ECLI:NL:RBROT:2024:3184

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10850984 \ VV EXPL 23-633
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning na burgemeestersluiting wegens prostitutiewerkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en een gedaagde huurder. De zaak betreft de ontruiming van een woning in Schiedam, die door de burgemeester was gesloten vanwege de aanwezigheid van een illegale seksinrichting. Woonplus heeft de huurovereenkomst met de gedaagde buitengerechtelijk ontbonden en vordert ontruiming van de woning. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter oordeelt dat de burgemeester terecht de woning heeft gesloten en dat Woonplus de overeenkomst mocht ontbinden. De kantonrechter overweegt dat het belang van de gedaagde bij het behoud van de woning niet opweegt tegen de belangen van Woonplus en de openbare orde. De gedaagde wordt veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en moet de huur blijven betalen tot de ontruiming. De proceskosten worden aan de gedaagde opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10850984 \ VV EXPL 23-633
datum uitspraak: 7 maart 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
advocaat: mr. M. Dibbets,
tegen
[gedaagde],
wonende te Schiedam,
gedaagde,
advocaat: mr. J. van Cortenberghe – Van Dam.
De partijen worden hierna ‘Woonplus’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 14 februari 2024;
de door partijen ingediende bijlagen;
de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde] .
1.2.
Op 22 februari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
1. [persoon A] , leefbaarheidsregisseur bij Woonplus (eiseres);
2. mr. M. Dibbets, advocaat van eiseres;
3. [gedaagde] ;
4. E.O. Tackey, tolk van gedaagde;
5. mr. J. van Cortenberghe – Van Dam, advocaat van gedaagde.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Woonplus de woning aan de [adres] in Schiedam.
2.2.
Op 17 november 2023 heeft de burgemeester van Schiedam op grond van artikel 3:11a lid 1 van de APV besloten om met toepassing van spoedeisende bestuursdwang de woning te sluiten, omdat in de woning een illegale seksinrichting is aangetroffen.
2.3.
Per brief van 8 december 2023 heeft Woonplus aan [gedaagde] geschreven dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] ontbindt.
2.4.
Bij besluit van 13 december 2023 heeft de burgemeester van Schiedam op grond van artikel 3:11a lid 1 jo. artikel 3:11, tweede lid, onder h van de APV de algehele sluiting van de woning bevolen voor de duur van drie maanden. De woning is per 16 februari 2024 weer geopend.
2.5.
Op 15 december 2023 heeft [gedaagde] Woonplus geïnformeerd dat hij niet akkoord gaat met de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning.

3.Het geschil

3.1.
Woonplus vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om de woning te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonplus te stellen uiterlijk binnen 5 dagen na dagtekening van het vonnis, althans binnen 24 uur na opheffing van de burgemeestersluiting, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn;
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van de ontruiming, indien hij niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming voldoet en Woonplus de ontruiming zelf bewerkstelligt met inschakeling van een deurwaarder;
III. [gedaagde] , zo nodig bij wijze van voorschot, te veroordelen tot betaling aan Woonplus tot een bedrag van € 50,78, alsmede een schadevergoeding van € 671,22 per maand met ingang van 1 januari 2024 tot aan de datum van ontruiming;
IIII. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, het salaris en de verschotten van de gemachtigde van Woonplus.
3.2.
Woonplus legt primair aan haar vordering ten grondslag dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] buitengerechtelijk heeft ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW. Subsidiair stelt Woonplus dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Voor elke maand dat [gedaagde] de woning niet ter vrije beschikking van Woonplus oplevert is hij een (schade)vergoeding verschuldigd.
Woonplus maakt tevens aanspraak op vergoeding van de betalingsachterstand ter hoogte van € 50,78.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vorderingen en voert verweer.

4.De beoordeling

Beoordelingskader in kort geding

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat eiser heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor gedaagde als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
4.2.
Vaststaat dat de burgemeester de woning heeft gesloten op grond van de APV van de gemeente Schiedam (een verordening als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet) wegens gedragingen in het gehuurde waardoor de openbare orde ernstig is verstoord. Daarmee is voldaan aan de vereisten van artikel 7:231 lid 2 BW zodat Woonplus de overeenkomst buitengerechtelijk mocht ontbinden. Dat wordt niet anders doordat [gedaagde] beroep heeft ingesteld tegen het besluit tot sluiting van de woning. Vereist is namelijk dat de woning feitelijk door de burgermeester is gesloten, niet dat de sluiting onherroepelijk is.
4.3.
Als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst moet [gedaagde] de woning in beginsel verlaten. Dat zou alleen anders zijn als deze uitkomst onaanvaardbaar is, waarbij ook moet worden betrokken dat beëindiging van de huurovereenkomst gelet op artikel 8 EVRM proportioneel moet zijn. In dit geval acht de kantonrechter het echter onaannemelijk dat de rechter in een gewone procedure zal oordelen dat het onaanvaardbaar is dat [gedaagde] de woning moet verlaten.
4.4.
[gedaagde] heeft hiertoe aangevoerd dat hij niets wist van het prostitutiewerk in de woning. De kantonrechter acht dit echter volstrekt onaannemelijk. Op het moment van de controle waren immers zowel de vrouw als [gedaagde] aanwezig en uit de telefoon van [gedaagde] bleek dat hij panden regelde voor sekswerkers. [gedaagde] stelt dat deze telefoon niet van hem was, maar van zijn neef op wiens verzoek de vrouw tijdelijk bij hem verbleef. [gedaagde] heeft hierover echter wisselende en tegenstrijdige verklaringen gegeven. Zo heeft hij bij de controle verklaard dat hij de vrouw heeft ontmoet via een website en dat hij seks met haar had, terwijl hij nu verklaart dat hij de vrouw niet kende en dat zijn neef alles had geregeld. Die verklaring is niet geloofwaardig.
4.5.
[gedaagde] beroept zich verder op zijn belang bij het behoud van de woning, mede in verband met de omgangsregeling met zijn kinderen. Ook als waar is dat [gedaagde] een omgangsregeling heeft met zijn kinderen (Woonplus heeft er ter zitting op gewezen dat dit in de BRP niet bekend is) en hij er dus belang bij heeft om een keer per twee weken met zijn kinderen in de woning te zijn, is het naar het oordeel van de kantonrechter niet onaanvaardbaar dat hij de woning verliest. Het beëindigen van de huurovereenkomst raakt de belangen van de kinderen van [gedaagde] niet ernstig want [gedaagde] kan ook op een andere plaats tijd met zijn kinderen doorbrengen. Dit geldt hier nog meer omdat [gedaagde] slechts één dag in de veertien dagen zijn kinderen ziet. [gedaagde] heeft bovendien in deze woning nog geen omgang met zijn kinderen gehad omdat hij de woning op het moment van de sluiting naar eigen zeggen nog aan het verbouwen was. Woonplus heeft er daartegenover belang bij om op te treden tegen prostitutie vanuit haar woningen. Dit heeft immers in het algemeen een negatief effect op de woonomgeving. Ook [gedaagde] had dit kunnen weten en hij had daarom ook kunnen weten dat hij vanwege zijn handelwijze mogelijk zijn woning zou verliezen. Het belang van [gedaagde] bij het behoud van de woning weegt niet zo zwaar dat de belangen die Woonplus vertegenwoordigt daarvoor moeten wijken.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen totdat de woning is ontruimd
4.6.
Uit de wet volgt dat [gedaagde] de huur moet blijven betalen tot aan de dag waarop de woning wordt ontruimd. Dat staat in artikel 7:225 van het Burgerlijk Wetboek. Ook deze vordering wordt daarom toegewezen. Onvoldoende aannemelijk is echter dat er op dit moment sprake is van een achterstand. De vordering tot betaling van de achterstand van € 50,78 wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Woonplus op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.213,72. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
4.8.
Als [gedaagde] de woning niet zelf ontruimt dan moet hij ook de kosten voor de ontruiming betalen. De kantonrechter kan deze kosten op dit moment echter nog niet begroten. Voor deze kosten zal daarom geen aparte veroordeling worden gegeven.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] ( [postcode] ) in Schiedam binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan Woonplus, en om het gehuurde geheel ter vrije beschikking van Woonplus te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus te betalen € 671,22 per maand met ingang van 1 januari 2024 tot aan de datum van ontruiming;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Woonplus tot nu toe worden begroot op € 1.213,72;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
53954