ECLI:NL:RBROT:2024:3006
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering wegens onvoldoende onderzoek
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] heeft op 26 februari 2024 de bijstandsuitkering van verzoekster, die sinds 1 september 2022 een uitkering ontving, met ingang van 5 november 2023 ingetrokken. Verzoekster, die dakloos is geworden, heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 maart 2024 behandeld. Verzoekster heeft aangevoerd dat de motivering van het bestreden besluit onnavolgbaar is, aangezien zij op het moment van intrekking nog ingeschreven stond op haar briefadres. Het college heeft erkend dat het voorafgaand aan de stopzetting van de bijstandsuitkering niet heeft onderzocht of verzoekster recht op bijstand had, ondanks haar dakloosheid. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college belangrijke gebreken heeft gemaakt in de besluitvorming.
Gelet op de omstandigheden, waaronder het feit dat verzoekster op dat moment geen inkomsten had, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek toe te wijzen. Het college wordt opgedragen om de bijstandsuitkering van verzoekster vanaf de datum van stopzetting uit te betalen, waarbij rekening wordt gehouden met het feit dat verzoekster geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Daarnaast moet het college het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster vergoeden, die in totaal € 1.750,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 4 april 2024 en is openbaar uitgesproken.