Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 oktober 2023, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie, met bijlagen;
- de brief van 1 maart 2024 van de gemachtigde van WVH, met bijlagen.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie– gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, WVH te veroordelen tot voorzetting van de huur van de woning door hem, met veroordeling van WVH in de kosten van de procedure.
- als geoordeeld wordt dat sprake is van een voortgezette huurovereenkomst tussen WVH en [verweerder] met betrekking tot de woning, die huurovereenkomst te ontbinden en [verweerder] te veroordelen de woning te ontruimen en te verlaten,
- als geoordeeld wordt dat geen sprake is van een voortgezette huurovereenkomst tussen WVH en [verweerder] met betrekking tot de woning, [verweerder] te veroordelen de woning te ontruimen en te verlaten, en
- [verweerder] te veroordelen tot betaling aan WVH van € 4.834,12 aan hoofdsom, € 527,04 aan buitengerechtelijke kosten en € 576,13 per maand vanaf 1 december 2023 tot de dag van ontruiming van de woning, al deze bedragen met wettelijke rente, en
- [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling
5.De beslissing
- een bedrag van € 4.834,12 voor het gebruik van de woning tot en met de maand november 2023, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover telkens te rekenen vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele betaling,
- een bedrag van € 576,13 per maand voor het gebruik van de woning, met ingang van 1 december 2023 tot de dag van ontruiming van de woning, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover telkens te rekenen vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele betaling, en
- een bedrag van € 527,04 aan buitenrechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 5 september 2023 tot aan de dag van algehele betaling;