ECLI:NL:RBROT:2024:3210

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
C/10/675506 / KG ZA 24-203
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot medewerking aan verdeling van woning na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2024, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, verzoekt om medewerking aan de verdeling van de woning na hun echtscheiding. De partijen zijn eerder gehuwd geweest en de echtscheiding is uitgesproken op 11 juli 2023. De vrouw heeft de woning toegewezen gekregen voor een bedrag van € 775.000,-, onder de voorwaarde dat zij deze kan financieren en de man ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2024 zijn partijen overeengekomen dat de woning aan de vrouw zal worden overgedragen, maar de man heeft voorwaarden gesteld aan deze overdracht.

De vrouw vordert in conventie onder andere een machtiging om alle noodzakelijke handelingen te verrichten voor de hypotheekstelling en levering van de woning, en verzoekt de man om onvoorwaardelijke medewerking aan de notariële levering. De man vordert in reconventie dat de woning alsnog aan de vrouw wordt overgedragen, maar onder bepaalde voorwaarden, waaronder een termijn voor de overdracht en medewerking aan de verkoop van de woning indien deze niet tijdig wordt overgedragen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de man zijn aandeel in de woning aan de vrouw moet leveren, en dat de door de man gestelde voorwaarden niet aan de levering in de weg staan. De vorderingen van de man zijn afgewezen, en hij is veroordeeld om binnen een week na betekening van het vonnis zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van de woning. Tevens is de man veroordeeld om de woning uiterlijk op 1 juli 2024 te ontruimen. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer / rolnummer: C/10/675506 / KG ZA 24-203
Vonnis in kort geding van 9 april 2024
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.C. Houwing te Berkel en Rodenrijs,
tegen
[naam man],
wonende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.E.C. Verhoeff te Den Haag.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 19 maart 2024, met producties 1 tot en met 8;
  • de conclusie van antwoord, met eis in reconventie, met producties 1 tot en met 21;
  • producties 9 tot en met 11 van de vrouw;
  • de pleitnota van de vrouw.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 29 maart 2024 plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 11 juli 2023 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken (hierna: ‘de echtscheidingsbeschikking’). De echtscheidingsbeschikking is op 19 september 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort een woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam (hierna: ‘de woning’).
2.3.
In de echtscheidingsbeschikking is, voor zover nu van belang, het volgende bepaald:
“De woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam
3.20.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen overeengekomen dat de woning aan de vrouw zal worden toegedeeld voor een bedrag van € 775.000,- onder de voorwaarde dat de vrouw in staat is deze toedeling te financieren. Zij moet er zorg voor dragen dat de bank de man ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
3.21.
De levering van de woning zal plaatsvinden uiterlijk drie maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
3.22.
Als de vrouw niet in staat is de toedeling van de woning aan haar te financieren en/of het ontslag van de man uit bedoelde hoofdelijke aansprakelijkheid te bewerkstelligen, moet de woning worden verkocht. In dat geval bepaalt de rechtbank dat dit geschiedt op de volgende manier:
  • verkoop zal plaatsvinden door de reeds door partijen ingeschakelde makelaar, te weten Ooms Makelaars Woningen B.V.;
  • partijen zullen meewerken aan het eventueel opnieuw bepalen van de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs, een en ander in overleg met de makelaar en binnen de door de makelaar gestelde termijn;
  • partijen zullen meewerken aan geplande bezichtigingen;
  • partijen zorgen dat huis en tuin verzorgd ogen voor iedere bezichtiging;
  • partijen verrichten alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en oplevering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen;
  • partijen werken mee aan het tekenen van de koopovereenkomst;
  • partijen werken mee aan de levering van de echtelijke woning via de notaris, waaronder het tekenen van de transportakte of een volmacht binnen de door de notaris gestelde termijn.
Bij dit alles geldt nog het volgende:
  • voor het geval partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming komen over de te hanteren verkoopprijs en of de vraag- en laatprijs, zal de makelaar deze bindend vaststellen, net als een eventuele wijziging van de te hanteren vraag- en laatprijs in geval verkoop uitblijft;
  • in het geval de makelaar de verkoopprijs en/of vraag- en laatprijs bindend heeft vastgesteld, hanteren partijen deze bij de verkoop van de echtelijke woning aan een derde;
  • als de makelaar de opdracht tot verkoop van de echtelijke woning teruggeeft wegens gebrek aan medewerking van een van partijen, voldoet de niet-meewerkende partij de kosten die de makelaar in rekening brengt. Dit geldt ook voor schade en of extra onkosten veroorzaakt door het niet-meewerken van een partij bij de afwikkeling bij de notaris en door het niet correct opleveren van het huis aan kopers.
3.23.
Op het bedrag van € 775.000,- dan wel, als de woning moet worden verkocht, de verkoopopbrengst, moet de hypothecaire schuld ten tijde van de overdracht van de woning in mindering worden gebracht. De aanspraken uit hoofde van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde verzekeringen strekken in mindering op de hypothecaire schuld. De overwaarde van de woning bestaat uit het verschil tussen het bedrag van € 775.000,- dan wel de verkoopopbrengst, vermeerderd met de aanspraken uit hoofde van de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde verzekeringen en de hypothecaire schuld. De overwaarde wordt tussen partijen gelijkelijk verdeeld.
3.24.
De kosten verbonden aan de verdeling en levering aan de vrouw of in een voorkomend geval verkoop en levering aan een derde van de woning worden door partijen bij helfte gedragen.
3.25.
De vermogensopbouw die in het kader van de hypotheek heeft plaatsgevonden en uit welke hoofde op de bankrekening bij de ING bank met bankrekeningnummer
[rekeningnummer] saldo staat, wordt tussen partijen bij helfte gedeeld.
(..)
Inboedel
3.34.
Zowel de man als de vrouw hebben een inboedellijst overgelegd en een verdeling voorgesteld. Deze lijsten komen niet met elkaar overeen; niet voor wat betreft de te verdelen inboedelgoederen en niet voor wat betreft de voorgestelde verdeling. De rechtbank is van oordeel dat aan ieder van partijen de helft van de inboedel toekomt. Zij zullen zelf tot verdeling over moeten gaan. Daarbij kunnen zij bijvoorbeeld om en om een goed kiezen of één van hen maakt een verdeling in twee sets van inboedelgoederen waaruit de ander een set kiest, zonder dat verdere verrekening plaatsvindt. (..)”
2.4.
De vrouw heeft op 12 oktober 2023 een definitieve offerte gekregen voor de financiering van de overname van het aandeel van de man in de woning. De notaris heeft een concept akte van verdeling opgesteld.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
De vrouw een machtiging te verlenen om alle handelingen te kunnen verrichten die noodzakelijk zijn om de afronding van de hypotheekstelling door de ING en levering van de woning aan de [adres] te Rotterdam aan haar te realiseren, zoals ondertekening van de notariële leveringsakte, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaats komt van de toestemming c.q. de handtekening van de man en dit vonnis ex artikel 3:300 BW dezelfde kracht heeft als de handtekening van de man.
II.
De man te veroordelen tot onvoorwaardelijke en onmiddellijke medewerking aan de notariële levering van de woning aan de vrouw, waarbij hij al datgene zal moeten doen of nalaten teneinde een spoedige levering van de woning uiterlijk op 15 april 2024 aan de vrouw te realiseren, in die zin dat de man:
zorg zal dragen voor ondertekening en aanlevering van de 2 onder punt 4 van deze dagvaarding genoemde documenten aan de vrouw zodat zij deze kan doorgeleiden aan de ING;
meewerkt aan de notariële levering van de woning aan de vrouw via Kooijman en Autar Notarissen te Rotterdam;
de woning uiterlijk één dag voor de datum van de notariële levering dient te ontruimen met medeneming van alle aan hem toe te bedelen roerende zaken die zich in de woning en op het perceel bevinden, onder afgifte van de sleutels van de woning aan de notaris,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of gedeelte van de dag dat de man zich niet houdt aan één of meerdere van de voornoemde veroordelingen.
III.
De man te veroordelen in de door de vrouw werkelijk gemaakte proceskosten, nader op te maken bij staat.
3.2.
De vrouw vordert nakoming van de echtscheidingsbeschikking. Zij heeft aan alle vereisten uit de echtscheidingsbeschikking voldaan, maar de man weigert nu zijn medewerking te verlenen aan het ondertekenen van de akte van verdeling. Ook weigert de man de benodigde formulieren van de hypotheekverstrekker te ondertekenen.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de woning – ondanks het verstrijken van de termijn van 19 december 2023 – alsnog conform de beschikking van de Rechtbank Rotterdam d.d. 11 juli 2023 aan de vrouw zal worden overgedragen voor een bedrag van € 775.000,- onder de navolgende voorwaarden:
de kosten voor de levering worden door beide partijen gezamenlijk gedragen conform de beschikking van 11 juli 2023 waarbij de vrouw conform de afspraak tussen partijen gemaakt op 12 oktober 2023 (productie 7) de meerkosten van de notaris zal voldoen;
de vermogensopbouw van de bankspaarhypotheek wordt evenredig verdeeld conform de beschikking van 11 juli 2023;
de vrouw zal de man een compensatie betalen van € 21.509,34 voor het rentevoordeel dat de vrouw geniet ten aanzien van het meenemen van de gezamenlijke hypotheek conform de verklaring van de hypotheekadviseur van de man (productie 15);
e inboedel wordt verdeeld vóór 1 mei 2024 conform de beschikking van 11 juli 2023 en conform het voorstel van de man (ex productie 10);
en transitieperiode voor de man waarbinnen hij na de overdracht nog in de woning kan blijven voor de duur van 4 maanden, welke periode ingaat op de dag dat de akte van verdeling wordt getekend;
indien de woning binnen één jaar na de overdracht wordt doorverkocht en de woning voor een hoger bedrag van € 775.000,- door de vrouw wordt verkocht, de man gerechtigd is op de helft van de meerwaarde.
II. te bepalen dat de vrouw binnen één maand vanaf de datum van dit vonnis de overdracht van de woning moet hebben gerealiseerd;
III. de vrouw te veroordelen tot onvoorwaardelijk en onmiddellijke medewerking aan alle handelingen die noodzakelijk zijn om de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam op de markt te verkopen indien de woning niet binnen één maand vanaf de datum vonnis kort geding is overgedragen;
IV. te bepalen dat indien de termijn door de vrouw niet wordt nagekomen de woning op de markt zal worden verkocht en de man een machtiging te verlenen teneinde alle handelingen te kunnen verrichten welke noodzakelijk zijn voor de verkoop van de woning gelegen aan de [adres] te Rotterdam te bewerkstelligen;
V. te bepalen dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 2 BW in de plaats treedt van de door de notaris op te stellen akte van levering met betrekking tot het registergoed, voor zover het betreft het verlenen van medewerking van de vrouw tot levering;
VI. te bepalen dat de vrouw zal worden veroordeeld in de proceskosten van dit geding zoals uiteengezet in productie 21.
4.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij nog altijd bereid is om mee te werken aan de overdracht van zijn aandeel in de woning aan de vrouw, maar dat het vanwege het verstrijken van de termijn uit de echtscheidingsbeschikking redelijk is dat deze overdracht nu onder een aantal voorwaarden plaatsvindt.

5.De beoordeling

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie met elkaar samenhangen, behandelt de voorzieningenrechter de vorderingen gezamenlijk.
Het spoedeisend belang
5.2.
De vrouw stelt dat de aan haar verstrekte hypotheekofferte verloopt op 24 april 2024 en dat de levering van het aandeel van de man in de woning aan haar daarom voor die datum moet plaatsvinden. Met deze stelling is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang. De man heeft het spoedeisend belang overigens ook niet betwist.
De overdracht en de daaraan door de man gestelde voorwaarden
5.3.
Partijen zijn het erover eens dat het aandeel van de man alsnog aan de vrouw moet worden geleverd tegen de overeengekomen waarde. In geschil is echter of die levering alleen mag plaatsvinden onder de door de man gevorderde voorwaarden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en licht dit als volgt toe.
5.4.
De door de man gestelde voorwaarde onder a. volgt reeds uit de echtscheidingsbeschikking en uit de tussen partijen gemaakte afspraak. Ook de voorwaarde onder b. volgt uit de echtscheidingsbeschikking. De man heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze voorwaarden aan de levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw in de weg staan. De vorderingen die op deze voorwaarden zien, worden dan ook afgewezen. De vordering onder d. ten aanzien van de inboedel wordt ook afgewezen. Partijen hebben ter zitting afgesproken dat zij na de zitting samen met de advocaten gaan proberen om alsnog tot een verdeling van de inboedel te komen. De man heeft om die reden te kennen gegeven dat de verdeling van de inboedel niet langer als voorwaarde geldt voor de levering van zijn aandeel in de woning aan de vrouw.
5.5.
De man vordert tevens een transitieperiode waarbij hij na het tekenen van de akte waarin zijn aandeel in de woning wordt geleverd aan de vrouw, nog vier maanden in de woning kan verblijven. Partijen hebben ter zitting afgesproken dat de man tot 1 juli 2024 in de woning mag verblijven, ook nadat zijn aandeel in de woning al is overgedragen aan de vrouw, mits de man meebetaalt aan de helft van de lasten. Zolang de man nog mede-eigenaar is van de woning betaalt hij de helft van de aan de hypotheek verbonden lasten alsmede de helft van de overige lasten die op de lijst staan die partijen zelf hebben gemaakt, zoals partijen die lasten nu ook al verdelen. Zodra het aandeel van de man in de woning is overgedragen aan de vrouw betaalt de man niet meer mee aan de aflossing op de hypotheek, maar betaalt hij wel de helft van de hypotheekrente en de helft van de overige lasten die op de lijst staan. Dit is wat partijen tijdens de zitting hebben afgesproken en zij zijn aan die afspraak gebonden. De in het dictum opgenomen veroordeling tot ontruiming moet met inachtneming van die afspraak worden begrepen.
5.6.
De man heeft onvoldoende onderbouwd dat en waarom hij aanspraak kan maken op vervulling van de voorwaarden onder c. (de compensatie van het rentevoordeel) en onder f. (recht op de helft van de meerwaarde) voordat hij zou moeten meewerken aan de overdracht van zijn aandeel in de woning aan de vrouw. Hij heeft daarvoor geen grondslag aangevoerd en ook geen verklaring gegeven voor het feit dat dit niet al in de echtscheidingsprocedure is meegenomen. Het enkele feit dat de termijn voor de daadwerkelijke overdracht al is verstreken, maakt niet dat de man op deze punten aanspraak kan maken.
5.7.
Het voorgaande betekent dat de vordering onder I. van de man in zijn geheel wordt afgewezen en dat het aandeel van de man in de woning aan de vrouw moet worden geleverd op de wijze die partijen zijn overeengekomen in de echtscheidingsprocedure. De vordering van de man onder II. wordt ook afgewezen, omdat de vrouw heeft aangegeven dat zij maximaal drie maanden nodig heeft om het proces bij de hypotheekverstrekker in gang te zetten en de overdracht te realiseren. Dat lijkt niet onredelijk. De door de man gevorderde maand is dus te kort. De vorderingen III. tot en met V. zijn in dit kort geding eveneens niet toewijsbaar, omdat in de echtscheidingsbeschikking al is bepaald dat de woning moet worden verkocht als de vrouw het aandeel van de man niet kan overnemen.
De toewijsbare vorderingen in conventie
5.8.
Nu duidelijk is dat de man zijn aandeel in de woning aan de vrouw moet leveren, wordt hij veroordeeld om hieraan binnen één week na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen bij Kooijman Autar Notarissen te Rotterdam. De man wordt ook veroordeeld om binnen die termijn de twee formulieren van de hypotheekverstrekker te ondertekenen. Voldoet de man hier niet aan, treedt dit vonnis in de plaats van zijn toestemming en handtekening in de akte van verdeling en de formulieren.
5.9.
De vorderingen II. a. en b. worden afgewezen, omdat deze al verdisconteerd zijn in het gevorderde en toegewezen onder vordering I. Vordering II. c. wordt gelet op de overeenstemming die partijen hebben bereikt in die zin toegewezen dat de man uiterlijk op 1 juli 2024 de woning moet hebben ontruimd met zijn spullen. Als prikkel tot nakoming wordt een gematigde en gemaximeerde dwangsom opgelegd zoals in de beslissing is vermeld.
De proceskosten
5.10.
Partijen hebben beiden gevorderd de ander te veroordelen in de werkelijke proceskosten. De voorzieningenrechter wijst beide vorderingen af, omdat in dit kort geding niet is komen vast te staan dat het in overwegende mate aan één van de partijen is te wijten dat deze procedure moest worden gestart. Om die reden wordt niet afgeweken van het uitgangspunt en worden de proceskosten in conventie en in reconventie tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt de man om binnen één week na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van het aandeel van de man in de woning, staande en gelegde aan de [adres] te Rotterdam, aan de vrouw, bij Kooijman Autar Notarissen te Rotterdam,
6.2.
veroordeelt de man om binnen één week na betekening van dit vonnis de formulieren “Einde verpandingsverzoek Bankspaarrekening” en “Ontruimingsverklaring” te ondertekenen,
6.3.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming en handtekening van de man in de notariële akte van verdeling en in de formulieren “Einde verpandingsverzoek Bankspaarrekening” en “Ontruimingsverklaring” indien hij niet aan de in 6.1 en 6.2 genoemde veroordelingen voldoet,
6.4.
veroordeelt de man om uiterlijk op 1 juli 2024 de woning, staande en gelegen aan de [adres] te Rotterdam te ontruimen met medeneming van alle aan hem toe te bedelen roerende zaken die zich in de woning en op het perceel bevinden, onder afgifte van de sleutels van de woning aan de notaris of aan de vrouw,
6.5.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 6.4 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.8.
compenseert de kosten in conventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.9.
wijst de vorderingen af,
6.10.
compenseert de kosten in reconventie tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.3608/1980