4.1.2.Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het slachtoffer geslagen, gesneden of gestoken zou hebben met een kapotte fles. Ook voor het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer is onvoldoende bewijs. Het primair ten laste gelegde feit kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. Het enkel slaan met een fles kan niet zonder meer gekwalificeerd worden als een poging doodslag. De kans dat iemand ten gevolge van dit handelen zou komen te overlijden is niet zonder meer aanwezig. Van voorwaardelijk opzet is dan ook geen sprake. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde.
Aangezien de tenlastegelegde geweldshandelingen niet bewezen kunnen worden dient ook vrijspraak te volgen voor het subsidiair ten laste gelegde. Voorts kan met de beschikbare medische informatie niet zonder meer gesteld worden dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De verdediging verzoekt de verdachte vrij te spreken van het subsidiair ten laste gelegde.
4.1.3.Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De verdachte heeft op 16 december 2023 bij hem thuis een verjaardagsfeestje gegeven. Tijdens het feestje werd veel alcohol gedronken. In de ochtend van 17 december rond 06:00 uur zijn alleen de verdachte en het slachtoffer nog aanwezig in de woonkamer. Zij zijn op dat moment – zo volgt uit de verklaringen – erg dronken. Op een bepaald moment slaat de sfeer om en ontstaat er ruzie tussen de verdachte en het slachtoffer. Op beelden is te zien dat de verdachte en het slachtoffer elkaar eerst te lijf gaan in de woonkamer. Het latere slachtoffer is daarbij degene die als eerste agressie vertoont door de verdachte hardhandig op de bank te duwen. Op dat moment komen twee vrouwen (de partners van de verdachte en het slachtoffer) de woonkamer in, die proberen hen uit elkaar te halen. Dan pakt de verdachte tot twee keer toe een fles en slaat het slachtoffer daar meerdere malen mee. Op de beelden is te zien dat het gevecht vervolgens stopt. Bij het slachtoffer is dan nog geen letsel te zien.
De twee vrouwen en de verdachte hebben verklaard wat er kort na het hiervoor omschreven incident is gebeurd. Volgens die verklaringen escaleerde de ruzie verder in de hal van de woning. Het slachtoffer zou toen door de verdachte op zijn nek en op zijn gezicht zijn geslagen met een fles. De verdachte heeft daar zelf over verklaard dat hij een fles pakte die al gebroken was en het slachtoffer daarmee aanviel, omdat het slachtoffer hem daarvoor ook had aangevallen.
Letsel
De verbalisanten die ter plaatse kwamen hebben verklaard dat het slachtoffer volledig onder het bloed zat en dat de rechterzijde van zijn onderlip er half af hing. Verder zagen zij aan de achterzijde van de nek ook een soort steekwond. De verwondingen aan het gezicht van het slachtoffer zijn ook duidelijk zichtbaar op foto’s die in het ziekenhuis zijn genomen. Het letsel past bij de verklaringen van de getuigen en de verdachte dat het slachtoffer op het gezicht en de nek zou zijn geslagen met een gebroken fles.
Uit de letselbeschrijving van de forensisch arts blijkt dat de wond aan de lip gehecht moest worden. Over de wond in de nek wordt vermeld dat hierbij geen actieve bloeding op de CT-scan te zien was. Over een verdere behandeling van deze wond staat niets genoteerd. Het slachtoffer heeft ook een dubbele klaplong opgelopen. Het is onduidelijk wat daarvan de oorzaak zou zijn geweest. Het slachtoffer heeft vijf dagen in het ziekenhuis gelegen. De verwachte genezingsduur bij een ongecompliceerd beloop zou vier weken bedragen.
Poging doodslag
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte de persoon is geweest die het slachtoffer met een gebroken fles op diens nek en gezicht heeft geslagen. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de door de verdachte zelf en de door de getuigen kort na het incident afgelegde verklaringen.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte vol opzet had om de aangever te doden. Voorwaardelijk opzet zou kunnen worden aangenomen als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van het handelen van de verdachte zou komen te overlijden.
De beantwoording van de vraag of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het – afgezien van contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. Daarvan is in deze zaak geen sprake. Het dossier bevat verder weinig informatie over de wijze waarop het letsel is toegebracht. Er is geslagen met een kapotte fles, dat staat vast. Het is echter onbekend met welke kracht en intensiteit er geslagen zou zijn. Ook over de houding en de positie van het slachtoffer op het moment van de geweldshandelingen is niets bekend. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gezicht en de nek, door de zich daar bevindende vitale functies, een zeer kwetsbaar gebied is. De verwonding in de nek lijkt echter oppervlakkig. Deze wond hoefde niet gehecht te worden en ook waren geen bloedingen zichtbaar op de scan. De verwonding aan de onderlip is ernstiger, maar dit acht de rechtbank op zichzelf niet levensbedreigend.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat in dit specifieke geval sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank zal daarom de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Zware mishandeling
Wel is de rechtbank van oordeel dat voornoemde omstandigheden maken dat het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer als gevolg van de door verdachte verrichte geweldshandelingen letsel heeft opgelopen, namelijk diepe snijwonden in het gelaat met (naar de rechtbank aanneemt) blijvend zichtbare en ontsierende littekens als gevolg. Gelet op de aard van dit letsel en de vermoedelijke duur van het herstel dient dit naar normaal spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
De verdachte heeft door met een gebroken fles in het gezicht van het slachtoffer te slaan, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht daarmee voorwaardelijk opzet bewezen.
Dit leidt tot de conclusie dat de rechtbank van oordeel is dat het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.