ECLI:NL:RBROT:2024:3376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
FT EA 24/126 en FT EA 24/127
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met meerdere schuldeisers. Verzoekster heeft op 30 januari 2024 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan haar schuldeisers, waaronder Stichting Duwo, die weigerde in te stemmen met het aanbod. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 20,18% aan de preferente schuldeisers en 10,09% aan de concurrente schuldeisers, met een totale schuldenlast van € 8.499,89. Tijdens de zitting op 21 maart 2024 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat negen van de tien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de aangeboden regeling, terwijl Duwo, met een vordering van € 1.462,85, zich heeft verzet. Duwo heeft aangevoerd dat verzoekster nog een lange werkcarrière voor zich heeft en dat haar inkomenspositie in de toekomst zal verbeteren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van Duwo. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voorstel goed gedocumenteerd is en dat verzoekster aan haar verplichtingen voldoet.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om Duwo te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en Duwo veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldregeling op 3 november 2023 is gestart, en het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 3 april 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 30 januari 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Stichting Duwo (hierna: Duwo);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Lawpoint Gerechtsdeurwaarders heeft namens Duwo voorafgaand aan de zitting op 15 maart 2024 een verweerschrift toegezonden en hierin aangegeven niet aanwezig te zullen zijn tijdens de zitting.
Ter zitting van 21 maart 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] en mevrouw [persoon B] , beiden werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon C] , werkzaam als jongerenconsulent bij het Jongeren Perspectief Fonds (hierna: JPF) van de gemeente Rotterdam.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift tien schuldeisers, waarvan één preferente en negen concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 8.499,89 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 3 november 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers inhoudende een betaling van 20,18% aan de preferente schuldeisers en 10,09% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Op 1 december 2023 heeft verzoekster een opnieuw ditzelfde aanbod gedaan aan haar schuldeisers. Op 18 december 2023 heeft verzoekster een heroverwegingsbrief gestuurd aan de schuldeisers die nog niet hadden gereageerd.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor bepaalde tijd, met zicht op verlenging. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage voor de duur van achttien maanden. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Ter zitting heeft schuldhulpverlening verklaard dat verzoekster sinds aanbieding van het akkoord (3 november 2023) heeft voldaan aan de inspannings- en afdrachtverplichting.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Negen schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Duwo stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.462,85 op verzoekster, welke 17,2% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Duwo stelt in het verweerschrift dat verzoekster een jonge vrouw is van 24 jaar met nog een langdurig werkend leven voor zich. Duwo verwacht dat de inkomenspositie van verzoekster zal verbeteren naarmate zij meer ervaring opdoet, waardoor het mogelijk is om uiteindelijk de gehele vordering van verweerster te voldoen. Duwo stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Duwo bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Duwo in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Duwo een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 17,2%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negen van de tien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een fulltime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met het vooruitzicht op verlenging. Dat betekent dat verzoekster reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Er zal jaarlijks een onderzoek plaatsvinden naar de inkomsten van verzoekster en de afdracht boven het Vrij te laten bedrag (Vtlb). Verzoekster zit in budgetbeheer. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Duwo, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Duwo te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Duwo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.
Aangezien verzoekster sinds aanbieding van het akkoord op 3 november 2023 heeft voldaan aan de inspannings- en afdrachtverplichting, zal 3 november 2023 de startdatum zijn van de schuldregeling.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Duwo om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Duwo in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- stelt vast dat de looptijd van de schuldregeling is gestart op 3 november 2023;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 april 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.