ECLI:NL:RBROT:2024:3182

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10831980 \ CV EXPL 23-32726
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning en parkeerplaats wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en een gedaagde huurder. De eiseres, Havensteder, heeft de kantonrechter verzocht om ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de woning en parkeerplaats van de gedaagde, vanwege een huurachterstand van € 5.918,-. De gedaagde huurt sinds 16 september 2021 een woning en een parkeerplaats van Havensteder, met een totale huurprijs van € 1.210,82 per maand. De huurachterstand is ontstaan doordat de gedaagde sinds november 2023 geen huur meer heeft betaald.

Tijdens de zitting op 22 februari 2024 is de situatie besproken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomsten te ontbinden, vooral gezien het feit dat de gedaagde heeft aangegeven financieel in de problemen te zitten en geen toekomstperspectief heeft om de huurachterstand in te lopen. De kantonrechter heeft ook overwogen dat Havensteder niet tijdig heeft voldaan aan haar verplichtingen onder het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening, maar dat dit niet in de weg staat aan de ontbinding en ontruiming.

De gedaagde is veroordeeld om de woning en parkeerplaats binnen veertien dagen te ontruimen en een gebruiksvergoeding te betalen voor de periode van ontruiming. Daarnaast zijn de incassokosten en rente toegewezen aan Havensteder. De gedaagde moet ook de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.294,36. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10831980 \ CV EXPL 23-32726
datum uitspraak: 12 april 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Wouters Gerechtsdeurwaarder & Incasso's,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
die zelf procedeert,
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 december 2023, met bijlagen;
  • het antwoord.
1.2.
Op 22 februari 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
1. [naam 1], medewerker huurincasso bij Havensteder;
2. [naam 2], medewerker huurincasso bij Havensteder;
3. [naam 3] namens de gemachtigde van Havensteder;
4. [gedaagde].

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 16 september 2021 een woning en een daaraan gekoppelde parkeerplaats van Havensteder. De huur voor de woning is nu € 1.102,96 en voor de parkeerplaats € 107,86 per maand. De totale huur is dus nu € 1.210,82 per maand. Op dit moment is er een huurachterstand. Havensteder eist dat [gedaagde] die huurachterstand betaalt en dat de kantonrechter de huurovereenkomsten ontbindt. [gedaagde] moet van de kantonrechter inderdaad de huurachterstand betalen en de woning en de parkeerplaats verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet een huurachterstand van € 5.918,- betalen
2.2.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 5.918,- aan Havensteder te betalen. De partijen zijn het er namelijk over eens dat dit de huurachterstand was op het moment van de zitting. De huur voor de maand februari 2024 zit hier dus bij.
De huurovereenkomsten worden ontbonden
2.3.
De huurovereenkomsten worden ontbonden, omdat [gedaagde] verplicht was om de huur op tijd te betalen en dat niet heeft gedaan (artikel 6:265 BW). De huurachterstand is ernstig genoeg om de huurovereenkomsten te beëindigen. Dat is meestal zo bij een achterstand van meer dan drie maanden, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [1] De huurachterstand bedroeg ten tijde van dagvaarding ruim drie maanden en is sindsdien opgelopen. Sinds november 2023 wordt niets meer betaald. De kantonrechter heeft er in dit geval ook rekening mee gehouden dat er geen enkel toekomstperspectief is dat [gedaagde] de komende huurpenningen voortaan tijdig zal gaan betalen of de opgelopen achterstand gaat inlopen. [gedaagde] heeft namelijk ter zitting verklaard dat hij het financieel moeilijk heeft en dat hij de lopende huur niet kan betalen en nog meer schulden heeft. De kantonrechter begrijpt dat het voor [gedaagde] financieel niet makkelijk is, maar dat betekent niet dat hij de huur niet (op tijd) hoeft te betalen.
2.4.
Havensteder is verplicht om de acties uit te voeren die staan onder a tot en met d van artikel 2 Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening en om aan de gemeente de hoogte van de huurachterstand van [gedaagde] te melden.
Uit de dagvaarding blijkt dat Havensteder de melding één maand voor de datum van de dagvaarding heeft gedaan. Dat is dus niet tijdig. Hoewel Havensteder daarmee niet aan haar verplichting heeft voldaan, staat dat in dit geval toch niet in de weg aan de ontbinding en ontruiming. Een tijdige vroegsignalering had hier namelijk het steeds verder oplopen van de huurachterstand niet kunnen voorkomen. [gedaagde] heeft op de zitting verklaard dat hij al eerder contact heeft gehad met de schuldhulpverlening van de betreffende gemeente, maar dit heeft niet geleid tot het gewenste resultaat. Schuldhulpverlening heeft dus niet kunnen helpen voorkomen dat de huurachterstand is opgelopen en er is geen aanwijzing dat dit nu anders zou zijn geweest.
[gedaagde] moet de woning en parkeerplaats ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.5.
Omdat de huurovereenkomsten zijn ontbonden, moet [gedaagde] de woning en de parkeerplaats met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Vanaf 1 maart 2024 tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding betalen van € 1.102,96 per maand voor de woning en € 107,86 per maand voor de parkeerplaats (artikel 7:225 BW).
[gedaagde] moet incassokosten betalen
2.6.
De incassokosten van € 492,69 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
De rente wordt toegewezen, omdat Havensteder genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.8.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
2.9.
De kantonrechter heeft ook onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat [gedaagde] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval. De kantonrechter is dus van oordeel dat [gedaagde] voldoende informatie heeft gekregen of dat een eventuele schending van een informatieplicht niet ernstig genoeg is om een deel van de eis af te wijzen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.10.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Havensteder op € 129,86 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht, € 542,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 271,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.294,36. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Havensteder dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Havensteder te betalen € 6.410,69 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom die na iedere wijziging vanaf 5 december 2023 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomsten tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres 1] en de parkeerplaats aan [adres 2] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf 1 maart 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Havensteder te betalen € 1.102,96 per maand voor de woning en € 107,86 per maand voor de parkeerplaats met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op € 1.244,36;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
53954

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810