Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, waarbij hij ten aanzien van feit 1 alleen bewezenverklaring van het vervoeren vordert en hij ten aanzien van beide feiten medeplegen niet bewezen acht;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan ambulante behandeling, schuldhulpverlening en middelencontrole.
4.Bewijs
welsprake was van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit, dan is het vormverzuim er volgens de verdediging in gelegen dat aan de verdachte geen cautie is gegeven toen hij door de politie is gebeld en hij telefonisch een verklaring heeft afgelegd. Volgens de verdediging dienen de verklaring van de verdachte (en daarmee het aantreffen van de cocaïne in de bus) en het aangetroffen blok cocaïne te worden uitgesloten van het bewijs. Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat bij de beoordeling van het verweer moet worden betrokken dat de verbaliseringsplicht is geschonden omdat de aanvulling op het proces-verbaal omtrent deze gang van zaken ruim een maand na dato is opgesteld.
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Bijlagen
10.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
75 (vijfenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;