In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, Glazenwasserij en Schoonmaakbedrijf Groeneweg B.V. De werknemer was op staande voet ontslagen vanwege herhaaldelijke werkweigering. De werkgever had de werknemer meerdere keren verzocht om haar werkzaamheden te hervatten op een nieuw project, nadat haar eerdere werkplek was komen te vervallen. De werknemer weigerde echter deze nieuwe werkzaamheden te aanvaarden, wat leidde tot het ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat de werkgever onverwijld had gehandeld en er sprake was van een dringende reden voor het ontslag. De werknemer had niet op een oproep gereageerd en was niet verschenen op een belangrijke afspraak, wat de werkgever het vertrouwen ontnam dat de werknemer haar gedrag zou aanpassen. De verzoeken van de werknemer om vergoedingen, waaronder een vergoeding voor onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding, werden afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat de werknemer zelf ernstig verwijtbaar was door haar werkweigering. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.