ECLI:NL:RBROT:2024:3187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/10/672574 / JE RK 24-167
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige kinderen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 5 april 2024, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind 1] behandeld. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering en de moeder van de kinderen, die verzocht om contactherstel tussen de kinderen en om de machtiging tot uithuisplaatsing te heroverwegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [kind 1] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk is. De ondertoezichtstelling van [kind 1] wordt verlengd tot 8 december 2024, terwijl de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleegzorg, bij [naam gezin], wordt verlengd tot 1 juli 2024. De rechtbank benadrukt dat de uitkomsten van een lopend triple onderzoek door het NIFP cruciaal zijn voor de toekomst van [kind 1]. De rechtbank heeft ook de standpunten van de GI en de moeder gehoord, waarbij de moeder zich zorgen maakt over de huidige opvangsituatie en de impact op de kinderen. De rechtbank heeft besloten om de behandeling van enkele verzoeken aan te houden tot de volgende zitting, waarbij de GI en de moeder opnieuw worden opgeroepen om hun standpunten te verduidelijken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Meervoudige Kamer
Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/672574 / JE RK 24-167
Datum uitspraak: 5 april 2024
Beschikking over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
en ten aanzien van de zelfstandige verzoeken,
[naam 1],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. R.H.P. Feiner te Rotterdam,
over
[kind 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats 1], hierna te noemen [kind 1],
[kind 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2008 in [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [kind 2],
[kind 3],
geboren op [geboortedatum 3] 2013 in [geboorteplaats 3], hierna te noemen: [kind 3].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
ten aanzien van het oorspronkelijke verzoek van de GI:
de moeder;
ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de moeder:
de GI.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • de beschikking van 12 februari 2024 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het e-mailbericht met bijlagen van mr. Feiner met spoedverzoek geschillenbeslechting van 8 maart 2024;
  • het beroepschrift inzake schriftelijke aanwijzing en het verzoek toepassen geschillenregeling met bijlagen van mr. Feiner van 11 maart 2024;
  • het e-mailbericht met bijlage van mr. Feiner van 12 maart 2024;
  • de briefrapportage met bijlagen van de GI van 13 maart 2024;
  • het e-mailbericht van de rechtbank aan de GI van 13 maart 2024.
1.2.
Op 20 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, [naam 2] en [naam 3].
1.3.
De rechtbank heeft [kind 1] naar zijn mening gevraagd. [kind 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met mr. A.L. Pöll. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij samengevat wat [kind 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind 1], [kind 2] en [kind 3].
2.2.
[kind 1] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij [naam gezin].
2.3.
[kind 2] en [kind 3] wonen bij de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 februari 2024 de ondertoezichtstelling van [kind 1] verlengd tot 10 april 2024. Bij beschikking van 8 december 2023 zijn [kind 2] en [kind 3] onder toezicht gesteld tot 8 december 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij genoemde beschikking van 12 februari 2024 ook de machtiging verlengd om [kind 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleeggezin tot 10 april 2024.
2.6.
Het verzoek is voor het overige aangehouden en verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind 1] te verlengen voor de duur
van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van
[kind 1] in een pleeggezin voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beschikking
uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het verzoek is zowel voor wat betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling als voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin al toegewezen voor de periode van 14 februari 2024 tot 10 april 2024. Nu resteert nog de periode tot 14 februari 2025.
Bij briefrapportage van 13 maart 2024 heeft de GI het verzoek ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om een verlenging van de machtiging netwerkpleegzorg, te weten bij [naam gezin], en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Zelfstandig verzoek I
3.2.
Namens de moeder is op grond van artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en artikel 1:262b BW verzocht het contactverbod tussen de kinderen op te heffen, meer in het bijzonder door het contactherstel als volgt vast te leggen:
I. [kind 1] en [kind 2] mogen buitenshuis contact met elkaar hebben.
II. [kind 3] en [kind 1] mogen onder begeleiding van therapeuten een traject tot contactherstel aangaan om toe te werken naar contact onder toezicht van een volwassene totdat en tenzij uit gedragsdeskundig onderzoek blijkt dat dit niet wenselijk is.
Zelfstandig verzoek II
3.3.
Namens de moeder is eveneens verzocht om op grond van artikel 1:262b BW toestemming te geven conform (de voorwaarden van) de toestemming van de officier van justitie in de strafzaak, ten aanzien van contact tussen [kind 3] en [kind 1] op drie momenten die betrekking hebben op het verwachte overlijden van de oma moederszijde, te weten tijdens:
- de laatste eer;
- de condoleance;
- de begrafenis.

4.De standpunten

Het standpunt van de GI
Verzoek GI
4.1.
De GI heeft ter zitting haar (gewijzigde) verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. In het kader van de strafzaak tegen [kind 1] vindt er een zogenaamd triple onderzoek plaats door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychologie en Psychiatrie (hierna: NIFP). Het conceptrapport wordt medio april 2024 verwacht. De uitkomst van het triple onderzoek zal leidend zijn voor de bepaling van zowel het perspectief van [kind 1] als de voor hem meest passende en stabiele vervolgplek. Daarbij wordt ook gedacht aan de veiligheid van [kind 3]. De uitkomst van het triple onderzoek is eveneens van belang voor de vaststelling welke hulpverlening en voorwaarden passend zijn. Het is van belang dat [kind 1] het triple onderzoek kan ondergaan en afronden vanuit de rust en stabiliteit van het huidige pleeggezin, [naam gezin]. [naam gezin] heeft aangegeven dat zij de plaatsing van [kind 1] bij hen als een inbreuk op hun privacy ervaren en dat het soms lastig is, maar zij zijn wel bereid om [kind 1] tot de zomer op te vangen. De GI erkent dat familie voor [kind 1] belangrijk is, maar [naam 4] is negatief gescreend door pleegzorg, omdat er geen samenwerkingsmogelijkheden met en openheid bij haar werden gezien. De mogelijkheid van een nieuwe screening is onderzocht , maar heeft niets opgeleverd, omdat de pleegzorgorganisaties Timon, Enver en Horizon de afspraak hebben om geen screening te doen van een pleeggezin dat al door een andere organisatie is afgewezen.
Zelfstandig verzoek I
Ook ten aanzien van contactherstel tussen [kind 1] en [kind 2] en [kind 3] wil de GI de uitkomsten en adviezen van het triple onderzoek afwachten. Het is de verwachting dat het onderzoek resulteert in onder meer een advies voor een behandeltraject. De GI wil voorkomen dat verschillende aanpakken elkaar doorkruisen. Het is niet de intentie van de GI om het gezin uit elkaar te halen, integendeel. De GI wil toewerken naar een situatie waarbij het gezin weer bij elkaar kan komen, maar het is belangrijk dat dit op een veilige manier gebeurt. Daar kan de expertise van het NIFP aan bijdragen.
Zelfstandig verzoek II
Ten aanzien van het verzoek dat ziet op het verwachte overlijden van de oma, heeft de GI ter zitting aangegeven de beslissing van de raadkamer van 13 maart 2024, genomen in de strafzaak die tegen [kind 1] loopt, te zullen volgen. De GI blijft bij haar advies om [naam 5] hierin te betrekken.
Het standpunt van de moeder
Verzoek GI
4.2.
Door en namens de moeder is ingestemd met een verlenging van de ondertoezichtstelling en is verweer gevoerd tegen een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder wenst primair dat [kind 1] terug naar huis komt en subsidiair dat [kind 1] bij [naam 4] wordt geplaatst, een voor [kind 1] bekende en vertrouwde persoon. [naam 4] is als een tweede moeder voor [kind 1] en hij heeft daar vorig jaar ook al een aantal maanden gewoond. [naam 4] is door pleegzorg negatief gescreend, omdat zij weinig vertrouwen had in jeugdzorg, niet omdat de situatie bij haar onveilig zou zijn. Ook het beweerdelijk overtreden van de schorsingsvoorwaarden door [kind 1] had niets te maken met zijn verblijf bij [naam 4]. Het is niet in het belang van [kind 1] om nog langer bij [naam gezin] te verblijven. [naam gezin] heeft zich, bij monde van [naam 5], bereid verklaard [kind 1] nog tot de zomer op te vangen, maar ook bij herhaling aangegeven dat de opvang ingewikkeld is voor het gezin, omdat haar man [kind 1] eigenlijk niet langer wil opvangen. Bovendien hebben zij nog altijd geen pleegzorgvergoeding ontvangen. Een nog langer verblijf van [kind 1] bij [naam gezin] zet hen nog verder onder druk.
De GI heeft de plaatsing bij [naam 4] niet serieus onderzocht en komt in haar briefrapportage plotseling met de mogelijkheid van een gesloten plaatsing bij Horizon Harreveld. Dit is voor de moeder moeilijk te begrijpen en ook niet bevorderlijk voor de samenwerking. De moeder voelt zich buiten spel gezet door de GI. Het is duidelijk dat de GI de moeder niet vertrouwt. Zij wordt ook niet betrokken bij overleggen aangaande de hulpverlening, waarvan de laatste op 13 februari jl. heeft plaatsgevonden. Zij hoort achteraf enkel wat er besproken en besloten is.
Zelfstandig verzoek I
Ten aanzien van het verzoek tot contactherstel van [kind 1] met [kind 2] en [kind 3] stelt de moeder dat de adviezen van de GZ-psychologen, [naam 6] en [naam 7], gevolgd moeten worden. Zij stellen dat het uitblijven van de inzet van therapeutisch contactherstel schadelijk is voor de kinderen. De GI weigert deze adviezen op te volgen en wil het triple onderzoek van het NIFP afwachten. De moeder begrijpt dat een directe thuisplaatsing van [kind 1] niet mogelijk is en dat de uitkomsten van het triple onderzoek van belang zijn voor het te volgen traject, maar het is voor moeder onbegrijpelijk dat in afwachting daarvan niet wordt ingezet op enig (systemisch) contactherstel. Het is bovendien zorgelijk dat beslissingen in een civiele procedure worden uitgesteld in afwachting van ontwikkelingen in een strafzaak. [kind 1], [kind 2] en [kind 3] worden hierdoor nog verder beschadigd. [kind 1] is aan het eind van zijn Latijn en een depressie ligt op de loer. De school, de kerk, Fivoor en Focus op Zorg zijn positief over [kind 1]. De GI houdt echter alles tegen dat neigt naar herstel van het gezin.
Zelfstandig verzoek II
De moeder heeft ter zitting aangegeven geen gevolg te zullen geven aan het advies van de GI om [naam 5] te betrekken bij de drie bezoekmomenten rond het overlijden van de oma, aangezien testamentair is geregeld dat er geen personen van buiten de familie aanwezig mogen zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. Ter zitting is geen verweer gevoerd tegen dit verzoek van de Gl. De rechtbank is van oordeel dat [kind 1] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de betrokkenheid van de jeugdbeschermer noodzakelijk is. De rechtbank zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind 1] verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW). Om praktische redenen zal de rechtbank de termijn gelijk laten lopen met de ondertoezichtstelling van [kind 2] en [kind 3], te weten tot 8 december 2024. De rechtbank wijst het resterende deel van het verzoek betreffende de ondertoezichtstelling af.
5.2.
Ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing
Ook de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] is noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
De kinderrechter heeft bij beschikking van 12 februari 2024 onder andere het volgende overwogen:
[kind 1] wordt verdacht van het plegen van seksuele handelingen bij zijn (toen) negenjarige zusje, wat hij (deels) bekent. Nog altijd is onduidelijk wat de oorzaak is van dit gedrag van [kind 1] en hoe dit in de toekomst kan worden voorkomen. In de strafzaak wordt in dat verband een zogenaamd ‘Triple onderzoek’ afgenomen. De verdenking - en alle gebeurtenissen die daarop zijn gevolgd - hebben een grote impact gehad op [kind 1] en op het gezin en het gezinssysteem. Het afgelopen jaar is onrustig geweest voor [kind 1], hij heeft meerdere malen vastgezeten in een Justitiële Jeugdinrichting en heeft op verschillende plekken in het netwerk verbleven.
[…]
De kinderrechter is daarnaast van oordeel dat [kind 1] bij de huidige stand van zaken niet bij de moeder kan gaan wonen. Er is veel gebeurd het afgelopen jaar, wat grote impact heeft gehad op alle gezinsleden en waardoor het gezinssysteem fors ontwricht is geraakt.
[…]
Een terugkeer van [kind 1] naar huis zal zorgvuldig begeleid moeten gebeuren. Daarvoor zal eerst moeten worden gewerkt aan contactherstel tussen [kind 3] en [kind 1], moet behandeling voor [kind 1] worden gestart, de positieve houding van de moeder richting de GI en instanties zal - ook nu [kind 3] en [kind 2] thuis wonen - moeten beklijven en zal er een plan moeten liggen met concrete (veiligheids)afspraken.
[…]
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij de komende tijd, met inachtneming van alle informatie die zij ter beschikking heeft gekregen, onderzoekt of, onder welke voorwaarden en op welke termijn [kind 1] terug zou kunnen keren naar de moeder, dan wel (eerst) naar [naam 4] of elders in de sociale omgeving in [plaatsnaam], en daar concreet over rapporteert.
Het is nog altijd onduidelijk waardoor het seksueel grensoverschrijdend gedrag waarvan [kind 1] wordt verdacht is veroorzaakt. Zolang de oorzaak niet helder is en geen inschatting mogelijk is van het recidiverisico, kan de veiligheid van het gezin (met name van [kind 3]) bij een thuisplaatsing onvoldoende gegarandeerd worden. De rechtbank is met de GI van oordeel dat de uitkomsten van het triple onderzoek van het NIFP mede bepalend zijn voor het te volgen traject en het perspectief van [kind 1]. Ook de moeder begrijpt dat dit onderzoek moet worden afgewacht voordat [kind 1] naar huis terug kan, hoewel zij dat begrijpelijkerwijs liever anders had gezien.
De vraag die op dit moment voorligt, is waar [kind 1] dient te verblijven in afwachting van de uitkomsten van het triple onderzoek. De rechtbank betreurt het dat, ondanks de concrete opdracht daartoe, de GI niet heeft onderzocht welke andere personen uit het netwerk van het gezin in de omgeving van Barendrecht iets zouden kunnen betekenen in de opvang van [kind 1]. Ook de moeder heeft geen netwerk meer aangedragen, anders dan [naam 4]. De GI heeft wel drie andere mogelijkheden onderzocht: Fier in Leeuwarden, een gesloten groep van Horizon Harreveld en een gezinshuis. Echter, deze plekken zijn niet passend en/of beschikbaar gebleken. De rechtbank merkt voorts op dat de noodzaak voor een plaatsing op een groep, open dan wel gesloten, niet door de GI is gemotiveerd.
De GI stelt dat een continuering van het verblijf van [kind 1] bij [naam gezin] het meest in zijn belang is. De moeder stelt zich op het standpunt dat [kind 1] bij [naam 4] dient te worden geplaatst. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
In afwachting van de uitkomsten van het triple onderzoek is van belang dat [kind 1] op een plek verblijft waar hij zich met zoveel mogelijk rust en stabiliteit kan focussen op het triple onderzoek van het NIFP en tevens op zijn behandeling bij Fivoor. De rechtbank is van oordeel dat het verblijf van [kind 1] bij [naam gezin] bij de huidige stand van zaken het meest tegemoet komt aan de behoeftes en belangen van [kind 1]. [kind 1] verblijft inmiddels ongeveer een half jaar bij [naam gezin]. De afgelopen periode is niet gebleken dat [naam gezin] tekortschiet in het voorzien in een stabiele en veilige leefomgeving voor [kind 1]. Op dit moment is onvoldoende duidelijk of [naam 4] [kind 1] een dergelijke stabiele plek kan bieden. Tegenover de stelling van de moeder dat [naam 4] een veilige en stabiele omgeving biedt, staat een negatieve pleegzorgscreening. Dat deze uitkomst (mogelijk) voortvloeit uit het wantrouwen van [naam 4] jegens jeugdzorg, doet hier niet aan af. Dit weegt de rechtbank mee bij vaststelling wat de beste verblijfplaats is voor [kind 1] de komende maanden. De rechtbank neemt daarnaast de lastige positie van [naam 4] mee in haar afweging. De rechtbank stelt vast dat de moeder zich op dit moment in een lastige situatie bevindt waarin zij al haar kinderen moet beschermen; zij wordt geconfronteerd met complexe belangenafwegingen. Zij dient immers niet alleen het belang van [kind 1] in ogenschouw te nemen, maar ook de belangen van [kind 3] en [kind 2]. Ook voor [naam 4] is dit een lastige opgave, zij het mogelijk in mindere mate. In dat kader is de rechtbank van oordeel dat [naam gezin] meer op afstand staat er daardoor voor dit moment het meest passend is. Nu het triple onderzoek nog niet is afgerond en de behandeling van alle gezinsleden recent is gestart, acht de rechtbank het in het belang van [kind 1] om nog bij [naam gezin] te verblijven.
De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat [naam gezin] een door de moeder aangedragen verblijfplek is.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in het belang van [kind 1] dat de machtiging tot uithuisplaatsing bij [naam gezin] wordt verlengd. [naam gezin] heeft aangegeven tot de zomer beschikbaar te zijn om [kind 1] op te vangen. De rechtbank is van oordeel dat de huidige verlenging van het verblijf van [kind 1] bij [naam gezin] in beginsel de laatste moet zijn, gezien de belasting die de plaatsing voor [naam gezin] betekent. Het is de verwachting dat de uitkomst van het triple onderzoek op niet al te lange termijn bekend is en dat er aan de hand daarvan meer duidelijkheid komt over het perspectief van [kind 1]. Indien zou blijken dat een thuisplaatsing of een plaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder niet passend is, dan dient de GI (opnieuw) te overwegen en onderzoeken of [naam 4] of een andere netwerkplaatsing als verblijfplaats voor [kind 1] passend is.
De rechtbank zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij [naam gezin], verlengen tot 1 juli 2024 en het verzoek voor het overige aanhouden. De GI wordt verzocht om uiterlijk een week voor de hierna te noemen zittingsdatum een briefrapportage te overleggen met de stand van zaken op dat moment. De rechtbank verzoekt de GI daarbij - met inachtneming van wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen - een duidelijk plan van aanpak te overleggen aan de hand van alle beschikbare informatie met een concrete visie over de te nemen vervolgstappen.
5.3.
Zelfstandig verzoek I
Mede in het licht van het oordeel onder 5.2., acht de rechtbank zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een beslissing te nemen over het verzoek tot contactherstel van [kind 1] met [kind 2] en [kind 3]. De moeder hecht waarde aan de adviezen van [naam 6] en [naam 7] om alvast in te zetten op systemisch contactherstel. De rechtbank acht het (ook) voor de beslissing op dit verzoek van belang wat de uitkomst van het triple onderzoek en - in het verlengde daarvan - het verloop van het traject van Fivoor. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [naam 6] en [naam 7] de behandelaren van de moeder, respectievelijk van [kind 3] en [kind 2], zijn en niet die van [kind 1]. De rechtbank wenst bij gelegenheid van de volgende zitting de beschikking te hebben over de verslagen van Focus op Zorg en bepaalt om die reden dat de GI tegelijk met de briefrapportage, genoemd onder 5.2, de verslagen van Focus op Zorg overlegt.
De rechtbank zal op grond van het voorgaande ook het verzoek omtrent contactherstel aanhouden tot de hierna te noemen zittingsdatum.
5.4.
Zelfstandig verzoek II
De rechtbank constateert dat de raadkamer in de strafzaak tegen [kind 1] al op 13 maart 2024 een beslissing heeft genomen over de voorwaarden die aan contact tussen [kind 1] en [kind 3] rondom het verwachte overlijden van de oma moederszijde worden gesteld. De belanghebbenden hebben aangegeven zich te conformeren aan deze beslissing. De vraag is dan ook welk belang de moeder nog heeft bij behandeling van dit verzoek. De rechtbank zal de beslissing op dit verzoek daarom aanhouden tot hierna te noemen zittingsdatum, zodat de moeder zich hierover kan uitlaten.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind 1] tot 8 december 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 1] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij [naam gezin], tot 1 juli 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het resterende deel van het verzoek dat ziet op de verlenging van de ondertoezichtstelling;
en alvorens verder te beslissen:
6.5.
houdt de behandeling voor wat betreft het resterende deel van de machtiging tot uithuisplaatsing en de zelfstandige verzoeken aan en roept de GI, de moeder en mr. Feiner op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de
rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, in het gerechtsgebouw aan Wilhelminaplein 100 / 125 te Rotterdam, op
28 mei 2024 om 15.00 uur, om nader op de verzoeken te worden gehoord;
6.6.
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, mr. A.L. Pöll en mr. D.E. van Hout, kinderrechters;
6.7.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de moeder en mr. Feiner;
6.8.
gelast de oproeping van [kind 1] en [kind 2] voor een
kindgesprektegen voormelde zittingsdatum- en tijdstip;
6.9.
gelast de oproeping van de Raad voor de Kinderbescherming op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, tegen voormelde zittingsdatum- en tijdstip;
6.10.
verzoekt de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de rechtbank, met afschrift aan de moeder en mr. Feiner, de verzochte briefrapportage en de verslagen van Focus op Zorg te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. A.L Pöll en D.E. van Hout, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.