ECLI:NL:RBROT:2024:338

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/8348 en ROT 23/8320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbeslagname van honden op basis van de Gemeentewet en de bevoegdheid van de burgemeester

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2024 uitspraak gedaan over de inbeslagname van de honden van eiser door de burgemeester van Capelle aan den IJssel. De burgemeester had op 23 augustus 2023 besloten om de honden in beslag te nemen voor een risico-assessment, na eerdere bijtincidenten met een andere hond van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester, dat op 5 december 2023 het bezwaar van eiser tegen de eerdere besluiten ongegrond verklaarde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 11 januari 2024. De rechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de honden tijdelijk in beslag te nemen, maar niet om deze blijvend in beslag te nemen ten behoeve van herplaatsing. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond voor zover het de blijvende inbeslagname betreft en vernietigde dat deel van het besluit. De burgemeester moet nu bepalen wat er met de honden gaat gebeuren, maar de huidige inbeslagname blijft tijdelijk totdat er geen gevaar voor de openbare orde meer is. Eiser krijgt het griffierecht vergoed en een proceskostenvergoeding van € 3.500,- toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/8348 en ROT 23/8320 (hoofdzaak)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 januari 2024 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Schollaardt),
en

de burgemeester van Capelle aan den IJssel, de burgemeester

(gemachtigden: mr. R.S. Wijling en mr. R.M. Nijk Siebert).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 23 augustus 2023, op schrift gesteld op 7 september 2023, heeft de burgemeester onder meer bevolen tot de inbeslagname van eisers honden [naam hond 1] (een Kangal reu) en [naam hond 2] (een Kangal teef) voor een risico-assessment.
1.2.
Met het besluit van 3 oktober 2023 heeft de burgemeester opnieuw het bevel gegeven tot inbeslagname van de honden van eiser.
1.3.
Met het bestreden besluit van 5 december 2023 heeft de burgemeester het bezwaar van eiser tegen het besluit van 23 augustus 2023 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar van eiser tegen het besluit van 3 oktober 2023 ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de burgemeester, bijgestaan door [naam].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
4. Uit de bestuurlijke rapportage van 5 september 2023 volgt dat eisers vorige hond naar aanleiding van een aantal bijtincidenten in beslag is genomen en daarna is geëuthanaseerd waarna eiser de hiervoor genoemde twee nieuwe honden heeft genomen. De politie heeft daarna verscheidene meldingen van overlast en bedreigingen door eiser en zijn honden ontvangen.
Uit de rapportage ‘onbeheerd achterlaten van honden’ van 31 augustus 2023 volgt dat [naam hond 1] op 8 en 17 augustus 2023 onbeheerd is achtergelaten op een parkeerplaats en dat beide honden op 23 augustus 2023 onbeheerd zijn achtergelaten nabij een gezondheidscentrum en bij de ingang van een winkelcentrum te [plaatsnaam].
Uit de rapportage Assistentie uitreiken pandverbod van 23 augustus 2023 blijkt dat op 17 augustus 2023 aan eiser een tijdelijk pandverbod is uitgereikt door de organisatie [naam organisatie] in verband met het intimideren en bedreigen van andere bezoekers en de medewerkers van [naam organisatie]. Ook nam eiser [naam hond 1] mee naar het Huis van de Wijk, die hij vastbond aan een boom en onbeheerd achterliet. Het Huis van de Wijk is gelegen naast een kinderdagverblijf.
Bij brief hebben een twintigtal buurtbewoners aan de burgemeester hun zorgen geuit over eiser en zijn honden. Eiser maakt volgens de buurtbewoners gebruik van zijn honden om de buurt te intimideren.
Waar gaat het besluit over?
5. Met het besluit van 23 augustus 2023 heeft de burgemeester eisers honden in beslag genomen voor een risico-assessment, in verband met de ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde. Eisers honden zijn vervolgens door een Kynologisch Gedragstherapeut en Gedragsbeoordelaar onderzocht. Deze deskundige heeft in zijn risico-assessments van 18 september 2023 geadviseerd om de honden niet terug te laten gaan naar eiser, maar te herplaatsen. Naar aanleiding hiervan heeft de burgemeester met het besluit van 3 oktober 2023 de honden in beslag genomen met als doel een herplaatsing. Met het bestreden besluit van 5 december 2023 is de burgemeester bij dit besluit gebleven. Eiser is het daar niet mee eens.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
6. De voorzieningenrechter ziet voldoende spoedeisend belang. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de oplopende kosten als gevolg van de inbeslagname mogelijk op eiser worden verhaald. Bovendien raakt de vraag naar het spoedeisend belang aan de inhoudelijke vraag naar het al dan niet permanente karakter van de inbeslagname van de honden. De voorzieningenrechter zal de zaak daarom inhoudelijk beoordelen.
7. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Wat vindt de voorzieningenrechter inhoudelijk van deze zaak?
8. Eiser bestrijdt het bestreden besluit uitsluitend voor zover de burgemeester heeft besloten tot inbeslagname van de honden met als doel een herplaatsing. Volgens eiser is daarmee sprake van een permante inbeslagname en daartoe is de burgemeester volgens eiser niet bevoegd. De burgemeester betwist dat sprake is van een permanente inbeslagname.
8.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het primaire besluit en het bestreden besluit, gelet op de bewoordingen en de strekking ervan, bestaan uit twee onderdelen, namelijk (1) de inbeslagname en (2) het feit dat die inbeslagname blijvend is. [1] In zowel het primaire besluit als het bestreden besluit als in het daarin ingelaste advies van de bezwaarschriftencommissie wordt immers gesproken over (permanente) inbeslagname met als doel herplaatsing bij iemand anders dan eiser. Dat komt neer op een blijvende ontneming van de eigendom van de honden van eiser. Of de burgemeester hiertoe bevoegd was zal de voorzieningenrechter hierna per onderdeel beoordelen.
(1) de inbeslagname als zodanig
9. Eiser betoogt dat de burgemeester niet bevoegd was om de honden opnieuw in beslag te nemen.
9.1
Dit betoog slaagt niet. Op het moment van het geven van het bevel verbleven de honden al in de opvang, maar die omstandigheid staat niet in de weg aan een nieuwe inbeslagname. De burgemeester heeft het bevel daartoe namelijk niet gegeven om een verstoring van de openbare orde te beëindigen, maar vanwege de ernstige vrees voor het ontstaan van een verstoring van de openbare orde, wanneer de honden op dat moment zouden worden teruggegeven aan eiser. Uit vaste rechtspraak volgt dat een hond dan (opnieuw) in beslag mag worden genomen indien daar een wettelijke grondslag voor is, de inbeslagname noodzakelijk is en niet met een lichter middel kan worden volstaan. [2] Ter beoordeling ligt dus voor of het bestreden besluit aan die voorwaarden voldoet.
9.2.
De burgemeester heeft ter zitting verklaard dat het bestreden besluit primair is gebaseerd op artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet (in combinatie met artikel 5:29 van de Awb) en subsidiair op artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet (in combinatie met artikel 5:29 van de Awb). Artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet is echter bedoeld om de bevoegdheid van de burgemeester als handhaver van de lokale openbare orde af te bakenen van de bevoegdheden van andere gemeentelijke bestuursorganen en biedt op zichzelf geen grondslag voor het geven van een bevel tot inbeslagname. Die grondslag kan wel worden gevonden in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Het bevel als zodanig berust dus op een juiste (subsidiaire) wettelijke grondslag.
9.3.
De burgemeester heeft zich ter onderbouwing van de noodzaak van de inbeslagname kunnen baseren op de hiervoor genoemde rapportages, in het bijzonder de risico-assessments. De deskundige heeft daarin namelijk geconcludeerd dat eiser niet op een verantwoorde wijze met de honden omging en niet de noodzakelijke maatregelen trof om zijn honden en hun omgeving veilig te houden en daaruit de conclusie getrokken dat eiser zich ook in de toekomst niet als verantwoordelijke hondeneigenaar zal gedragen. De deskundige heeft zich daarbij kunnen baseren op de overige (politie)informatie die deel uitmaakte van de dossiers. Daarvoor was niet nodig dat de deskundige een gesprek met eiser zou voeren of bij eiser thuis langs zou gaan. Eisers stelling dat hij inmiddels rust in zijn leven heeft ingebouwd en medicatie slikt, kan reeds vanwege de ex tunc-toets niet afdoen aan het voorgaande.
9.4.
De burgemeester heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat niet met een minder ingrijpende maatregel zoals een aanlijn- en muilkorfgebod kon worden volstaan. Kangals zijn volgens de hiervoor genoemde deskundige op zichzelf al geen dieren om een wandeling mee door een woonbuurt te maken en ondanks een eerder aan eiser opgelegd aanlijn- en muilkorfgebod voor zijn eerdere hond Duman vonden ook met die Kangal nog (bijt)incidenten plaats. Eiser liet ondanks die ervaringen met Duman de nieuwe honden niet uit met een toereikend hoofdhalster. Bovendien liet eiser de honden onbeheerd achter. Het bevel is daarom niet in strijd met het proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste.
9.5.
Gelet op het voorgaande was de burgemeester in ieder geval bevoegd om (opnieuw) een bevel tot tijdelijke inbeslagname te geven. Besluitonderdeel 1 kan dus in stand blijven.
2) het blijvende karakter van het beslag
10. Eiser betoogt dat de burgemeester niet bevoegd is om zijn honden permanent in beslag te nemen.
10.1.
Dit betoog slaagt. Uit vaste rechtspraak volgt dat artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet en artikel 5:29 van de Awb geen grondslag kunnen bieden voor een blijvende inbeslagname. [3] Besluitonderdeel 2 van het bestreden besluit kan dus niet in stand blijven en zal daarom in zoverre worden vernietigd. Doende hetgeen de burgemeester had moeten doen, zal de voorzieningenrechter het bezwaar tegen het primaire besluit gegrond verklaren voor zover daarbij tot een blijvende inbeslagname is bevolen en het primaire besluit in zoverre herroepen. Het is nu aan de burgemeester om met inachtneming van deze uitspraak zo spoedig mogelijk te bepalen wat er (feitelijk) met de honden gaat gebeuren. De huidige inbeslagname is gelet op het voorgaande naar zijn aard tijdelijk, namelijk enkel zolang er een verstoring van de openbare orde dreigt te ontstaan in geval van teruggave van de honden aan eiser. Of daarvan nog sprake is ligt in deze procedure niet ter toetsing voor.
11. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen omdat op het beroep wordt beslist.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet de burgemeester het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.500,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting in bezwaar en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit ziet op de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen besluitonderdeel 2 van het besluit van 3 oktober 2023;
- verklaart het bezwaar gegrond voor zover gericht tegen besluitonderdeel 2 van het besluit van 3 oktober 2023 en herroept dit besluit in zoverre;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.500,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. van der Hoek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2024.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266
3.Zie de uitspraken van de Afdeling van 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514, 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266 en 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1389.