ECLI:NL:RBROT:2024:3185

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
C/10/670142 / JE RK 23-2821 en C/10/662135 / FA RK 23-5146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 2 april 2024, wordt een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], behandeld. De zaak betreft de vader, [naam 1], en de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, die beiden betrokken zijn bij de zorg voor [naam kind]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, gezien zijn verleden van verwaarlozing en trauma's door de onveilige thuissituatie bij beide ouders. De vader heeft verzocht om herstel van het ouderlijk gezag, terwijl de Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor de duur van negen maanden.

Tijdens de zitting is gebleken dat [naam kind] in zijn leven al veel onduidelijkheid en onveiligheid heeft meegemaakt, wat heeft geleid tot trauma's en gedragsproblemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige situatie, waarbij [naam kind] verblijft in een behandelgroep, het beste is voor zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en het verzoek van de vader om herstel van het gezag afgewezen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor gezagherstel. De rechtbank benadrukt het belang van een neutrale plek voor [naam kind] en de noodzaak van constructieve communicatie tussen de betrokken partijen.

De rechtbank heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, beide met ingang van 2 april 2024 tot 2 januari 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de vader is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Meervoudige Kamer
Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/670142 / JE RK 23-2821 en C/10/662135 / FA RK 23-5146
Datum uitspraak: 2 april 2024
Beschikking van de meervoudige kamer over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en de zaak van
[naam 1],
hierna te noemen: de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. V.T.E. Kuijpers, kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel,
over
[naam kind],
geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats], hierna te noemen [naam kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam 2] en [naam 3]
,
hierna te noemen: de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.J.W. van Kesteren, kantoorhoudende te Zoetermeer,
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.
De rechtbank merkt tevens de vader aan als belanghebbende in het verzoek van de Raad en de Raad als informant op grond van artikel 810 Rv in het verzoek van de vader.
De rechtbank merkt als informant aan:
[naam 4],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 29 november 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • het verzoek met bijlagen van de Raad van 30 november 2023;
  • het rapport van Enver van 28 februari 2024, ingediend namens de pleegouders op 1 maart 2024;
  • de brief van de rechtbank aan de moeder van 1 maart 2024.
1.2.
Op 5 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaken met gesloten deuren behandeld. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de pleegvader, [naam 2], bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam 5];
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 6].
1.3.
De moeder heeft, nadat zij haar zienswijze op de verzoeken heeft toegelicht, de zittingszaal verlaten. De moeder was per abuis opgeroepen als belanghebbende en heeft op verzoek van de rechtbank niet deelgenomen aan de mondelinge behandeling van de zaken.
1.4.
De rechtbank heeft [naam kind] naar zijn mening gevraagd. [naam kind] heeft hierover een gesprek gevoerd met de voorzitter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter samengevat wat [naam kind] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 26 april 2016 is het gezag van beide ouders beëindigd en is [naam kind] onder voogdij gesteld van de GI. Bij beschikking van 19 juli 2019 is [naam kind] onder voogdij gesteld van de pleegouders.
2.2.
[naam kind] verblijft op een open groep van [naam instelling], [naam groep].

3.De verzoeken

3.1.
Het verzoek met zaaknummer C/10/662135:
De vader verzoekt te worden hersteld in het ouderlijk gezag over [naam kind] en om [naam kind] terug te plaatsen in het gezin van de vader.
3.2.
Het verzoek met zaaknummer C/10/670142:
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van negen maanden.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter zitting zijn verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] heeft in zijn leven al veel onduidelijkheid en onveiligheid meegemaakt, die hem trauma’s hebben bezorgd. Voordat hij bij de pleegouders kwam wonen, is hij veel verhuisd. Het contact met zijn moeder en halfbroers- en zusjes is hij grotendeels kwijt. Alleen de vader en de pleegouders zijn voor [naam kind] een constante factor. Er bestaan spanningen tussen de vader en de pleegouders. Het contact tussen [naam kind] en de pleegouders is de afgelopen periode verstoord geraakt, waardoor hij niet langer bij hen kon wonen. [naam kind] voelt zich eenzaam. Op school is hij snel het mikpunt van pesterijen. Door de systeemtherapeut wordt gezien dat [naam kind] stagneert in zijn identiteitsontwikkeling. [naam kind] komt graag anderen tegemoet uit angst hen te verliezen, maar zijn eigen wensen en belangen verdwijnen daardoor naar de achtergrond. Dit leidt tot woede-uitbarstingen. De conflicten tussen de vader en de pleegouders zorgen ervoor dat [naam kind] in een onmogelijke positie terecht komt en zichzelf verliest. Het is daarom belangrijk dat [naam kind] op een neutrale plek woont, van waaruit hij goed contact kan onderhouden met zowel vader als pleegouders. Het moet voor hem duidelijk zijn dat hij niet tussen een van hen hoeft te kiezen. Gezien het voorgaande wordt de ontwikkeling van [naam kind] ernstig bedreigd. Het vrijwillig kader is ontoereikend gebleken en dus zijn een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk.
De Raad is van mening dat gedurende de ondertoezichtstelling moet worden bekeken of de band tussen de pleegouders en [naam kind] versterkt kan worden. Het risico bestaat dat [naam kind] het contact met de pleegouders verliest wanneer zij niet meer de voogdij over hem hebben. Als blijkt dat het niet langer in het belang van [naam kind] is dat de pleegouders de voogdij over hem hebben, dan adviseert de Raad om de voogdij bij de GI te beleggen. De Raad acht het niet wenselijk om het gezag van de vader te herstellen, omdat dit in het verleden niet goed is gegaan en moet worden voorkomen dat [naam kind] opnieuw met instabiliteit te maken krijgen.
4.2.
De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De ontwikkelingsbedreiging is duidelijk aanwezig. [naam kind] kampt met een loyaliteitsconflict. [naam kind] bevindt zich in een fase in zijn leven waarin zijn identiteit gevormd wordt. Een jeugdbeschermer, die als een neutrale partij tussen de vader en de pleegouders kan fungeren, is erg belangrijk. De GI is van mening dat het op dit moment te vroeg is om te bepalen waar het gezag of de voogdij van [naam kind] moet komen te liggen. Het is duidelijk dat de vader zich meer gehoord en gezien wil voelen. De vraag is of hij daar het gezag voor nodig heeft. Binnen de ondertoezichtstelling zal gekeken worden wat het beste is voor [naam kind]. Op dit moment is het nog van belang dat de voogdij bij de pleegouders belegd blijft, zodat [naam kind] kan ervaren dat zij hem niet in de steek laten en nog steeds voor hem vechten.
4.3.
Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De vader ziet de noodzaak van een ondertoezichtstelling en ziet graag dat [naam kind] meer rust ervaart. Hoewel de vader het liefste zou zien dat [naam kind] bij hem komt wonen, kan hij zich vinden in het verblijf van [naam kind] op een groep. De vader heeft wel twijfels over de groep waar [naam kind] nu verblijft, gelet op het type jongeren dat daar verblijft. Het gaat redelijk goed met [naam kind]. Hij zoekt zowel het contact met de vader als met de pleegouders op. De moeder lijkt weer een summiere rol in het leven van [naam kind] te hebben. De vader begrijpt de zorg van de Raad dat [naam kind] mogelijk klem komt te zitten tussen de volwassenen in zijn leven. [naam kind] probeert iedereen tevreden te houden en laat niet snel het achterste van zijn tong zien.
Door en namens de vader is het verzoek om te worden hersteld in het gezag als volgt toegelicht. De vader is van mening dat hij [naam kind] veiligheid en duidelijkheid kan bieden en hem een goede toekomst kan geven. [naam kind] heeft bij de vader aangegeven dat hij graag bij hem zou willen wonen. Op dit moment ontvangt de vader nauwelijks informatie over [naam kind] en krijgt hij heel beperkt te horen hoe het met [naam kind] gaat. De vader wenst daarom met het gezag te worden belast. Desgevraagd geeft de vader aan dat de pleegouders de afgelopen jaren geen beslissingen hebben genomen waar de vader zich niet in kon vinden.
4.4.
Door en namens de pleegouders is ingestemd met het verzoek van de Raad en verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. Omdat de pleegouders merkten dat het niet goed ging met [naam kind], hebben zij zelf om hulp gevraagd. [naam kind] is op 9 januari 2024 overgeplaatst naar een behandelgroep van [naam instelling]. Hij is daar gestart met een dagbehandeling van Yulius. De pleegouders zien dat het nu beter gaat met [naam kind]. Hij ervaart meer rust. Tegelijkertijd laat hij op school wel wat meer opstandig en bijdehand gedrag zien. [naam kind] werkt aan zijn herstel, maar stort zich ook in zijn werk en school, tegen de adviezen van Yulius in. [naam kind] lijkt sociaal wenselijke antwoorden te geven. Hoewel in het raadsrapport staat dat [naam kind] zou hebben gezegd niet bij de pleegouders te willen zijn, zoekt [naam kind] wel het contact met hen op in de weekenden dat hij bij de vader is.
Ten aanzien van het verzoek van de vader geldt dat de pleegouders vrezen dat het contact tussen de pleegouders en [naam kind] verloren zal gaan als het verzoek van de vader toegewezen wordt. Mocht het contact tussen de pleegouders en [naam kind] in de toekomst onverhoopt toch verstoord blijven, dan is het beter dat de voogdij bij de GI komt te liggen en niet bij de vader. [naam kind] geeft zelf al aan dat gezag herstel van de vader mogelijk tot meer spanningen leidt. Daarnaast is niet voldaan aan de strenge eisen die worden gesteld aan gezag herstel. Het aanhouden van het verzoek van de vader is evenmin wenselijk, omdat het in stand laten van onderhavige procedure bij [naam kind] voor meer spanning en onzekerheid zal zorgen. [naam kind] heeft behoefte aan duidelijkheid. De pleegouders willen graag de voogdij over [naam kind] behouden en zich inzetten voor contactherstel met [naam kind]. Zij staan daarbij open voor hulp vanuit de ondertoezichtstelling, waaronder opvoedondersteuning en hulp in het contact met de vader.
4.5.
De moeder heeft toegelicht dat zij het fijn vindt dat [naam kind] op dit moment bij [naam instelling] verblijft en dat het belangrijk is dat hij daar blijft. Het is niet in zijn belang om bij de vader te gaan wonen. De moeder begrijpt de gronden voor de ondertoezichtstelling, maar de moeder acht het niet nodig dat gedwongen hulpverlening wordt opgelegd. Sinds enige tijd zoekt [naam kind] weer contact met de moeder. Dat vindt de moeder erg fijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] heeft in zijn leven al veel meegemaakt. [naam kind] werd in de thuissituatie bij de ouders verwaarloosd en is getuige geweest van fysieke en verbale agressie. De ouders van [naam kind] zijn in 2011 uit elkaar gegaan, waarna [naam kind] bij de moeder is gaan wonen. Kort daarna blijkt de moeder de opvoeding wegens persoonlijke problematiek onvoldoende aan te kunnen en is [naam kind] bij de vader gaan wonen. In juni 2012 blijkt ook de vader de opvoeding van [naam kind] wegens persoonlijke problematiek niet aan te kunnen en wordt [naam kind] in een crisispleeggezin geplaatst. In de jaren daarna is het contact met de moeder verbroken geraakt. Voordat hij in 2014 bij de pleegouders is geplaatst heeft hij bij vijf verschillende crisispleeggezinnen verbleven. Deze ingrijpende gebeurtenissen hebben bij [naam kind] geleid tot trauma’s en agressieregulatieproblematiek. Daar komt bij dat [naam kind] een loyaliteitsconflict ervaart in zijn relatie tussen enerzijds de vader en anderzijds de pleegouders. [naam kind] verblijft om het weekend bij zijn vader. Tussen de vader en de pleegouders is sprake van een verstoorde communicatie. Het lukt hen niet om overeenstemming te bereiken over wie welke rol in [naam kind] leven moet spelen. [naam kind] zit daartussen en heeft daar merkbaar last van. Zo geeft hij sociaal wenselijke antwoorden, wil hij iedereen tevreden stellen en lijkt hij het gevoel te hebben tussen een van hen te moeten kiezen. Dit is zeer schadelijk voor de (identiteits)ontwikkeling van [naam kind]. De gedragsproblematiek die [naam kind] door de jaren heen heeft ontwikkeld is uiteindelijk voor de pleegouders onhoudbaar gebleken, waardoor [naam kind] in maart 2023 uit huis is geplaatst. Sindsdien verblijft [naam kind] op een open groep. Dat is voor hem opnieuw een ingrijpende gebeurtenis geweest. Het is positief dat de pleegouders actief om hulp hebben gevraagd. Zij hebben daarmee de belangen van [naam kind] vooropgesteld. Recent is [naam kind] overgeplaatst naar de groep ‘[naam groep]’ van [naam instelling]. Dit is een perspectiefbiedende groep, waar hem door Yulius behandeling en therapie voor zijn PTSS en ASS wordt geboden. Hoewel het verblijf van [naam kind] op een groep zowel voor de vader als voor de pleegouders begrijpelijkerwijs erg lastig is, zien zij allen in dat deze neutrale plek op dit moment het beste aansluit bij [naam kind]. [naam kind] heeft baat bij een plek waar hij in alle rust toe kan komen aan behandeling, waar hij duidelijkheid en structuur ervaart en van waaruit hij met alle volwassenen om hem heen positief contact kan hebben zonder daarbij het gevoel te hebben dat hij klem zit. De rechtbank acht het van belang dat gewerkt wordt aan contactherstel met de pleegouders en het verbeteren van de samenwerking tussen de pleegouders en de vader. De inzet van een jeugdbeschermer is daarbij noodzakelijk om de benodigde hulpverlening voor de pleegouders, de vader en [naam kind] in te zetten en de ontwikkeling van [naam kind] te volgen.
5.3.
De vraag wie er over [naam kind] beslissingen mag nemen, is voor [naam kind] eigenlijk van ondergeschikt belang. Veel belangrijker en ook noodzakelijk is dat [naam kind] van zowel de vader als de pleegouders emotionele toestemming ervaart om contact te hebben met de ander en het fijn te hebben wanneer hij bij de ander is. Dit zou [naam kind] ongetwijfeld veel rust brengen en is ook helpend bij de acceptatie van zijn verblijf bij [naam instelling]. Ook zal dit ondersteunend werken in het hulpverleningstraject bij Yulius. Het is aan de vader en de pleegouders om hiervoor te zorgen. Een constructieve communicatie is daarbij cruciaal. Gedurende de ondertoezichtstelling zal hieraan gewerkt moeten worden.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden. Ook is de rechtbank van oordeel dat de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.5.
Ingevolge artikel 1:277 BW kan de rechtbank de ouder wiens gezag is beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen indien:
a. herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is, en
b. de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat niet aan de genoemde cumulatieve wettelijke vereisten is voldaan en wijst het verzoek van de vader daarom af. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.6.
De vader zou het liefste zien dat [naam kind] weer bij hem komt wonen en legt daaraan ten grondslag dat [naam kind] zelf deze wens ook heeft. Tegelijkertijd is de vader zich ervan bewust dat [naam kind] sociaal wenselijke antwoorden geeft en deelt de vader de zorgen die de Raad over [naam kind] heeft. De rechtbank vindt het positief dat de vader ziet dat [naam kind] hulp nodig heeft en de plaatsing op de groep accepteert. Gebleken is dat [naam kind] behoefte heeft aan duidelijkheid over waar hij de komende jaren mag gaan opgroeien. [naam kind] woont al twaalf jaar niet meer bij de vader. Hij brengt momenteel om de week een weekend bij de vader door. Zowel de vader als [naam kind] ervaren deze momenten als zeer positief, maar dat betekent niet dat de vader duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam kind] zou kunnen dragen. Gelet op hetgeen onder 5.2. is overwogen en gezien de opvoedbehoefte van [naam kind], valt niet te verwachten dat dit op korte termijn het geval zal zijn. De rechtbank acht het herstel van het gezag van de vader ook niet in het belang van [naam kind]. Wanneer het gezag van de vader wordt hersteld, betekent dat immers dat de voogdij van de pleegouders wordt beëindigd. Daarmee liggen twee uiterst onwenselijke risico’s op de loer. Gelet op het loyaliteitsconflict waar [naam kind] mee worstelt, en de reeds bestaande spanningen tussen [naam kind] en de pleegouders, bestaat het risico dat het contact tussen hen zal verminderen en uiteindelijk verloren zal gaan. Dit acht de rechtbank niet in het belang van [naam kind]. Hoewel de band tussen de pleegouders en [naam kind] op dit moment verstoord is geraakt, hebben de pleegouders een zeer lange periode voor [naam kind] gezorgd en heeft [naam kind] jarenlang deel uitgemaakt van hun gezin. De pleegouders hopen [naam kind] nog altijd tot steun te kunnen zijn, juist omdat hij zo vaak teleurgesteld is in volwassenen om hem heen. Daarnaast bestaat het risico dat herstel van het gezag van de vader voor meer spanningen zal zorgen tussen de vader en de pleegouders. [naam kind] heeft dit zelf ook in het gesprek met de rechtbank als risico benoemd. Dit zou belastend zijn voor [naam kind] en daarmee niet in zijn belang.
5.7.
Daarbij komt dat niet is gebleken dat de pleegouders de afgelopen jaren voor [naam kind] onjuiste of onwenselijke beslissingen hebben genomen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat dit in de toekomst anders zal zijn. Integendeel, de pleegouders hebben naar het oordeel van de rechtbank aangetoond in staat te zijn om hun eigen wensen en belangen ondergeschikt te maken aan de belangen van [naam kind]. De vader heeft bovendien ter zitting bevestigd dat de pleegouders steeds beslissingen hebben genomen waar hij zich in kon vinden. Gelet op al het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van de vader af.
5.8.
Het komt de rechtbank voor dat aan het verzoek van de vader mede ten grondslag ligt dat hij meer en vaker op de hoogte gehouden wil worden over het welzijn van [naam kind] en alles wat er om hem heen gaande is. De informatie die hij nu ontvangt van de pleegouders en vanuit [naam instelling] is volgens de vader erg summier. Ook hiervoor dient de GI de komende periode aandacht te hebben. Een informatievoorziening waar de vader zich in kan vinden, kan immers helpend zijn in zijn acceptatieproces over het verblijf en de gezagssituatie van [naam kind]. Ook hier speelt constructieve communicatie tussen de vader en de pleegouders een belangrijke rol.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 2 april 2024 tot 2 januari 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 2 april 2024 tot 2 januari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Riege, voorzitter tevens kinderrechter, en mrs. A.J. van Dijk en K.J. van den Herik, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024, in aanwezigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.