ECLI:NL:RBROT:2024:3190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/10/659314 / JE RK 23-1355 en C/10/672959 / JE RK 24-211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 20 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen te verlengen voor de duur van twaalf maanden in behandeling genomen. Tijdens de mondelinge behandeling waren de ouders, de pleegmoeder en de bijzondere curatoren aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen tolk aanwezig was voor de pleegmoeder, wat van belang was voor het verloop van de zitting. De rechtbank heeft besloten de behandeling van de verzoeken aan te houden tot 19 april 2024, om ervoor te zorgen dat de pleegmoeder de zitting kan volgen en om de bijzondere curatoren de tijd te geven om een rapportage op te stellen. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een neutraal pleeggezin verlengd tot 1 mei 2024, en heeft de GI opgedragen zorg te dragen voor een tolk Arabisch voor de pleegmoeder. De rechtbank heeft ook bepaald dat de bijzondere curatoren uiterlijk een week voor de volgende zitting een schriftelijk verslag van hun bevindingen moeten indienen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Meervoudige Kamer
Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/659314 / JE RK 23-1355 en C/10/672959 / JE RK 24-211
Datum uitspraak: 20 maart 2024
Beschikking over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 2] ,
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 3] ,
[minderjarige 4],
geboren op [geboortedatum 4] 2014 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige 4] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. P. van Baaren te Rotterdam,
[vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. R. Tetteroo te Rotterdam,
[pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam,
mr. W.R. Arema en mr. L.A. Middelkoop,
hierna te noemen: de bijzondere curatoren, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van 30 januari 2024 (zaaknummer 659314) en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de beschikking van de kinderrechter van 8 februari 2024 (zaaknummer 672959) en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de e-mail van mr. F. Pool van 6 maart 2024;
  • de briefrapportage met bijlagen van de GI van 14 maart 2024;
  • de brief van de bijzondere curatoren van 14 maart 2024;
  • de e-mail van mr. R. Tetteroo van 14 maart 2024.
1.2.
Op 20 maart 2024 heeft de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaken met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de pleegmoeder met mr. M.S. Krol (waarnemend);
  • de bijzondere curatoren;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon A] .
1.3.
De rechtbank heeft [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren. [voornaam minderjarige 2] heeft van deze mogelijkheid van het voeren van een gesprek met de kinderrechter geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] .
2.2.
[voornaam minderjarige 1] verblijft bij de pleegmoeder.
[voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] verblijven in een neutraal pleeggezin. [voornaam minderjarige 2] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 8 augustus 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] verlengd tot 10 augustus 2024.
2.4.
De rechtbank heeft bij voornoemde beschikking van 8 augustus 2023 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 10 februari 2024. Dit betrof een plaatsing bij de pleegmoeder.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 januari 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de pleegmoeder, verlengd tot 10 mei 2024. De kinderrechter heeft bij die beschikking daarnaast de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij een gezinshuis, verlengd tot 10 mei 2024.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 31 januari 2024 een
(spoed)machtiging verleend om [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten een neutraal pleeggezin, tot 14 februari 2024.
2.7.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 februari 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg, te weten een neutraal pleeggezin, verlengd tot 31 maart 2024.
2.8.
Bij beschikking van 30 januari 2024 zijn de bijzondere curatoren benoemd om [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De benoeming geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 10 augustus 2024.

3.De aangehouden verzoeken

3.1.
Het verzoek met zaaknummer C/10/659314:
De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en
[voornaam minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van twaalf maanden. Over de periode tot 10 mei 2024 is al beslist. Er moet nu nog beslist worden over de periode tot 10 augustus 2024.
Tijdens de mondelinge behandeling van 30 januari 2024 heeft de GI het verzoek aangevuld in die zin dat voor [voornaam minderjarige 2] een machtiging in een voorziening voor pleegzorg, te weten een gezinshuis, wordt verzocht, en voor [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] een machtiging in een voorziening voor pleegzorg, te weten een neutraal pleeggezin.
De wijziging in het verblijf van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] is door de kinderrechter bij beschikking van 30 januari 2024 niet toegewezen. De wijziging in het verblijf van [voornaam minderjarige 2] (van pleegzorg naar een gezinshuis) is bij beschikking van 30 januari 2024 toegestaan.
3.2.
Het verzoek met zaaknummer C/10/672959:
De GI heeft met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing verzocht van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een pleeggezin – de rechtbank begrijpt een neutraal pleeggezin – voor de duur van vier weken en aansluitend voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Er moet nu nog worden beslist over de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een neutraal pleeggezin voor de periode tot 10 augustus 2024.

4.De standpunten

4.1.
Namens de pleegmoeder is verzocht om de zaken aan te houden in verband met het ontbreken van een tolk Arabisch voor de pleegmoeder. Daarnaast ontbreekt bij de stukken een verzoek van de GI om het verblijf van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] te wijzigen op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW). De pleegmoeder kan instemmen met een korte verlenging van de maatregelen, al ziet zij het liefste dat [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] zo snel mogelijk bij haar teruggeplaatst worden. [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] kunnen daarnaast maar tot 1 april 2024 in het huidige pleeggezin blijven.
4.2.
Door en namens de vader is eveneens verzocht om de zaken aan te houden. Er is geen tolk aanwezig, het verzoek op grond van artikel 1:265i BW ontbreekt en ook het rapport van de bijzondere curatoren is er nog niet. Het is belangrijk dat daarop gewacht wordt, voordat de zaken inhoudelijk behandeld worden. Namens de vader wordt ingestemd met een korte verlenging van de maatregelen. De vader vindt dat de kinderen zo snel mogelijk terug naar de pleegmoeder moeten. De vader heeft geen vertrouwen in de jeugdbescherming en betwist de evaluatie van de pleegzorgplaatsing, nu de naam, het logo en de handtekening op het document ontbreken.
4.3.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen aanhouding van de zaken. De moeder wil dat de zaken zo spoedig mogelijk worden afgedaan. De kinderen moeten namelijk terug naar de moeder. De moeder heeft de gezinsopname positief doorlopen. De moeder zou graag zien dat de kinderen bij haar verblijven als het vervolgtraject plaatsvindt. Dan kan beter gezien worden hoe de moeder het doet met de kinderen. Alle professionals zijn positief over de moeder en de relatie met de kinderen. Het is daarom zeer zorgelijk dat de kinderen onder druk gezet worden door de vader en de pleegmoeder.
4.4.
De bijzondere curatoren hebben verzocht de behandeling van de zaken aan te houden tot 19 april 2024. Dit was de datum van de oorspronkelijke zitting en is ook de datum waar de bijzondere curatoren rekening mee hebben gehouden voor het uitbrengen van hun rapportage. Door het vervroegen van de zaak met zaaknummer C/10/659314 is het voor de bijzondere curatoren niet gelukt om voor de zitting van 20 maart 2024 een rapportage uit te brengen. Ook beschikten de bijzondere curatoren pas laat over de juiste stukken. De bijzondere curatoren hebben meer tijd nodig om een gedegen advies uit te kunnen brengen. Vooruitlopend op een eventuele aanhouding hebben de bijzondere curatoren contact gehad met het huidige pleeggezin van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] . Het pleeggezin heeft aangegeven de plaatsing te kunnen verlengen met een maand. Het is niet in het belang van de kinderen om ze tussentijds ergens anders te laten verblijven.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank constateert dat er geen tolk aanwezig is voor de pleegmoeder, terwijl de pleegmoeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is. Het is van belang dat de pleegmoeder het verloop van de behandeling ter zitting kan volgen. Daarom zal de rechtbank de verzoeken aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum. De rechtbank draagt de GI op om voor de volgende zitting zorg te dragen voor een tolk Arabisch voor de pleegmoeder die fysiek aanwezig is bij de zitting.
5.2.
De rechtbank ziet eveneens aanleiding om de verzoeken aan te houden gelet op het nog ontbreken van een rapportage van de bijzondere curatoren. Het is vooral in het belang van de kinderen dat de bijzondere curatoren voldoende tijd hebben om onderzoek te doen om zo een gedegen rapportage en advies uit te kunnen brengen.
5.3.
Gelet op de afloopdata van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in het huidige pleeggezin, ziet de rechtbank aanleiding om deze maatregel te verlengen voor de duur van een maand. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de kinderen in ieder geval tot aan de volgende zitting in het huidige pleeggezin verblijven, zoals kenbaar gemaakt door de bijzondere curatoren.
5.4.
Zoals bepaald in de beschikking van deze rechtbank van 30 januari 2024, verzoekt de rechtbank de bijzondere curatoren om uiterlijk één week voor de mondelinge behandeling van 19 april 2024 een schriftelijk verslag van hun bevindingen aan de rechtbank te overleggen, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en hun advocaten.
5.5.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat voor alle procespartijen geldt dat wanneer zij stukken in het geding brengen, deze stukken ook naar de andere belanghebbenden gezonden dienen te worden (art. 1.5 Procesreglement Civiel Jeugdrecht).

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg, te weten een neutraal pleeggezin, tot 1 mei 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.3.
houdt de behandeling van de verzoeken voor het overige aan en roept de GI, de belanghebbenden en hun advocaten op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de
rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100 / 125 in Rotterdam, op
19 april 2024 om 13:30 uur, om nader op de verzoeken te worden gehoord;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, hun advocaten en de bijzondere curatoren;
6.5.
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor een kindgesprek om
13.00 uur;
6.6.
geeft de GI de opdracht zorg te dragen voor een (fysieke) tolk Arabisch;
6.7.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, mr. A.A.J. de Nijs en mr. D.E. van Hout, kinderrechters.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. A.A.J. de Nijs en D.E. van Hout, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en op schrift gesteld op 4 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.