Uitspraak
[verzoekster], uit [plaatsnaam 1], verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam
[naam 2]uit [plaatsnaam 2] (derde-belanghebbende)
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2024 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die overlast ondervindt van illegaal gebouwde paardenstallen door derde-belanghebbende. Verzoeker heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiedam verzocht om handhavend op te treden tegen deze stallen, die zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd. Het college heeft op 27 december 2023 een last onder dwangsom opgelegd aan derde-belanghebbende, met een begunstigingstermijn van 12 maanden om de overtredingen ongedaan te maken. Verzoeker vindt deze termijn te lang en heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Hoewel de voorzieningenrechter het met verzoeker eens is dat de begunstigingstermijn van 12 maanden lang is, is hij van oordeel dat het college in bezwaar een nieuwe afweging moet maken. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het bestemmingsplan hobbymatig gebruik van paarden niet uitsluit, wat de situatie van derde-belanghebbende complicaties geeft. De voorzieningenrechter heeft partijen erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.