Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders, [naam 1] (de moeder) en [naam 2] (de vader), belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. De rechtbank heeft de beschikking van de kinderrechter van 12 februari 2024 in acht genomen, waarin de ondertoezichtstelling van de kinderen werd verlengd tot 22 april 2024. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor een jaar en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2024 zijn de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig geweest. De rechtbank heeft de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen besproken, waarbij is vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om aan de opvoedbehoeften van de kinderen te voldoen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is om hen een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 22 februari 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met de mogelijkheid voor de kinderen om op termijn bij de moeder te verblijven, afhankelijk van hun ontwikkeling.
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om een contra-expertise af te wijzen, omdat de uitkomsten van het KSCD-onderzoek als betrouwbaar zijn beoordeeld. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.