In deze beschikking van 2 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam zich gebogen over de verzoeken van de man en de vrouw in het kader van hun echtscheiding en de zorg voor hun minderjarige kinderen. De man verzocht om het gezag over de minderjarigen na de echtscheiding alleen aan hem toe te kennen, terwijl de vrouw een wijziging van de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de kinderen verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarigen is en heeft het verzoek van de man om eenhoofdig gezag afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de onderlinge verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord is en dat de minderjarigen klem dreigen te raken tussen de ouders.
Wat betreft de zorgregeling heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan te passen, toegewezen. De minderjarigen zullen van maandag na school tot donderdag voor school bij de vrouw verblijven, terwijl de man hen op donderdag naar school brengt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het te vroeg is voor een weekendregeling of een verdeling van vakanties en feestdagen, en dat de huidige regeling eerst moet worden uitgebreid om het vertrouwen tussen de ouders te herstellen.
De rechtbank heeft ook het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te laten, toegewezen. De rechtbank overwoog dat de minderjarigen feitelijk het grootste deel van de tijd bij de man verblijven en dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats op dit moment niet gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag.