ECLI:NL:RBROT:2024:2945

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10663427
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen na lesgeven door eiser

In deze zaak heeft eiser, die les heeft gegeven bij het opleidingsinstituut van gedaagde, drie facturen gestuurd voor zijn diensten. Gedaagde heeft een deel van deze facturen niet betaald, wat heeft geleid tot een rechtszaak. De kantonrechter heeft op 11 april 2024 uitspraak gedaan in de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, onder zaaknummer 10663427. Tijdens de zitting op 8 april 2024 was eiser aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl gedaagde niet verscheen. Gedaagde heeft later telefonisch aangegeven de zitting te zijn vergeten, maar de kantonrechter heeft besloten geen nieuwe zitting te plannen en heeft het vonnis uitgesproken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde nog een bedrag van € 7.474,33 moet betalen voor de openstaande facturen, waarvan het totaalbedrag € 12.474,33 bedraagt. Gedaagde heeft eerder een betaling van € 5.000,- gedaan, maar heeft de rest van het bedrag niet betwist. De kantonrechter heeft ook incassokosten van € 899,74 toegewezen, evenals wettelijke handelsrente van € 243,60 tot 11 mei 2023. Gedaagde is verder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.703,49. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, zelfs als gedaagde in hoger beroep gaat.

De beslissing van de kantonrechter is als volgt: gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 8.617,67 aan eiser, inclusief rente, en moet de proceskosten vergoeden. Alle andere vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10663427 CV EXPL 23-3117
datum uitspraak: 11 april 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,die handelt onder de naam [handelsnaam 1] ,
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam 2] ,
woonplaats: [woonplaats 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 augustus 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van [eiser] voor de rolzitting van 9 november, met bijlage.
1.2.
Op 8 april 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser] en zijn gemachtigde. [gedaagde] was er niet. Na de zitting heeft zij de rechtbank gebeld om te vertellen dat zij de zitting is vergeten. Gelet op alle omstandigheden, zoals die blijken uit het dossier, ziet de kantonrechter geen aanleiding om een nieuwe zitting te bepalen. Daarom krijgen de partijen dit vonnis.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] heeft les gegeven bij het opleidingscentrum van [gedaagde] . Daarvoor heeft hij drie facturen gestuurd. Die heeft [gedaagde] niet volledig betaald. Zij wordt veroordeeld om dit te doen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet nog € 7.474,33 betalen voor drie facturen
2.2.
Het totaalbedrag van de drie facturen die [eiser] heeft gestuurd is € 12.474,33:
  • F20273 € 5.269,13
  • F20275 € 1.006,53
  • F20269 € 6.198,67
Daarvan heeft [gedaagde] op 25 juli 2023 € 5.000,- betaald. Zij moet het resterende bedrag van € 7.474,33 ook betalen, omdat zij de verschuldigdheid van het totaalbedrag niet heeft betwist. [gedaagde] heeft weliswaar eerder geschreven dat er ‘geen goede facturen’ zijn gestuurd, maar dat heeft zij nooit gespecificeerd. [eiser] heeft nota bene meerdere keren gevraagd wat er niet zou kloppen aan zijn facturen en hij heeft bij alle facturen urenstaten gevoegd. Daarop heeft [gedaagde] niet gereageerd. Bovendien ‘berust’ [gedaagde] in deze procedure in de juistheid van de facturen. Partijen hebben eerder een betalingsregeling(en) afgesproken, maar [gedaagde] is deze niet nagekomen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 899,74 betalen
2.3.
De incassokosten van € 899,74 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet handelsrente betalen
2.4.
De wettelijke handelsrente van € 243,60 berekend tot 11 mei 2023 wordt toegewezen. [eiser] heeft genoeg gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] heeft dat niet betwist (artikel 6:119a BW). Van 11 mei 2023 tot en met 25 juli 2023 moet [gedaagde] rente betalen over € 12.474,33. Vanaf 26 juli 2023 moet [gedaagde] rente betalen over € 7.474,33 tot de dag dat alles is betaald.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.5.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser] op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 693,- aan griffierecht, € 745,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 406,- en 1 punt x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.703,49. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 8.617,67 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 12.474,33 vanaf 11 mei 2023 tot en met 25 juli 2023 en over € 7.474,33 vanaf 11 mei 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.703,49;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
703