ECLI:NL:RBROT:2024:3010
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met urgentieverklaring voor woningzoekende
Op 5 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een urgentieverklaring voor huisvesting aanvroeg. De verzoekster, geboren in 2005, en haar gezin zijn sinds 19 september 2023 in crisisopvang geplaatst vanwege huiselijk geweld. De Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR) had eerder een urgentieverklaring afgegeven voor de moeder van verzoekster, maar weigerde een aparte verklaring voor verzoekster zelf, met het argument dat zij bij haar moeder kan wonen. Verzoekster betwistte deze beslissing en stelde dat de relatie met haar moeder problematisch is, wat haar terugkeer naar huis onmogelijk maakt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat, hoewel de situatie van verzoekster moeilijk is, er onvoldoende bewijs is dat het voor haar definitief onmogelijk is om bij haar moeder te wonen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de aanvraag van verzoekster niet toewijsbaar lijkt, gezien de eerdere urgentieverklaring voor haar moeder en het feit dat er geen urgent huisvestingsprobleem is aangetoond. De voorzieningenrechter hield rekening met de belangen van partijen en de noodzaak om de regels omtrent woonruimteverdeling te respecteren, vooral in het licht van het tekort aan betaalbare woningen.
De uitspraak houdt in dat verzoekster het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding voor proceskosten ontvangt. De voorzieningenrechter heeft de mogelijkheid open gelaten voor verzoekster om haar stelling in de beroepsprocedure verder te onderbouwen, maar heeft in deze spoedprocedure geen aanleiding gezien om de voorlopige voorziening toe te wijzen.