Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- [eiseres];
- [naam 1], de gemachtigde van [eiseres];
- [gedaagde];
- [naam 2], tot 1 april 2024 de bewindvoerder van [gedaagde];
- [naam 3], de partner van [gedaagde].
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 4 april 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de eiseres, eigenaar van een woning, vordert dat de gedaagde, die op basis van een bruikleenovereenkomst in de woning verblijft, deze ontruimt. De bruikleenovereenkomst is op 1 februari 2024 geëindigd, waarna de gedaagde zonder recht of titel in de woning is blijven verblijven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eis van de eiseres toewijsbaar is, omdat het zeer aannemelijk is dat in een reguliere procedure de gedaagde ook zou worden veroordeeld tot ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft daarbij de belangen van de gedaagde en haar minderjarige kind in overweging genomen en de ontruimingstermijn vastgesteld op één maand na betekening van het vonnis. Dit is gedaan om de gedaagde de tijd te geven om een alternatieve woonruimte te vinden, aangezien zij heeft aangegeven dat de gemeente verplicht is om haar na 2 mei 2024 een woning aan te bieden. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de ontruimingsbevelen, ongeacht een eventueel hoger beroep.