ECLI:NL:RBROT:2024:3081

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
10-335719-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met een gebroken fles

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte, geboren in Colombia in 1998, was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 17 december 2023 tijdens een ruzie met het slachtoffer, die zich voordeed na een verjaardagsfeestje, het slachtoffer met een gebroken fles in het gezicht en op de nek heeft geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet met opzet de dood van het slachtoffer heeft willen veroorzaken, waardoor hij werd vrijgesproken van poging tot doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer, wat resulteerde in een veroordeling voor zware mishandeling. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van het feit en de rol van het slachtoffer in de ruzie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-335719-23
Datum uitspraak: 3 april 2024
Tegenspraak
Vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortedatum] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, behalve wat betreft het één of meerdere keren schoppen (met geschoeide voet) tegen het hoofd;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De primair ten laste gelegde poging doodslag kan wettig en overtuigend bewezen worden. Wat het één of meerdere keren schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer betreft is er onvoldoende bewijs. Daarvan dient de verdachte te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het slachtoffer geslagen, gesneden of gestoken zou hebben met een kapotte fles. Ook voor het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer is onvoldoende bewijs. Het primair ten laste gelegde feit kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. Het enkel slaan met een fles kan niet zonder meer gekwalificeerd worden als een poging doodslag. De kans dat iemand ten gevolge van dit handelen zou komen te overlijden is niet zonder meer aanwezig. Van voorwaardelijk opzet is dan ook geen sprake. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde.
Aangezien de tenlastegelegde geweldshandelingen niet bewezen kunnen worden dient ook vrijspraak te volgen voor het subsidiair ten laste gelegde. Voorts kan met de beschikbare medische informatie niet zonder meer gesteld worden dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van het subsidiair ten laste gelegde.
4.1.3.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De verdachte heeft op 16 december 2023 bij hem thuis een verjaardagsfeestje gegeven. Tijdens het feestje werd veel alcohol gedronken. In de ochtend van 17 december rond 06:00 uur zijn alleen de verdachte en het slachtoffer nog aanwezig in de woonkamer. Zij zijn op dat moment – zo volgt uit de verklaringen – erg dronken. Op een bepaald moment slaat de sfeer om en ontstaat er ruzie tussen de verdachte en het slachtoffer. Op beelden is te zien dat de verdachte en het slachtoffer elkaar eerst te lijf gaan in de woonkamer. Het latere slachtoffer is daarbij degene die als eerste agressie vertoont door de verdachte hardhandig op de bank te duwen. Op dat moment komen twee vrouwen (de partners van de verdachte en het slachtoffer) de woonkamer in, die proberen hen uit elkaar te halen. Dan pakt de verdachte tot twee keer toe een fles en slaat het slachtoffer daar meerdere malen mee. Op de beelden is te zien dat het gevecht vervolgens stopt. Bij het slachtoffer is dan nog geen letsel te zien.
De twee vrouwen en de verdachte hebben verklaard wat er kort na het hiervoor omschreven incident is gebeurd. Volgens die verklaringen escaleerde de ruzie verder in de hal van de woning. Het slachtoffer zou toen door de verdachte op zijn nek en op zijn gezicht zijn geslagen met een fles. De verdachte heeft daar zelf over verklaard dat hij een fles pakte die al gebroken was en het slachtoffer daarmee aanviel, omdat het slachtoffer hem daarvoor ook had aangevallen.
Letsel
De verbalisanten die ter plaatse kwamen hebben verklaard dat het slachtoffer volledig onder het bloed zat en dat de rechterzijde van zijn onderlip er half af hing. Verder zagen zij aan de achterzijde van de nek ook een soort steekwond. De verwondingen aan het gezicht van het slachtoffer zijn ook duidelijk zichtbaar op foto’s die in het ziekenhuis zijn genomen. Het letsel past bij de verklaringen van de getuigen en de verdachte dat het slachtoffer op het gezicht en de nek zou zijn geslagen met een gebroken fles.
Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts blijkt dat de wond aan de lip gehecht moest worden. Over de wond in de nek wordt vermeld dat hierbij geen actieve bloeding op de CT-scan te zien was. Over een verdere behandeling van deze wond staat niets genoteerd. Het slachtoffer heeft ook een dubbele klaplong opgelopen. Het is onduidelijk wat daarvan de oorzaak zou zijn geweest. Het slachtoffer heeft vijf dagen in het ziekenhuis gelegen. De verwachte genezingsduur bij een ongecompliceerd beloop zou vier weken bedragen.
Poging doodslag
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer met een gebroken fles op diens nek en gezicht heeft geslagen. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de door de verdachte zelf en de door de getuigen kort na het incident afgelegde verklaringen.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte vol opzet had om de aangever te doden. Voorwaardelijk opzet zou kunnen worden aangenomen als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van het handelen van de verdachte zou komen te overlijden.
De beantwoording van de vraag of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het – afgezien van contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. Daarvan is in deze zaak geen sprake. Het dossier bevat verder weinig informatie over de wijze waarop het letsel is toegebracht. Er is geslagen met een kapotte fles, dat staat vast. Het is echter onbekend met welke kracht en intensiteit er geslagen zou zijn. Ook over de houding en de positie van het slachtoffer op het moment van de geweldshandelingen is niets bekend. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en de nek, door de zich daar bevindende vitale functies, een zeer kwetsbaar gebied is. De verwonding in de nek lijkt echter oppervlakkig. Deze wond hoefde niet gehecht te worden en ook waren geen bloedingen zichtbaar op de scan. De verwonding aan de onderlip is ernstiger, maar dit acht de rechtbank op zichzelf niet levensbedreigend.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat in dit specifieke geval sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal daarom de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Zware mishandeling
Wel is de rechtbank van oordeel dat voornoemde omstandigheden maken dat het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer als gevolg van de door verdachte verrichte geweldshandelingen letsel heeft opgelopen, namelijk diepe snijwonden in het gelaat met (naar de rechtbank aanneemt) blijvend zichtbare en ontsierende littekens als gevolg. Gelet op de aard van dit letsel en de vermoedelijke duur van het herstel dient dit naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
De verdachte heeft door met een gebroken fles in het gezicht van het slachtoffer te slaan, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht daarmee voorwaardelijk opzet bewezen.
Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank van oordeel is dat het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan door het slachtoffer met een gebroken fles op de nek en op het gezicht te slaan, met zichtbare en ontsierende littekens als gevolg.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
subsidiair
hij op 17 december 2023 te Rotterdam
aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (diepe) steek
- en snijverwondingen in de nek en gezicht resulterend in een
of meer ontsierende littekens in het aangezicht, heeft toegebracht door
- meerdere keren met een gebroken fles op de nek en het gezicht te slaan
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

5.1.
Standpunt verdediging: beroep op noodweer
De verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer, dan wel noodweerexces toekomt. Het slachtoffer heeft de verdachte eerst gedurende een kort tijdsbestek tien keer fysiek aangevallen. Verdachte verdedigde zich tegen deze ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door in de woonkamer een fles naar het slachtoffer te gooien en enkele slaande bewegingen met een fles te maken richting het slachtoffer.
De ruzie lijkt dan beëindigd en het slachtoffer gaat naar buiten. De verdachte wordt dan echter weer aangevallen en ook met de dood bedreigd. Het slachtoffer heeft hem in de gang geprobeerd te slaan en hem met beide handen bij de keel gegrepen. De verdachte heeft zichzelf tegen deze nieuwe ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding verdedigd, door het slachtoffer één, dan wel twee keer te slaan met een fles. Gelet op alle omstandigheden van het geval was zijn handelen proportioneel en geboden.
Mocht het handelen niet als proportioneel gezien worden, dan is er naar het oordeel van de verdediging sprake van noodweerexces. Er was op dat moment sprake van een hevige gemoedstoestand bij verdachte, voortkomend uit de zich constant herhalende wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer.
5.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat een beroep op noodweer kan worden gehonoreerd indien aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden voor de noodzakelijke verdediging van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaruit kan worden afgeleid dat er een dergelijke noodweersituatie bestond voor de verdachte.
De verklaring van de verdachte dat het slachtoffer hem in de gang wederom heeft aangevallen vindt weerlegging in de verklaringen van beide aanwezige getuigen, waaronder de partner van verdachte. Zij verklaren kort na het incident dat het slachtoffer naar buiten rende (vluchtte), dat de verdachte het slachtoffer achterna ging en dat de verdachte het slachtoffer toen heeft geslagen met de gebroken fles. Zij verklaren niet dat het slachtoffer de verdachte op dat moment aanviel. De latere verklaring van de verdachte dat hij op dat moment werd aangevallen en met de dood werd bedreigd, is onvoldoende aannemelijk geworden.
Het beroep op noodweer(exces) wordt daarom verworpen.
5.3.
Conclusie
Het bewezen feit levert op:
zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft in een beschonken toestand het slachtoffer met een gebroken fles in het gezicht en tegen de nek geslagen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer een flinke wond in het gezicht en een wond in de nek toegebracht. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat het letsel betrekkelijk beperkt is gebleven en dat geen vitale functies zijn geraakt.
De rechtbank neemt het de verdachte daarbij kwalijk dat hij het welzijn van zijn minderjarige zoontje, zijn vrouw en de aanwezige zwangere vriendin van het slachtoffer op geen enkel moment in ogenschouw heeft genomen. Zij waren alle drie ongewild toeschouwer van deze extreme geweldsexplosie waarbij veel bloed is gevloeid.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat het slachtoffer zich eerder vervelend en agressief had gedragen tegen de verdachte. Hoewel dat – zoals overwogen – niet leidt tot het oordeel dat de verdachte een geslaagd beroep kan doen op noodweer(-exces), houdt de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat wel rekening met de bedenkelijke rol van het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de LOVS-oriëntatiepunten (opzettelijk toebrengen van middelzwaar letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen)).
In strafmatigende zin houdt de rechtbank ook rekening met de rol van het slachtoffer in het ontstaan van de ruzie en het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel, voorzitter,
en mrs. E.M. Havik en J. Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Hessing, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 december 2023 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
- een of meerdere keren met een gebroken fles, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, op/in de nek, het hoofd en/of het gezicht heeft geslagen, gestoken en/of
gesneden en/of
- een of meerdere keren (met geschoeide voet) tegen het hoofd heeft geschopt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 december 2023 te Rotterdam
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (diepe) steek- en/of
snijverwondingen in de nek en/of gezicht en/of de lip, mogelijk resulterend in een
of meer ontsierende littekens in het aangezicht, heeft toegebracht door
- een of meerdere keren met een gebroken fles, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, op/in de nek, het hoofd en/of het gezicht te slaan, te steken en/of te
snijden en/of
- een of meerdere keren (met geschoeide voet) tegen het hoofd te schoppen;