ECLI:NL:RBROT:2024:3314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/4987 V en ROT 23/5154 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 19 april 2024 uitspraak gedaan op het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 8 november 2023. In die eerdere uitspraak verklaarde de rechtbank de beroepen van opposante niet-ontvankelijk en gegrond. De rechtbank oordeelde dat het beroep in zaak ROT 23/4987 kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het slechts ging om een procedurebeslissing, terwijl het beroep in zaak ROT 23/5154 gegrond was, omdat het college nog geen besluit had genomen op het bezwaar van opposante. De rechtbank stelde het college een termijn van acht weken om te beslissen op het bezwaar, te rekenen vanaf het moment dat een planschadeadvies werd uitgebracht.

Opposante heeft in verzet aangevoerd dat het (deel)besluit op bezwaar wel degelijk een appellabel besluit is en dat de gegeven beslistermijn van acht weken in strijd is met de redelijke termijn. De verzetrechter heeft echter geoordeeld dat de eerdere uitspraak zonder zitting terecht is gedaan en dat de stelling van opposante niet leidt tot twijfel over de buiten-zittinguitspraak. De verzetrechter heeft het verzet ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er nog geen inhoudelijke beslissing op bezwaar is genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat het verzet in beide zaken ongegrond is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 23/4987 V en ROT 23/5154 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2024 op het verzet van

[opposante], uit [plaatsnaam], opposante

(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Termaat),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 november 2023 (in beide beroepen) in het geding tussen
opposante
en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland, het college

(gemachtigde: mr. M.H.P. Bullens).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak van de rechtbank van 8 november 2023 waarin de rechtbank de beroepen van opposante niet-ontvankelijk en gegrond heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 21 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens opposante: de gemachtigde, [naam 1], [naam 2], en namens het college: de gemachtigde, [naam 3] en [naam 4].

De uitspraak van 8 november 2023

2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat het beroep in ROT 23/4987 kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er slechts sprake is van een procedurebeslissing als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb waartegen geen beroep kan worden ingesteld.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het beroep ROT 23/5154 kennelijk gegrond is, omdat het college nog geen besluit op het bezwaar van opposante heeft genomen. Omdat het college in afwachting is van een planschadeadvies, heeft de rechtbank bepaald dat het college uiterlijk binnen acht weken na het uitbrengen van het definitieve advies op de aanvraag moet beslissen, op straffe van een rechterlijke dwangsom.

Het verzet van opposante

ROT 23/4987 V
3. Opposante voert in verzet aan dat het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Het (deel)besluit op bezwaar is een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Opposante is door dit besluit in haar belang getroffen.
ROT 23/5154 V
4. Opposante is het niet eens met de aan het college gegeven beslistermijn van acht weken. Er is geen sprake van een bijzonder geval om een langere beslistermijn te kunnen geven. De gegeven beslistermijn is in strijd met de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. [1] Op het moment dat de eindbeslissing op bezwaar wordt genomen, is meer dan een half jaar verstreken. Daarmee is de redelijke termijn overschreden. Daar komt bij dat de door de rechter gegeven beslistermijn pas ingaat op het moment dat een planschadeadvies is uitgebracht. Het is allerminst zeker dat dat advies er binnen een afzienbare tijd is. Opposante verzoekt om een schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn.

Beoordeling door de verzetrechter

5. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of de beroepen van opposante terecht zonder zitting zijn afgedaan. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
ROT 23/4987
6. De verzetrechter overweegt het volgende. De stelling van opposante, dat sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, leidt niet tot twijfel over de buiten-zittinguitspraak. Daarin is geoordeeld dat het deelbesluit van 20 juni 2023 een procesbeslissing is als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb.
7. In de buiten-zittinguitspraak is geoordeeld dat het college op 20 juni 2023 een procedurebeslissing heeft genomen. Dat volgt ook uit de beslissing waarin het volgende is opgenomen:
“Wij zullen naar aanleiding van het nadere deskundigenadvies een volledige (eind)beslissing op bezwaar nemen, waarin wij een definitief besluit over de tegemoetkoming in planschade nemen.”
8. Een procedurebeslissing is een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit. Tegen een procedurebeslissing staat in beginsel geen bezwaar en beroep open gelet op artikel 6:3 van de Awb.
9. Dat laatste zou slechts anders kunnen zijn als opposante door deze beslissing in haar belangen wordt getroffen, los van het voor te bereiden besluit. Voor zover opposante heeft bedoeld hierop een beroep te doen, stelt de rechtbank vast dat zij op dit punt geen belangen naar voren heeft gebracht en dat daarvan ook niet is gebleken. Voor zover opposante het niet eens is met de procedurebeslissing, kan zij daartegen opkomen via het aanwenden van rechtsmiddelen tegen de uiteindelijke eindbeslissing op bezwaar.
10. Het verzet in zaak ROT 23/4987 is ongegrond.
ROT 23/5154
11. Opposante is het niet eens met de gegeven beslistermijn van acht weken. In de buiten-zittinguitspraak is overwogen dat het college een goede reden heeft gegeven voor een langere beslistermijn, gelet op een zorgvuldige voorbereiding van de beslissing op bezwaar. Er moet namelijk een advies worden uitgebracht. Om deze reden is aangesloten bij de termijnen die gelden op basis van de Planschadeverordening Lansingerland 2010. Op basis van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb is een langere beslistermijn gegeven aan het college. Dat de door het college ingeschakelde Stichting adviesbureau onroerende zaken (SAOZ) wellicht meer tijd nodig heeft voor het uitbrengen van een planschadeadvies, kan niet leiden tot een andere conclusie. Het college heeft schriftelijk en op zitting uiteengezet dat SAOZ op 29 januari 2024 een conceptadvies heeft uitgebracht en dat het definitieve advies eind maart wordt verwacht, waarna het college verwacht binnen de door de rechtbank gestelde termijn van acht weken te zullen beslissen op het bezwaar van opposante.
12. Het verzet in zaak ROT 23/4987 is ongegrond.
13. Voor zover opposante heeft bedoeld een verzoek te doen om schadevergoeding van immateriële schade door overschrijding van de redelijke termijn, oordeelt de verzetrechter dat dit pas aan de orde kan zijn in een situatie waarin het geschil inhoudelijk aan de rechter is voorgelegd. Daarvan is geen sprake, omdat er nog geen (eind)besluit op bezwaar is genomen. De verzetrechter wijst het verzoek om die reden af.

Conclusie en gevolgen

14. Het verzet is in beide zaken ongegrond en de rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet in beide zaken ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Opposante verwijst hierbij naar ECLI:NL:RVS:2023:3557.