ECLI:NL:RBROT:2024:3322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
C/10/653540 / FA RK 23-1504
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie met terugwerkende kracht na hertrouwen van de moeder

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 4 april 2024, is de kinderalimentatie van de vader aan de moeder gewijzigd met terugwerkende kracht. De vader had verzocht om de kinderalimentatie te verlagen naar € 140,- per kind per maand, met als argument dat de moeder hertrouwd was en haar nieuwe echtgenoot mede onderhoudsplichtig was voor de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder vanaf 21 juli 2022 een kinderalimentatie van € 206,- per kind per maand aan de moeder moet betalen. Dit bedrag is gebaseerd op de draagkracht van beide ouders en de huidige echtgenoot van de moeder, die ook financieel bijdraagt aan de kosten van de kinderen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de wijziging van omstandigheden, namelijk het hertrouwen van de moeder, en de gevolgen daarvan voor de alimentatieverplichting. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de moeder de te veel ontvangen kinderalimentatie aan de vader moet terugbetalen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de alimentatie ook betaald moet worden als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om de alimentatie te verhogen afgewezen, omdat de vader al voldoende bijdraagt aan de kosten van de kinderen. De beschikking is tot stand gekomen in samenwerking met de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Familierecht
Zaaknummer: C/10/653540 / FA RK 23-1504
Kinderalimentatie
Beschikking van 4 april 2024
in de zaak van:
[naam vader],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.G. Ton,
t e g e n
[naam moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. V. Vos.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift van de vader met bijlagen 1 tot en met 13, binnengekomen op 24 februari 2023;
het verweerschrift van de moeder bijlagen 1 tot en met 3, met daarin een aantal zelfstandige verzoeken;
het bericht namens de vader van 20 september 2023 met ongenummerde bijlagen;
het bericht namens de moeder van 7 maart 2024 met bijlage 3;
het verweerschrift van de vader op de zelfstandige verzoeken van de moeder met bijlage 14, en
het bericht namens de moeder van 13 maart 2024 met wijziging van haar zelfstandige verzoeken en met bijlagen A tot en met D.
1.2.
Het verzoek en verweer zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling op 18 maart 2024. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
1.3.
De rechtbank heeft aan [voornaam kind 1] , de hierna nader te noemen zoon van partijen, gevraagd wat hij van het verzoek vindt. [voornaam kind 1] heeft dat de rechtbank per brief laten weten.
2.
Waar gaat het over?
wat staat vast?
2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij zijn de ouders van:
[naam kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] , en
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] ,
gezamenlijk te noemen: de kinderen.
2.3.
De kinderen staan ingeschreven op het adres van de moeder.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 oktober 2019 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 8 oktober 2019 ingeschreven in de daarvoor bedoelde registers.
2.5.
Partijen hebben de gevolgen van de echtscheiding voor de kinderen geregeld in een ouderschapsplan, dat als bijlage aan het echtscheidingsconvenant is gehecht en dat op 11 september 2019 door beide partijen is ondertekend. Het convenant en het ouderschapsplan zijn als bijlagen aan de echtscheidingsbeschikking gehecht.
2.6.
Partijen zijn in het ouderschapsplan overeengekomen dat de vader vanaf de eerste maand nadat de echtscheiding is ingeschreven een kinderalimentatie van € 200,- per kind per maand aan de moeder zal betalen. Later hebben partijen nadere afspraken gemaakt voor de kinderen in een gewijzigd ouderschapsplan. Zij hebben daarin onder meer afgesproken dat de vader vanaf 1 mei 2021 een bijdrage betalen van € 225,- per kind per maand en vanaf de datum dat de woning is verkocht – zijnde per 1 augustus 2021 – € 275,- per kind per maand aan de moeder moet betalen. Door indexering bedroeg deze bijdrage € 280,- per kind per maand in 2022 en bedraagt deze vanaf 1 januari 2024 € 308,- per kind per maand.
2.7.
De moeder is op 11 november 2021 getrouwd met [persoon A] (verder: de huidige echtgenoot).
wat ligt voor?
2.8.
De vader wil dat de kinderalimentatie vanaf 21 juli 2022 wordt gewijzigd in € 140,- per maand dan wel van vanaf een andere (latere) datum in een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag. Hij stelt dat de moeder intussen is hertrouwd en dat het inkomen van de huidige echtgenoot van de moeder moet meetellen bij het bepalen van de hoogte van haar draagkracht. Naar de rechtbank begrijpt bedoelt de vader dat de huidige echtgenoot van de moeder mede onderhoudsplichtig is geworden voor de kinderen. Verder stelt de vader dat de moeder vanaf het moment dat zij is hertrouwd rekening had kunnen houden met een lagere kinderalimentatie.
2.9.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader. Zij vraagt de rechtbank de vader niet te ontvangen in zijn verzoek of dat af te wijzen. De moeder erkent dat zij is hertrouwd. Zij stelt dat deze wijziging niet dient te leiden tot een aanpassing van de kinderalimentatie. Partijen hebben samen voldoende draagkracht om volledig in de behoefte van de kinderen te voorzien en dat maakt dat haar huidige echtgenoot niet hoeft bij te springen.
2.10.
De moeder wil – bij wijze van zelfstandig verzoek – dat de vader vanaf 1 mei 2021 en vanaf 1 augustus 2021 een kinderalimentatie van respectievelijk € 225,- en € 275,- per kind per maand aan haar moet betalen. Zij wil dat de bijdrage vanaf 8 maart 2023 wordt verhoogd naar € 380,- per kind per maand. Vanaf 1 juli 2024 moet de vader een bijdrage aan haar gaat betalen voor [voornaam kind 2] van € 427,- per maand en aan [voornaam kind 1] van € 427,- per maand. De moeder legt aan haar verzoeken ten grondslag dat er alleen telefonisch contact plaatsvindt tussen de vader en de kinderen. Daarom moet er geen zorgkorting worden toegepast. Verder is het inkomen van beide partijen gestegen en ontvangt zij vanaf 1 juli 2024 nog alleen voor [voornaam kind 2] kindgebonden budget. De vader kan daardoor een hogere bijdrage betalen.

3.De beoordeling

conclusie
3.1.
De rechtbank beslist dat de vader vanaf 21 juli 2022 een kinderalimentatie van € 206,- per kind per maand aan de moeder moet betalen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
wijziging van omstandigheden
3.2.
Een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst inzake levensonderhoud kan worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij later door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. [1]
3.3.
De moeder is op 11 november 2021 opnieuw getrouwd. Dit is een (rechtens) relevante wijziging van omstandigheden die maakt dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken.
ingangsdatum
3.4.
Om proceseconomische reden zal de rechtbank eerst de ingangsdatum bepalen van de wijziging van de alimentatieverplichting. De wet [2] laat de rechter grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: namelijk de datum waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, de datum van het verzoekschrift en de datum waarop de rechter beslist. De rechter kan dus een bijdrage wijzigen over een periode in het verleden, maar moet daar terughoudend mee omgaan omdat dit flinke gevolgen voor partijen kan hebben.
3.5.
De rechtbank wijzigt de kinderalimentatie hier vanaf 21 juli 2022. Dat is de datum waarop de moeder heeft kennisgenomen van de brief (bijlage 6) van de vader. Daarin heeft de vader, na eerst te hebben opgemerkt dat de moeder is hertrouwd en dat het inkomen van de partner meetelt voor de herberekening van de kinderalimentatie, de moeder verzocht om financiële stukken over te leggen. De moeder kon vanaf dat moment er rekening mee houden dat de rechtbank de kinderalimentatie zou wijzigen. Uit het verzoek van de vader aan de rechtbank om de kinderalimentatie per 21 juli 2022 te wijzigen, leidt de rechtbank af dat hij tevens verzoekt om terugbetaling door de moeder van de teveel door hem betaalde kinderalimentatie. De rechtbank zal hierna in het dictum bepalen dat de moeder de vanaf 21 juli 2022 te veel door haar ontvangen kinderalimentatie aan de vader moet terugbetalen. Daartoe overweegt de rechtbank dat de huidige echtgenoot al sinds 11 november 2021 mede onderhoudsplichtig is voor de kinderen.
zelfstandige verzoeken moeder
3.6.
Vast staat dat partijen in het gewijzigde ouderschapsplan (van april 2021) de kinderalimentatie hebben aangepast naar € 225,- per kind per maand vanaf 1 mei 2021 en € 275,- per kind per maand vanaf 1 augustus 2021. De rechtbank begrijpt het verzoek van de moeder zo dat zij wil dat deze afspraak wordt vastgelegd in een beschikking. Ter zitting heeft de moeder evenwel verklaard dat de bijdrage die uit deze afspraak voortvloeit volledig is voldaan door de vader. De rechtbank zal om die reden het verzoek van de moeder afwijzen wegens een gebrek aan belang.
3.7.
De moeder wil dat de kinderalimentatie vanaf 8 maart 2023 wordt herberekend. Zij stelt dat de inkomens van partijen wezenlijk zijn gestegen. De rechtbank maakt uit de vergelijking tussen de jaaropgaven van de moeder van 2022 en 2023 op dat de stijging van haar inkomen past binnen de jaarlijkse indexering van alimentatie. Ten aanzien van de inkomensstijging van de vader is de rechtbank van oordeel dat bij hem weliswaar sprake is van een sterkere inkomensstijging dan in de jaarlijkse indexering is verdisconteerd, maar dat die – na het maken van een inkomensvergelijking met de vrouw en haar echtgenoot – niet tot een zodanig hogere kinderalimentatie zou leiden dat die stijging een herberekening rechtvaardigt.
3.8.
Verder wil de moeder dat de kinderalimentatie voor beide kinderen vanaf 1 juli 2024 wordt gewijzigd. Vanaf dat moment vervalt het kindgebonden budget (verder: KGB) voor [voornaam kind 1] . De rechtbank overweegt dat [voornaam kind 1] dan 18 jaar wordt en hij tegenover de ouders in beginsel zelf recht krijgt op een bijdrage voor zijn kosten van levensonderhoud en studie. Daarnaast krijgt hij mogelijk recht op studiefinanciering. Er ontstaat op dat moment een geheel nieuwe situatie. Omdat dat een toekomstige situatie betreft, zal de rechtbank daar niet op vooruit lopen. Zij gaat daarom voorbij aan dit verzoek van de moeder.
behoefte kinderen
3.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van de kinderen (in totaal) € 849,- per maand bedroeg in 2019. Vermeerderd met de indexering bedroeg de behoefte € 913,- per maand in 2022.
draagkracht ouders
3.10.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van de kinderen voorzien. [3]
3.11.
Partijen verschillen van mening of de huidige echtgenoot als stiefouder ook moet bijdragen in de kosten van de kinderen. In artikel 1:395 BW is bepaald dat ook op de stiefouder de plicht rust om gedurende zijn of haar huwelijk de kinderen van zijn of haar echtgenoot – die tot zijn of haar gezin behoren – te onderhouden. [4] Uitgangspunt is dat de onderhoudsverplichting van de stiefouder en de ouder van de kinderen van gelijke rang zijn. Dit neemt niet weg dat er bijzondere omstandigheden kunnen zijn die om een andere benadering vragen. In de enkele omstandigheid dat de ouders zelf voldoende draagkracht hebben om in de kosten van de kinderen te voorzien, ziet de rechtbank geen aanleiding om voorbij te gaan aan de wettelijke onderhoudsverplichting van de stiefouder. De rechtbank zal in dit geval bij de herberekening van de kinderalimentatie ook de draagkracht van de echtgenoot van de moeder betrekken.
draagkracht vader
3.12.
Bij het bepalen van de draagkracht van de vader rekent de rechtbank met zijn jaaropgave 2022 (bijlage 13). Daaruit blijkt een belastbaar inkomen van € 55.651,-.
3.13.
Uit de aangehechte berekening blijkt een netto besteedbaar inkomen (NBI) van € 3.249,- en een draagkracht van € 878,- per maand. [5]
draagkracht moeder
3.14.
De rechtbank heeft geen jaaropgave van de moeder ontvangen over het jaar 2022. De moeder stelt haar jaarinkomen in 2022 op € 24.793,-. Omdat dit hoger is dan het door de vader geschatte bedrag, zal de rechtbank dat inkomen als uitgangspunt nemen.
3.15.
Uit de aangehechte berekening blijkt een NBI van € 1.942,- en een draagkracht € 237,- per maand. [6] De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het KGB.
draagkracht huidige echtgenoot
3.16.
Bij het bepalen van de draagkracht van de huidige echtgenoot rekent de rechtbank met haar loonstroken van februari, maart en april 2022. Daaruit blijkt een brutoloon van € 3.185,- per maand. De rechtbank houdt ook rekening met een gemiddelde toeslag van € 272,- per maand en een eindejaaruitkering van 3.264,-. Het bruto jaarloon bedraagt daarmee € 47.028,-. Daarop strekken in mindering de pensioenpremies van € 274,- per maand. Het belastbaar jaarinkomen van de huidige echtgenoot komt dan uit op € 44.059,-
3.17.
Uit de aangehechte berekening blijkt een NBI € 2.756,- en een draagkracht van € 636,- per maand. [7]
verdeling kosten
3.18.
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kind, dan moet de rechter berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.
3.19.
De vader, de moeder en de huidige echtgenoot hebben samen een draagkracht van € 1.751,- per maand. Dit is voldoende om alle kosten van de kinderen (€ 913) van te betalen.
Het door de vader maandelijks te dragen deel bedraagt:
= € 458,- per maand.
De moeder draagt maandelijks:
= € 124,- per maand.
De huidige echtgenoot draagt maandelijks:
= € 332,- per maand.
zorgkorting
3.20.
Vast staat dat de vader (al een geruime tijd) geen fysieke contact meer heeft met de kinderen. Het contact vindt alleen plaats via de telefoon. Ter zitting heeft de vader verklaard dat hij graag het fysieke contact met de kinderen wil herstellen. De moeder heeft verklaard dat het de kinderen vrijstaat om naar de vader te gaan. De rechtbank acht het daarom redelijk om hier een (minimale) zorgkorting toe te passen van 5% van de behoefte, zijnde € 46,- per maand. Dit maakt dat de vader aan de moeder een bedrag aan kinderalimentatie moet betalen van (€ 458 - € 46 =) € 412,- per maand, zijnde € 206,- per kind.
indexering
3.21.
Omdat voormelde bijdrage ingaat op een datum gelegen voor 1 januari 2024 verhoogt de rechtbank de bijdrage met de wettelijke indexering van vanaf 1 januari 2023, zijnde 3,4% en vanaf 1 januari 2024 met 6,2%.
uitvoerbaar bij voorraad
3.22.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de kinderalimentatie betaald moet worden, ook al wordt er tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 oktober 2019, het daaraan gehechte 11 september 2019 ouderschapsplan en het gewijzigde ouderschapsplan van 30 april 2021, en bepaalt dat de vader vanaf
21 juli 2022een kinderalimentatie aan de moeder moet betalen voor [voornaam kind 1] en [voornaam kind 2] van
€ 206,-per kind per maand;
4.2.
bepaalt dat deze bijdrage op basis van de wettelijke indexering bedraagt:
  • vanaf 1 januari 2023 € 213,- per kind per maand, en
  • vanaf 1 januari 2024 € 226,- per kind per maand;
4.3.
bepaalt dat de vader de kinderalimentatie wat de toekomstige termijnen betreft steeds vóór de eerste van de maand vooraf moet betalen;
4.4.
bepaalt dat de moeder de vanaf 21 juli 2022 te veel door haar ontvangen kinderalimentatie moet terugbetalen aan de vader;
4.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, en
4.6.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van rechter mr. K.M. Braun, tot stand gekomen in samenwerking met griffier mr. N. Kum. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Bijlage 1: berekening draagkracht vader
Bijlage 2: berekening draagkracht moeder
Bijlage 3: berekening draagkracht huidige echtgenoot

Voetnoten

1.Artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 1:402 van het Burgerlijk Wetboek
3.Artikel 1:397 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek
4.Artikel 1:395 van het Burgerlijk Wetboek
5.Zie bijlage 1
6.Zie bijlage 2
7.Zie bijlage 3