en vierenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 173,64 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
drie dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en G.B. Plomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 20 oktober 2023 tot en met 21 oktober 2023 te Hendrik-Ido-Ambacht, in/uit een (personen)auto (merk: Jeep / voorzien van kenteken: [kenteken]) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (inhoudende één of meer pasjes, waaronder een bankpas en/of creditcard), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Dordrecht en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (inhoudende één of meer pasjes, waaronder een bankpas en/of creditcard, althans (een) goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416/417bis Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2023 tot en met 27 oktober 2023 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Dordrecht en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een portemonnee (inhoudende één of meer pasjes, waaronder een bankpas en/of creditcard, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als gevonden voorwerp(en), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 21 oktober 2023 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer geldbedragen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader zich meermalen, althans eenmaal (telkens) de toegang tot de plaats(en) van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten een bankpas/pinpas en/of creditcard tot welk gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader onbevoegd en/of niet gerechtigd was/waren.
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )