ECLI:NL:RBROT:2024:3103

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
ROT 24/3071
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak over urgentieverklaring woningzoekenden

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die in bezwaar is gegaan tegen het besluit van Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) van 8 maart 2024, waarbij haar urgentieverklaring is stopgezet. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van SUWR, aanwezig waren. De zaak draait om de vraag of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het verzoek, aangezien zij dreigt dakloos te worden door een mogelijke ontruiming door haar huidige verhuurder, [naam 1].

De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is, ondanks dat [naam 1] niet zonder meer tot ontruiming zal overgaan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek deels toe en stelt vast dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat SUWR niet heeft vergewist of het onderzoek naar de stopzetting van de hulpverlening aan verzoekster op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Hierdoor wordt het bestreden besluit geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, wat betekent dat verzoekster voorlopig met een urgentieverklaring kan reageren op woningen in de regio Schiedam.

Daarnaast wordt SUWR veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster, die in totaal € 1.750,- aan proceskosten vergoed krijgt. De uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 11 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3071

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 april 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam 1], verzoekster

(gemachtigde: mr. D.H. van Tongerlo),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, SUWR

(gemachtigde: mr. P.J. Remmelts).
Als derde belanghebbende heeft deelgenomen
[naam 1](
[naam 1]) in [plaatsnaam 2]
(gemachtigde: [naam 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster hangende het bezwaar tegen het bestreden besluit van 8 maart 2024 waarbij verzoeksters urgentieverklaring is stopgezet.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van SUWR, vergezeld door [naam 3], en de gemachtigde van [naam 1].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
3. SUWR heeft verzoekster met een besluit van 6 maart 2023 voor de regio Vlaardingen (na bezwaar gewijzigd in Schiedam) een urgentieverklaring toegekend op grond van doorstroming vanuit een hulpverleningstraject. In het kader van dat traject woont verzoekster in een doorstroomwoning van [naam 1] in Schiedam. Nadat [naam 1] SUWR op 5 maart 2024 had meegedeeld dat de hulpverlening is gestopt, heeft SUWR het bestreden besluit genomen. Verzoekster is het niet met dit besluit eens en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat het bestreden besluit wordt herroepen en dat een urgentie wordt afgegeven. Dit met uitbreiding van de zoekregio naar regio Rotterdam.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek deels toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
5. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient daarom eerst te kijken of er voldoende spoedeisend belang is, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.1.
Verzoekster heeft aangevoerd dat [naam 1] wil dat zij de woning ontruimt, waardoor zij dakloos dreigt te worden en de kans bestaat dat haar kinderen elders worden geplaatst. Met urgentie kan zij sneller een woning krijgen.
5.2.
Hoewel ter zitting duidelijk is geworden dat [naam 1] niet zonder meer tot ontruiming van de woning zal overgaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat enig spoedeisend belang niet aan verzoeksters verzoek kan worden ontzegd. De voorzieningenrechter zal de zaak daarom inhoudelijk beoordelen.
Wettelijk kader
6. In artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder e, van Bijlage I van de Verordening
Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 is bepaald dat het bestuursorgaan dat de urgentieverklaring heeft verleend, de urgentieverklaring kan intrekken indien de gronden tot toekenning van de urgentieverklaring thans niet meer aanwezig zijn.
Oordeel voorzieningenrechter
7. Gelet op de oorspronkelijke hulpvraag van verzoekster moet worden beoordeeld of nog gesproken kan worden van doorstroming vanuit een hulpverleningstraject. Vast staat dat [naam 1] de hulpverlening aan verzoekster heeft gestopt, waardoor daarvan geen sprake meer is. Verzoekster heeft de door [naam 1] aan die stopzetting ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, erop neerkomende dat zij zich niet aan de huisregels van [naam 1] zou hebben gehouden, echter gemotiveerd betwist. In het dossier zitten geen stukken waaruit blijkt dat verzoekster zich niet aan die regels heeft gehouden. Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een ander dan het bestuursorgaan is verricht, dient het bestuursorgaan zich er van te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. SUWR heeft dit blijkens het verhandelde op zitting niet gedaan en is bij haar besluitvorming zonder meer uitgegaan van de juistheid van de stopzetting van de hulpverlening. Dit betekent dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. Het bestreden besluit zal om die reden worden geschorst. Omdat het bestreden besluit ziet op de stopzetting van een urgentie, komt de voorzieningenrechter aan een oordeel over de verzochte uitbreiding van de zoekregio niet toe.

Conclusie en gevolgen

8. Het bestreden besluit wordt geschorst tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de stopzetting van de urgentieverklaring vooralsnog van de baan is en dat verzoekster in afwachting van de beslissing op bezwaar met een urgentieverklaring zal kunnen reageren op woningen in de regio Schiedam.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek deels toewijst, moet SUWR het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. SUWR moet deze vergoeding betalen.
10. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening als hiervoor in 8 omschreven;
- bepaalt dat SUWR het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt SUWR tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B.J. van Elden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 april 2024.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.