Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer mr. E.R. Butin Bik, werkzaam bij Advocatenkantoor Moerdijk (hierna: advocaat).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot voorlopige voorziening op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, een zelfstandig ondernemer en elektromonteur, heeft op 13 maart 2024 een verzoek ingediend om een moratorium te verkrijgen, omdat hij dreigde ontruimd te worden uit zijn huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 21 maart 2024 de huur voor maart 2024 heeft betaald en dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ook de huur voor april 2024 tijdig zal voldoen. Verweerster, Stichting Hef Wonen, is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoeker een proces-verbaal van ontruiming heeft overgelegd en er een aankondiging was voor ontruiming op 19 maart 2024, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie was. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het proces-verbaal van ontruiming ten uitvoer wil leggen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van verzoeker zwaarder weegt en heeft zij de voorlopige voorziening toegewezen. De tenuitvoerlegging van het ontruimingsproces-verbaal is opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker de lopende huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.