ECLI:NL:RBROT:2024:2992

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
ROT 24/2948 en ROT 24/2949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening woning sluiting burgemeester Rotterdam wegens aantreffen wapens en drugs

Op 9 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken ROT 24/2948 en ROT 24/2949, waarin verzoeksters, een moeder en haar dochter, bezwaar maakten tegen de sluiting van hun woning door de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had op 18 maart 2024 besloten de woning voor drie maanden te sluiten na het aantreffen van een groot aantal wapens en verdovende middelen tijdens een politieonderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband. Verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. D. Matadien, voerden aan dat het besluit niet specifiek aan hen was gericht en dat zij de kennisgeving van het voornemen tot sluiting niet hadden ontvangen. De burgemeester, bijgestaan door mr. J.C. Avedissian en mr. R. Aghabalazadeh, betwistte dit en stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te handhaven.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende had gemotiveerd dat er ernstige vrees bestond voor verstoring van de openbare orde door de wapens die in de woning waren aangetroffen. Ondanks de argumenten van verzoeksters dat de feiten zich in de besloten ruimte van de woning hadden afgespeeld, oordeelde de voorzieningenrechter dat de sluiting gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter wees de verzoeken om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning door de burgemeester werd bevestigd. De uitspraak benadrukte dat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van verzoeksters.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 24/2948 en ROT 24/2949

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 april 2024 in de zaken tussen

[verzoekster 1] en [verzoekster 2] , uit [plaatsnaam] , verzoeksters

(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigden: mr. J.C. Avedissian en mr. R. Aghabalazadeh).
Als derde-partij is aangemerkt: Stichting Woonstad Rotterdam uit Rotterdam (Stichting Woonstad).

Inleiding

1.1.
De burgemeester heeft op 18 maart 2024 besloten om de woning van verzoeksters aan [adres] (de woning) voor drie maanden te sluiten.
1.2.
Verzoeksters hebben hiertegen bezwaar gemaakt en ieder afzonderlijk de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van [verzoekster 1] (de dochter) heeft zaaknummer ROT 24/2948. Het verzoek van [verzoekster 2] (de moeder) heeft zaaknummer ROT 24/2949.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken tegelijkertijd op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoekster 1] , de gemachtigde van verzoeksters en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.1.
Verzoeksters staan in de basisregistratie personen ingeschreven op het adres van de woning. De moeder huurt de woning van Stichting Woonstad.
2.2.
In een bestuurlijke rapportage van de politie van 8 februari 2024 is, kort weergegeven, het volgende vermeld. Op 29 januari 2024 heeft de politie, in het kader van een omvangrijk opsporingsonderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband dat verdacht wordt van de import van een grote partij cocaïne, de woning doorzocht. Uit de basisregistratie personen blijkt dat in de woning een 48-jarige vrouw en haar 18 jaar oude dochter staan ingeschreven. In de woning werd in tassen onder het bed van de 48-jarige vrouw het volgende aangetroffen: zestien handvuurwapens (waarvan er enkele waren voorzien van een demper), zeven lange wapens waaronder (semi)automatische wapens, munitie van divers kaliber, een antitankwapen en twee stroomstootwapens. In de kelderbox behorende bij de woning werden, in een pedaalemmer, twee zakjes met in totaal ongeveer 20 gram wit poeder gevonden. Van het poeder is door de politie een monster genomen dat indicatief werd getest. Het monster testte positief op cocaïne. In de kelderbox stonden twee hydraulische persen die vermoedelijk bedoeld zijn voor het persen van cocaïne-blokken. Op één van de persen werd een residu wit poeder aangetroffen dat indicatief werd getest. Ook dit testte positief op cocaïne. Het vermoeden bestaat dat de wapens en verdovende middelen toebehoren aan het genoemde criminele samenwerkingsverband.
2.3.
Met een brief van 15 februari 2024 heeft de burgemeester de bewoners van de woning op de hoogte gesteld van zijn voornemen de woning voor drie maanden te sluiten dan wel een laatste waarschuwing te geven. Zij dienden hun zienswijze vóór 1 maart 2024 kenbaar te maken. Verzoeksters hebben geen zienswijze ingediend.
2.4.
De burgemeester heeft vervolgens besloten om op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet (Gw), de woning voor drie maanden te sluiten. Het besluit is als volgt gemotiveerd:
“Op grond van de bestuurlijke rapportage van de politie constateer ik dat op 8 februari 2024 in de woning een groot aantal wapens is aangetroffen. Het gaat om wapens als bedoeld in
artikel 2 van de Wet wapens en munitie. Ik ben van mening dat door het aantreffen van
voornoemde wapens in de woning de openbare orde rond de woning ernstig is verstoord.
Daarnaast ben ik van oordeel dat ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige
verstoring.
In dat verband acht ik allereerst van belang het aantal in de woning aangetroffen wapens en
de aard van die wapens. Het gaat om zestien handvuurwapens, waarvan enkele waren
voorzien van een demper, zeven lange wapens, waaronder (semi-)automatische wapens en
om een antitankwapen. Dit zijn zware wapens die plegen te worden gebruikt bij
georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Een dergelijke wapenvondst roept in een
buurt hevige maatschappelijke onrust op. Daar komt bij dat in de woning munitie van diverse kalibers zijn aangetroffen. De wapens en munitie lagen bovendien onder het bed van de 48-jarige bewoonster en waren daarmee direct voorhanden voor gebruik.
Verder weeg ik mee dat de politie de woning op het spoor is gekomen via een omvangrijk
projectmatig opsporingsonderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband dat verdacht
wordt van de import van een grote partij cocaïne. In de kelderbox behorende bij de woning
zijn naast de eerdergenoemde wapens vervolgens ook twee zakjes met in totaal ongeveer 20
gram cocaïne aangetroffen, evenals twee hydraulische persen die vermoedelijk zijn bedoeld
voor het persen van blokken cocaïne. Op één van deze persen zijn resten van cocaïne
aangetroffen. De politie vermoedt dat zowel de wapens als de verdovende middelen
toebehoren aan eerdergenoemd criminele samenwerkingsverband. Gelet hierop en gezien
het feit dat in de woning personen zijn aangetroffen die niet op het adres van de woning
ingeschreven staan, is het mijns inziens onduidelijk wie allemaal toegang hebben tot de
woning. Daardoor bestaat de kans dat in de toekomst opnieuw wapens in de woning
aanwezig zullen zijn.
Bovendien acht ik het gelet op al het voorgaande zeer aannemelijk dat de woning bekend is
in het criminele (drugs)circuit. Dit levert een ernstig gevaar op voor de openbare orde. Het
illegale karakter van de drugshandel en de grote bedragen die hierin omgaan maken het
drugsmilieu immers zeer vatbaar voor onder andere ripdeals, afpersingen en afrekeningen. In het verlengde daarvan merk ik ook op dat de wapens niet zonder reden in de woning hebben gelegen. Volgens de politie leert de praktijk ook dat het bezit van wapens vaak tot het gebruik van wapens leidt. Ook dat levert een ernstig gevaar op voor de openbare orde.
Tot slot weeg ik mee dat de woning is gelegen in de wijk Hillesluis, gebied Feijenoord. Op het gebied van veiligheid scoort zowel de wijk als het gebied onder het stedelijk gemiddelde. Het gebied Feijenoord is bovendien aangewezen als veiligheidsrisicogebied.
Gezien het voorgaande, ben ik bevoegd om de woning op grond van 174a, eerste lid, aanhef
en onder c, van de Gemeentewet te sluiten. Gelet op al het voorgaande ben ik van mening
dat sluiting van de woning in dit geval ook noodzakelijk is om de openbare orde te
handhaven, rust te brengen in de verstoorde situatie en om te voorkomen dat de openbare
orde verder of opnieuw wordt verstoord.
Er zijn mij geen omstandigheden bekend die aanleiding geven om te overwegen dat sluiting
van de woning niet evenredig zou zijn. Ik merk daarbij op dat het inherent is aan een sluiting
van een woning dat een bewoner de woning moet verlaten. De eventuele belangen van de
bewoonsters neem ik mee in mijn belangenafweging, maar ik acht deze, gelet op het
voorgaande, in dit geval ondergeschikt aan de belangen die met een sluiting gediend zijn.”
2.5.
Verzoeksters zijn het niet eens met het besluit. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de woning open blijft tot er is beslist op hun bezwaarschrift.
3. Het spoedeisend belang is niet in geschil en zal door de voorzieningenrechter worden aangenomen.
4. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
5. Verzoeksters hebben aangevoerd dat het bestreden besluit is gericht aan de bewoners van de woning van [adres] in Rotterdam. Zij vinden dat het bestreden besluit daarom niet concreet en geïndividualiseerd aan hen is gericht. De voorzieningenrechter volgt verzoeksters niet in dit standpunt. Verzoeksters staan met dit adres als woonadres ingeschreven in de basisregistratie personen. Het is dus duidelijk dat het besluit in ieder geval tot hen is gericht. Daarover kan ook bij verzoeksters geen misverstand hebben bestaan.
6. Verzoeksters hebben verder aangevoerd dat zij de brief van 15 februari 2024, met daarin het voornemen om de woning te sluiten, niet hebben ontvangen. De burgemeester heeft dit betwist: het voornemen is per aangetekende en per gewone post verzonden. Volgens de burgemeester blijkt uit informatie van PostNL dat de aangetekende brief niet kon worden bezorgd en vervolgens ook niet is opgehaald op het PostNL-punt. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeksters hun bezwaren in deze procedure naar voren hebben kunnen brengen en dat ook hebben gedaan. Ook als ervan moet worden uitgegaan dat verzoeksters het voornemen niet hebben ontvangen, kan dat daarom niet leiden tot toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening.
7. De burgemeester is (sinds 1 januari 2024) op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Gemeentewet (Gw) bevoegd om een woning te sluiten als door het aantreffen in een woning van een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie de openbare orde rond die woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
8. Niet is betwist dat in de woning wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie zijn aangetroffen. Verzoeksters hebben wel betwist dat sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde en dat ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring. Verzoeksters hebben daarbij gewezen op de tijdsduur tussen de doorzoeking en het bestreden besluit. Verzoeksters hebben verder aangevoerd dat de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot sluiting van de woning, plaats hebben gevonden in de besloten ruimte van de woning, zodat er geen verstoring van de openbare orde is geweest. De voorzieningenrechter volgt verzoeksters niet in dit standpunt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester in het bestreden besluit toereikend heeft gemotiveerd dat er ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een ernstige verstoring van de openbare orde (zie hiervoor in 2.4). Dat de wapens in de woning lagen, neemt niet weg dat uit de motivering van de burgemeester voldoende duidelijk volgt dat de aanwezigheid van de wapens in dit geval ernstige vrees voor een ernstige verstoring van de openbare orde meebrengt. Dat er enige tijd is gelegen tussen de doorzoeking en het bestreden besluit, maakt dat niet anders.
9. De burgemeester heeft de sluiting ook noodzakelijk mogen achten. De wapens zijn weliswaar niet meer in de woning aanwezig, maar de burgemeester heeft aannemelijk gemaakt dat de woning waarschijnlijk bekend is in het criminele (drugs)circuit en dat het niet is uitgesloten dat er binnenkort weer wapens in de woning aanwezig zullen zijn. De voorzieningenrechter ziet in dit geval geen aanleiding voor het oordeel dat de burgemeester had moeten volstaan met een waarschuwing.
10. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat wat verzoeksters hebben aangevoerd, niet tot het oordeel leidt dat de sluiting onevenwichtig is. De burgemeester heeft in dit geval de belangen van verzoeksters, waaronder het belang van de dochter dat zij thuis kan studeren, minder zwaarwegend mogen achten dan de belangen die gediend zijn met de sluiting van de woning. De voorzieningenrechter weegt ook mee dat niet gesteld of gebleken is dat verzoeksters niet van de aanwezigheid van de aangetroffen wapens op de hoogte waren. Dat verzoeksters als gevolg van de sluiting de woning moeten verlaten, leidt in dit geval niet tot de conclusie dat het besluit onevenwichtig is.
11. De voorzieningenrechter volgt verzoeksters tot slot niet in hun standpunt dat de sluiting in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van de woning is neergelegd in artikel 174a van de Gemeentewet en is daarom bij wet voorzien. De sluiting dient daarnaast een legitiem doel, namelijk het herstel van de openbare orde. Zoals volgt uit het vorenstaande, mocht de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk achten en heeft hij niet hoeven volstaan met een waarschuwing. De sluiting is daarom niet in strijd met artikel 8 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Dit betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.