ECLI:NL:RBROT:2024:3377

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
FT EA 24/128 en FT EA 24/129
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met schuldeisers

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. Verzoeker, die op 31 januari 2024 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling indiende, heeft in totaal eenentwintig schuldeisers, waarvan twee preferente en negentien concurrente. De totale vordering van deze schuldeisers bedraagt € 38.905,73. Verzoeker heeft een regeling aangeboden waarbij hij 25,96% aan de preferente en 12,98% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. Ondanks dat negentien van de eenentwintig schuldeisers instemden met de regeling, weigerden VandeBron en Strato om in te stemmen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van deze twee schuldeisers slechts 1,93% van de totale schuldenlast uitmaken. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van VandeBron en Strato. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker toegewezen en VandeBron en Strato bevolen om in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn VandeBron en Strato veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet door een advocaat werd bijgestaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 3 april 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1.De procedure

Verzoeker heeft op 31 januari 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om tweetal schuldeisers, te weten:
  • VandeBron Energie (hierna: VandeBron);
  • Strato AG (hierna: Strato);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 21 maart 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift eenentwintig schuldeisers, waarvan twee preferente en negentien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 38.905,73 van verzoeker te vorderen.
Verzoeker heeft bij brief van 4 december 2023 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 25,96% aan de preferente schuldeisers en 12,98% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Op 28 december 2023 heeft verzoeker een heroverwegingsbrief gestuurd aan zijn schuldeisers.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat de eerste aflossing in het kader van de schuldregeling in september 2023 is gedaan. Daarnaast heeft schuldhulpverlening verklaard dat verzoeker nog een bedrag aan toeslagen over het jaar 2023 zal aanvragen. Zodra dit bedrag ontvangen wordt, zal dit aan de boedel worden afgedragen.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Negentien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. VandeBron stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 677,82 op verzoeker, welke 1,74% van de totale schuldenlast beloopt. Ook Strato stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 75,00 op verzoeker, welk 0,19% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben VandeBron en Strato geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van VandeBron en Strato bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of VandeBron en Strato in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van VandeBron en Strato een gering aandeel vormen in de totale schuldenlast van 1,93%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negentien van de eenentwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. De rechtbank neemt daarbij ook in overweging dat de toeslagen voor het jaar 2023 zullen worden aangevraagd en dat de te verwachtte ontvangst hiervan zal worden afgedragen aan de boedel. Daardoor wordt ook maximale afdracht over het jaar 2023 gerealiseerd.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van VandeBron en Strato, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om VandeBron en Strato te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
VandeBron en Strato zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt VandeBron en Strato om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt VandeBron en Strato in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.