ECLI:NL:RBROT:2024:2937

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10928058
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning op basis van beëindigde bruikleenovereenkomst met inachtneming van belangen minderjarig kind

In deze zaak, die op 4 april 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de eiseres, eigenaar van een woning, vordert dat de gedaagde, die op basis van een bruikleenovereenkomst in de woning verblijft, deze ontruimt. De bruikleenovereenkomst is op 1 februari 2024 geëindigd, waarna de gedaagde zonder recht of titel in de woning is blijven verblijven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eis van de eiseres toewijsbaar is, omdat het zeer aannemelijk is dat in een reguliere procedure de gedaagde ook zou worden veroordeeld tot ontruiming van de woning. De kantonrechter heeft daarbij de belangen van de gedaagde en haar minderjarige kind in overweging genomen en de ontruimingstermijn vastgesteld op één maand na betekening van het vonnis. Dit is gedaan om de gedaagde de tijd te geven om een alternatieve woonruimte te vinden, aangezien zij heeft aangegeven dat de gemeente verplicht is om haar na 2 mei 2024 een woning aan te bieden. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de ontruimingsbevelen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10928058 VV EXPL 24-74
datum uitspraak: 4 april 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter op grond van artikel 96 Rv
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats 1],
eiseres,
gemachtigde: [naam 1],
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats 2],
gedaagde,
die zelf procedeert.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 22 februari 2024 met bijlagen.
1.2.
Op 19 maart 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • [eiseres];
  • [naam 1], de gemachtigde van [eiseres];
  • [gedaagde];
  • [naam 2], tot 1 april 2024 de bewindvoerder van [gedaagde];
  • [naam 3], de partner van [gedaagde].
1.3.
Partijen hebben deze zaak voorgelegd aan de kantonrechter op grond van artikel 96 Rv, waarbij zij zich het recht op hoger beroep hebben voorbehouden.

2.De beoordeling

Het vonnis wordt uitgesproken tegen [gedaagde]
2.1.
Tijdens het uitbrengen van de dagvaarding op 22 februari 2024 stonden de goederen van [gedaagde] onder bewind. [eiseres] heeft daarom de bewindvoerder van [gedaagde] gedagvaard. Het bewind is opgeheven met ingang van 1 april 2024. Het vonnis wordt dus uitgesproken tegen [gedaagde].
Waar gaat deze zaak over?
2.2.
[gedaagde] woont op grond van een bruikleenovereenkomst sinds 16 december 2023 samen met haar baby aan het [adres]. [eiseres] is eigenaar van die woning en eist dat [gedaagde] de woning ontruimt, omdat zij daar sinds de einddatum van de bruikleenovereenkomst (1 februari 2024) zonder recht of titel verblijft. De eis van [eiseres] wordt toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] moet de woning ontruimen
2.3.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiseres] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
2.4.
De bruikleenovereenkomst die partijen hebben gesloten voor de woning is per 1 februari 2024 geëindigd. Dat betekent dat [eiseres] de woning kan terugvorderen (artikel 7A:1787 BW). Het is daarom heel erg aannemelijk dat in een gewone procedure wordt geoordeeld dat [gedaagde] de woning moet ontruimen. [gedaagde] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden. Zij wordt dan ook veroordeeld de woning te ontruimen.
De ontruimingstermijn is één maand na betekening van het vonnis
2.5.
De ontruimingstermijn stelt de kantonrechter in het belang van de baby van [gedaagde] vast op één maand na betekening van dit vonnis. Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat volgens artikel 3 IVRK de belangen van het kind bij alle maatregelen die kinderen betreffen een eerste overweging zijn. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat zij urgentie heeft gekregen en de gemeente na 2 mei aanstaande verplicht is om haar een woning aan te bieden. Het belang van [eiseres] daarentegen is niet zodanig zwaarwegend of spoedeisend is dat de belangen van [gedaagde] en haar baby daar op zeer korte termijn voor moeten wijken. In dat verband heeft [eiseres] namelijk alleen maar aangevoerd dat de woning bestemd is voor haar zoon, die in juni in Rotterdam gaat studeren en de woning daarvoor verbouwd moet worden.
Proceskosten
2.6.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiseres] op € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 87,- aan griffierecht, € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 900,97. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de woning aan het [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 900,97;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
49039