ECLI:NL:RBROT:2024:3257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
ROT 24/2947
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening maatschappelijke opvang voor verzoeker zonder vaste woon- of verblijfplaats

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een persoon zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. Het college stelde dat verzoeker zelfredzaam was en in staat om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Verzoeker was het hier niet mee eens en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld en geconcludeerd dat het college het onderzoek naar de zelfredzaamheid van verzoeker onzorgvuldig en onvolledig had uitgevoerd. Er waren sterke aanwijzingen dat verzoeker meer problemen had dan alleen een huisvestingsprobleem, waaronder een onbehandelde HIV-infectie en een slechte gezondheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had bij zijn verzoek, aangezien hij dakloos was en op straat leefde.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten dat het college aan verzoeker voor een periode van vier weken maatschappelijke opvang moest verlenen. Daarnaast werd het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2947

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , zonder vaste woon- of verblijfplaats, verzoeker

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.M. Tang).

Inleiding

1. Met het besluit van 15 december 2023 heeft het college verzoekers aanvraag om maatschappelijke opvang afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Met het bestreden besluit van 29 maart 2024 op het bezwaar van verzoeker is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, [naam] als tolk en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Verzoeker heeft naar gesteld de Letse nationaliteit en verblijft sinds 2018 in Nederland. Hij heeft voor het laatst gewerkt bij een vleesbewerkingsbedrijf dat ook voor een woning zorgde. Volgens verzoeker is hij in oktober 2023 in opdracht van zijn leidinggevende uit die woning gezet. Sindsdien verblijft hij afwisselend op straat en in de winteropvang in Amsterdam. Hij heeft op 15 december 2023 een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang in Rotterdam.
Waar gaat het in deze zaak om?
2. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat verzoeker in staat wordt geacht om zich op eigen kracht en met hulp van zijn netwerk te handhaven in de samenleving. Verzoeker is het hier niet mee eens en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij opvang krijgt in Rotterdam.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
4. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient daarom eerst te kijken of er voldoende spoedeisend belang is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5. De winteropvang in Amsterdam liep tot 1 april 2024. Verzoeker is nu dakloos en leeft op straat. De voorzieningenrechter vindt daarom dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek.
Waarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe?
6. Een inwoner van Nederland komt in aanmerking voor opvang als hij de thuissituatie heeft verlaten en niet in staat is zich op eigen kracht of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving.
7. Gelet op de hulpvraag van verzoeker moet beoordeeld worden of zijn huisvestingsprobleem wordt veroorzaakt doordat hij zich niet kan handhaven in de samenleving.
8. Verzoeker heeft laten zien dat hij doorgaans zelfredzaam is. Hij heeft in Nederland gewerkt en heeft met behulp van instanties in Amsterdam opvang en een briefadres geregeld nadat hij als gevolg van een arbeidsconflict zijn werk en huisvesting is kwijtgeraakt. Verzoeker heeft ook juridische hulp bij het arbeidsconflict. Deze omstandigheden zijn voor het college aanleiding geweest voor de conclusie dat verzoeker ook op dit moment zelfredzaam is. De voorzieningenrechter heeft daar twijfels bij. Het college heeft pas in de bezwaarfase onderzoek verricht naar verzoekers zelfredzaamheid en heeft daarbij alleen gekeken naar wat er goed is gegaan en niet naar wat er slecht gaat in verzoekers leven. Verder heeft het college verwezen naar een e-mail van een hulpverlener van [naam groep] in Amsterdam waarin staat dat er bij verzoeker geen sprake is van multiproblematiek, maar uit deze e-mail blijkt niet welke informatie daarbij is betrokken. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het onderzoek naar verzoekers zelfredzaamheid onzorgvuldig en onvolledig is geweest. Er zijn namelijk sterke aanwijzingen dat er meer aan de hand is dan alleen een huisvestingsprobleem. Zo heeft hij een onbehandelde HIV-infectie en moet hiervoor bloedprikken, maar het is hem niet gelukt om hiervoor gemaakte afspraken na te komen. Tijdens de zitting heeft verzoeker gewezen op de gevolgen van op straat leven voor zijn slechte gezondheid in het algemeen en die infectie in het bijzonder. Ook is onder de aandacht gebracht de slechte conditie van zijn gebit en het feit dat hij pas vorige week een bijstandsuitkering heeft aangevraagd (in Amsterdam), terwijl hij al sinds oktober 2023 geen inkomsten meer heeft. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om tegemoet te komen aan het verzoek om een voorlopige voorziening en te bepalen dat verzoeker voor de duur van vier weken opvang moet krijgen om zo zijn situatie te kunnen verbeteren.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat het college aan verzoeker vooralsnog opvang dient te verlenen voor een periode van vier weken.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat het college aan verzoeker maatschappelijke opvang dient te verlenen voor een periode van vier weken;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024.
De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.