In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die op 4 maart 2024 een verzoek indiende op grond van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet. Verzoekster vroeg om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat verweerster, Stichting Maasdelta Groep, het vonnis van 31 mei 2023 tot ontruiming van haar huurwoning ten uitvoer zou leggen. Verzoekster had een schuldhulpverleningstraject opgestart, maar dit was niet goed verlopen, waardoor zij een nieuwe schuldhulpverlener had ingeschakeld. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien verweerster had aangekondigd de woning te ontruimen. De rechtbank weegt de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven en haar schulden wil saneren, tegen die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat het belang van verzoekster zwaarder weegt, vooral gezien de recente betalingen van huur en de verwachting dat toekomstige huurtermijnen tijdig zullen worden voldaan. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoekster haar huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens verklaart de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar laat de mogelijkheid open voor een nieuw verzoek in de toekomst.