Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 september 2023, met bijlagen;
- het antwoord.
2.De beoordeling
3.De beslissing
donderdag 25 april 2024 om 11.30 uurvoor een akte van Dilhar zoals onder 2.17 bedoeld;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft Dilhar B.V. een ontruimingsvordering ingesteld tegen [gedaagde], die een woning huurde van Dilhar. De huurovereenkomst was aangegaan voor de duur van twee jaar, van 1 juni 2021 tot en met 31 mei 2023. Op 26 april 2023 heeft de beheerder van Dilhar een aangetekende brief gestuurd naar [gedaagde] waarin het einde van de huurovereenkomst per 1 juni 2023 werd aangezegd. [gedaagde] heeft echter gesteld dat zij deze brief niet tijdig heeft ontvangen, omdat zij in het buitenland was en pas op 3 of 4 mei 2023 kennisnam van de inhoud van de brief.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst op 1 juni 2023 is geëindigd en dat [gedaagde] de woning moet verlaten. De rechter oordeelde dat de aanzegging tijdig was en dat [gedaagde] niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een verlenging van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast is de vordering tot betaling van ontruimingskosten afgewezen, omdat nog niet vaststaat of deze kosten gemaakt zullen worden.
Verder heeft de kantonrechter zich gebogen over de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst, die als oneerlijk werd beoordeeld. De rechter heeft vastgesteld dat de huurprijswijzigingsbepaling niet in overeenstemming is met de richtlijn inzake oneerlijke bedingen en dat de huurverhogingen die op basis van deze bepaling zijn doorgevoerd, komen te vervallen. De partijen moeten zich nog uitlaten over de gevolgen van deze vernietiging in een volgend proces.