ECLI:NL:RBROT:2024:2935

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
83/120320-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door feitelijk leidinggeven aan onjuiste aangiften omzetbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim twee jaar feitelijk leiding heeft gegeven aan belastingfraude. De verdachte, geboren in 1964 en bestuurder van twee vennootschappen, heeft onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend voor deze bedrijven. De aangiften bevatten onterecht de claim dat intracommunautair is geleverd aan ondernemingen waarvoor hij als beperkt fiscaal vertegenwoordiger optrad. Hierdoor is ten onrechte het nultarief voor intracommunautaire leveringen toegepast, wat resulteerde in een te laag bedrag aan te betalen belasting. Ondanks waarschuwingen van de belastingdienst en medewerkers van de douane, heeft de verdachte de frauduleuze constructie voortgezet. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van 1,5 jaar, niet toe te rekenen aan de verdachte. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar opgelegd, met een proeftijd van 3 jaar, en een geldboete van € 800.000, die bij gebreke van betaling kan worden omgezet in 365 dagen hechtenis. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten, waarbij het benadelingsbedrag meer dan 13 miljoen euro bedraagt, en de impact op de belastingmoraal en de integriteit van het financiële verkeer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 83/120320-22
Datum uitspraak: 29 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] (Italië),
raadslieden mrs. T. Sandrk en E. Janse, advocaten te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Lucas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, alsmede oplegging van een geldboete van € 800.000,-, te vervangen door 365 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte was middels zijn persoonlijke vennootschap [naam vennootschap] bestuurder van [naam bedrijf 1] . (hierna: [naam bedrijf 1] ) en [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ). Deze bedrijven hebben namens verschillende Portugese en Spaanse vennootschappen aangiften omzetbelasting ingediend (zogeheten B02-aangiften). Het ging hierbij om het (namens deze ondernemingen) optreden als beperkt fiscaal vertegenwoordiger bij de invoer van goederen uit China en de daarop volgende leveringen. De betreffende Portugese en Spaanse ondernemingen zijn aangebracht door het zusterbedrijf van [naam bedrijf 1] in Spanje, [naam bedrijf 3] .
Van 2015 tot en met 2017 zorgden [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] voor het inklaren van Chinese goederen voor de Portugese en Spaanse ondernemingen bij de Nederlandse Douane op Schiphol. Na de inklaring werden de goederen overgebracht naar [naam bedrijf 4] . (hierna [naam bedrijf 4] ), een zusterbedrijf van [naam bedrijf 1] . Bij [naam bedrijf 4] werden de goederen gesorteerd en via UPS verder verzonden naar de geadresseerden. Nog voor de aankomst van de goederen ontvingen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] een zogeheten ‘pre-alert’, bestaande uit (onder meer) verkoopfacturen aan de vertegenwoordigde onderneming, paklijsten, airwaybills en manifesten. Bij deze ‘pre-alert’ ontvingen [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] UPS-truckinglijsten met daarop de bestemming van de goederen. De zendingen zijn geleverd aan met name particulieren en ondernemingen door de gehele Europese Unie.
[naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] hebben als beperkt fiscaal vertegenwoordigers de vanwege de invoer van de goederen verschuldigde btw verlegd naar de periodieke aangiften omzetbelasting. In de aangiften omzetbelasting die [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] als beperkt fiscaal vertegenwoordigers van de Portugese en Spaanse ondernemingen hebben gedaan, is het volledige als import uit niet-EU-landen aangegeven bedrag ook aangegeven als een intracommunautaire prestatie. Bij de opgave van de intracommunautaire prestatie is aangegeven dat aan de vertegenwoordigde Spaanse en Portugese ondernemingen is geleverd. De financiële afdeling van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] heeft elk kwartaal de goederen op basis van deze opgegeven intracommunautaire levering aangegeven tegen het nultarief.
4.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Er was geen sprake van een btw-plicht voor [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . De goederen zijn verkocht en geleverd door Chinese verkopers. Dat zijn degenen die de btw over de leveringen verschuldigd zijn. Aangezien de Portugese en Spaanse vennootschappen, waarvoor [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] aangiften omzetbelasting hebben ingediend, geen leveringen hebben verricht, zijn zij nooit omzetbelasting verschuldigd geworden. Derhalve kan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt.
Subsidiair is aangevoerd dat geen sprake is van feitelijk leidinggeven aan de verboden gedragingen. Bij gebrek aan opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) kan de verdachte niet aangewezen worden als feitelijk leidinggever aan de vermeend door de rechtspersoon gepleegde strafbare feiten. De verdachte heeft alles ondernomen waartoe hij bevoegd en redelijkerwijs gehouden was om de aangiften juist te laten doen.
4.3.
Beoordeling
4.3.1.
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij opdracht heeft gegeven tot, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting in het kader van de dienstverlening als beperkt fiscaal vertegenwoordiger. Voor de beantwoording van de vraag of een verdachte strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld ter zake van het opdracht geven tot/feitelijke leiding geven aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging, dient eerst te worden vastgesteld of die rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan.
4.3.2.
Juridisch kader
In artikel 33g van de Wet Omzetbelasting is de mogelijkheid opgenomen voor een buitenlandse ondernemer om zich in Nederland te laten vertegenwoordigen door een (beperkt) fiscaal vertegenwoordiger. Deze vertegenwoordiger treedt op namens de buitenlandse ondernemer voor al diens rechten en verplichtingen bij het doen van btw-aangifte, het voldoen van btw en het indienen van de Opgaaf intracommunautaire prestaties.
De beperkt fiscaal vertegenwoordiger kan voor de buitenlandse ondernemer optreden voor zowel de invoer van goederen als voor de daarop volgende levering van die goederen. De buitenlandse ondernemer mag geen beperkt fiscaal vertegenwoordiger inschakelen voor de invoer van goederen, die wordt gevolgd door een levering die een afstandsverkoop vormt (levering aan een afnemer in een andere lidstaat die geen btw-identificatienummer heeft, bijvoorbeeld een consument).
Een ondernemer, dan wel beperkt fiscaal vertegenwoordiger, die een intracommunautaire levering (het exporteren van goederen vanuit Nederland naar een ander land in de Europese Unie) verricht, heeft onder bepaalde voorwaarden recht op toepassing van het nultarief in zijn aangiften omzetbelasting, indien de op de facturen vermelde afnemers daadwerkelijk afnemers van de prestaties zijn.
4.3.3.
Onjuiste aangiften omzetbelasting
[naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] hebben opgetreden als beperkt fiscaal vertegenwoordigers namens Portugese en Spaanse ondernemingen bij de invoer van goederen uit China. [naam bedrijf 1] heeft als beperkt fiscaal vertegenwoordiger namens voornoemde ondernemingen over het 3e en 4e kwartaal 2015 en het 1e, 2e en 3e kwartaal 2016 aangiften omzetbelasting ingediend . [naam bedrijf 2] heeft over het 3e en 4e kwartaal 2016 en het 1e kwartaal 2017 aangiften omzetbelasting ingediend als beperkt fiscaal vertegenwoordiger. De intracommunautaire prestatie bij deze aangiften is aangegeven vanwege zogenaamde leveringen aan de vertegenwoordigde Spaanse en Portugese ondernemingen. In alle aangiften is het nultarief voor intracommunautaire leveringen in aanmerking genomen.
Uit de UPS-truckinglijsten blijkt dat de Chinese goederen niet aan de Portugese en Spaanse ondernemingen zijn geleverd. De goederen zijn naar allerlei verschillende locaties in Europa gegaan: ondernemingen zonder btw-nummers in Europa, particulieren in Europa en diverse locaties van Amazon. Door de verdachte is ter zitting bevestigd dat de Chinese goederen bestemd waren voor (uiteindelijk) particulieren en Amazon. Er is toepassing gegeven aan het nultarief vanwege een beweerdelijke intracommunautaire prestatie. Omdat er geen levering heeft plaatsgevonden aan deze ondernemingen, is er echter geen recht geweest op toepassing van het nultarief voor intracommunautaire leveringen. Daar komt nog bij dat er geen btw-nummers van de (werkelijke) afnemers op de truckinglijsten waren vermeld. Ook daarom was er geen recht op toepassing van het nultarief.
De rechtbank merkt op dat alles erop wijst dat de Portugese en Spaanse ondernemingen slechts fictieve bedrijven waren, die enkel fungeerden als tussengeschoven posten om de belasting naar hen te kunnen verleggen. De Portugese en Spaanse ondernemingen hadden geen zichtbare handelsactiviteiten, zijn kort voor het begin van de vertegenwoordiging opgericht, hebben slechts kort bestaan en volgden elkaar snel op. Bij de ondernemingen zijn geen gegevens of stukken aangetroffen die de koop of verkoop van de goederen konden aantonen.
Het verweer van de verdediging dat de Portugese en Spaanse vennootschappen, waarvoor [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] aangiften omzetbelasting hebben ingediend, geen leveringen hebben verricht en nooit omzetbelasting verschuldigd waren, wordt verworpen. Door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] is bij de aangiften omzetbelasting ten onrechte gepretendeerd dat intracommunautair is geleverd aan de vertegenwoordigde bedrijven. Nu deze levering niet heeft plaatsgevonden, was er geen recht op toepassing van het nultarief. Dat de Portugese en Spaanse vennootschappen zelf geen leveringen van de goederen hebben verricht en er daardoor geen btw-plicht zou zijn voor [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] , doet niets af aan de onjuiste toepassing van het nultarief door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] .
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] de goederen niet hebben geleverd aan de Portugese en Spaanse ondernemingen. Hierdoor hebben [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] ten onrechte het nultarief voor intracommunautaire leveringen in hun aangiften omzetbelasting vermeld. Het voorgaande maakt de gedane aangiften onjuist en daardoor is een te laag bedrag aan te betalen belasting aangegeven. Daarbij hebben [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] in de hoedanigheid van beperkt fiscaal vertegenwoordiger aangiften gedaan, behorende bij transacties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging niet was toegestaan. Een beperkt fiscaal vertegenwoordiger mag immers niet worden ingeschakeld voor de invoer van goederen, die wordt gevolgd door een levering die een afstandsverkoop vormt. Hieronder wordt tevens verstaan levering aan een afnemer zonder btw-identificatienummer. Het doen van de onjuiste aangiften omzetbelasting strekte ertoe dat te weinig belasting werd geheven in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
4.3.4.
Toerekening aan de rechtspersoon
De rechtbank stelt voorop dat een rechtspersoon als dader van een strafbaar feit kan worden aangemerkt indien de gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Voor de beantwoording van de vraag of een gedraging redelijkerwijs aan een rechtspersoon kan worden toegerekend, is het van belang vast te stellen of deze gedragingen zijn verricht in de sfeer van die rechtspersoon
Op basis van artikel 23 van de Wet Omzetbelasting is de vanwege de invoer van de goederen verschuldigde btw verlegd naar de periodieke reguliere aangifte voor de omzetbelasting. De onjuiste aangiften omzetbelasting zijn gedaan door personen van de financiële afdeling die ten behoeve van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] werkzaam waren. Het doen van deze aangiften was onderdeel van de dienst die door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] voor de klant werd uitgevoerd. Er waren commerciële belangen en er werd geld verdiend met deze dienstverlening. De gedragingen zijn [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] dan ook dienstig geweest. Het onjuist aangeven van een te laag bedrag aan te betalen belasting is gelet op het voorgaande verricht in de sfeer van beide rechtspersonen en kan daarom aan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] worden toegerekend.
4.3.5.
Feitelijk leidinggeven en opzet
Nu is vastgesteld dat [naam bedrijf 1] en EC-L een strafbaar feit hebben begaan, dient zich de vraag aan of de verdachte kan worden aangemerkt als leidinggevende en in die hoedanigheid strafrechtelijk aansprakelijk is voor dat handelen.
In de tenlastegelegde periode was de verdachte alleen en zelfstandig (middellijk) bestuurder van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . Door de verdachte is niet betwist dat hij feitelijk leidinggever was. Mevrouw [persoon A] , administratief medewerker van de Douane afdeling van [naam bedrijf 1] , heeft verklaard dat de verdachte veelvuldig bij de gang van zaken betrokken was. Zo liep het aanmelden van een nieuwe klant via de verdachte en heeft de verdachte beslissingen genomen over het doorgaan met het aangeven van intracommunautaire prestaties en het doen van aangiften omzetbelasting, ook nadat er door de belastingdienst melding was gemaakt van de onjuiste gang van zaken. Daarnaast is door getuige [naam getuige] tegenover de FIOD verklaard dat de verdachte alles zelf regelde, dat hij de klanten heeft gedaan en dat het zijn project was.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de feitelijk leidinggever tevens opzet heeft gehad op de ten laste gelegde onjuiste aangiften omzetbelasting. De verdachte wist dat de Chinese goederen nooit aan de Portugese en Spaanse vennootschappen werden geleverd. In de aangiften omzetbelasting is echter door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] gedaan alsof dit wel het geval was en is ten onrechte gebruik gemaakt van het nultarief voor intracommunautaire levering. Dit was ook bij de verdachte bekend, zo blijkt uit interne
e-mailwisselingen tussen mevrouw [persoon A] en de verdachte. Al na de eerste ingediende kwartaalaangifte ten behoeve van de beperkt fiscale vertegenwoordiging van een Spaanse onderneming zijn er door mevrouw [persoon A] vragen gesteld aan de belastingdienst. Haar bevindingen – dat [naam bedrijf 1] moet bewijzen dat de goederen daadwerkelijk zijn geleverd aan de Spaanse onderneming – heeft zij per mail aan de verdachte verzonden. Als reactie hierop startte [naam bedrijf 1] met het opstellen van zogenaamde verwervingsbrieven, die moesten bewijzen dat de goederen bij de Spaanse onderneming zijn afgeleverd. Dit is opvallend, nu de verdachte wist dat de Chinese goederen nooit aan de Portugese en Spaanse vennootschappen werden geleverd. Door mevrouw [persoon A] zijn de twijfels over de werkwijze als beperkt fiscaal vertegenwoordiger met de verdachte gecommuniceerd en al in november 2015 werd er gesproken over het verleggen van de werkzaamheden naar [naam bedrijf 2] vanwege de vele risico’s die er kleefden aan de fiscale vertegenwoordiging. De verdachte had mailcontact met [naam bedrijf 1] Spanje en mevrouw [persoon A] , waarin het ging om aanvullende informatie over alle toekomstige leveringen. Mevrouw [persoon A] stuurde de verdachte een concept waarin was opgenomen dat de vertegenwoordigde ondernemingen niet in alle gevallen onderdeel waren van de handelsketen. De verdachte wist dat betrokkenheid van de vertegenwoordigde ondernemingen in de handelsketen nodig was.
Na controle van de belastingdienst werd in augustus 2016 aan mevrouw [persoon A] duidelijk gemaakt dat de huidige werkwijze onjuist was en dat [naam bedrijf 1] er mee moest stoppen. Ook dit werd aan de verdachte gecommuniceerd. Nadat door de belastingdienst was vastgesteld dat [naam bedrijf 1] doorging met zijn handelwijze, had een medewerker van de belastingdienst in september 2016 een gesprek met - onder meer - de verdachte in zijn hoedanigheid als eindverantwoordelijke. De inhoud van dit gesprek werd nadien aan [naam bedrijf 1] bevestigd.
Mevrouw [persoon A] verklaarde dat de verdachte – ondanks voorgaande waarschuwingen door de belastingdienst – wilde dat er werd doorgegaan met de dienstverlening en de gekozen werkwijze. Dit blijkt ook uit e-mailwisselingen die plaatsvonden tussen de verdachte, [naam bedrijf 1] Spanje en mevrouw [persoon A] . De verdachte mailde [naam bedrijf 1] Spanje dat ze door de belastingdienst waren geïnstrueerd om meer informatie te verstrekken. Mevrouw [persoon A] mailde in oktober 2016 de verdachte met de mededeling dat de benodigde informatie omtrent de leveringen nog steeds niet werd gegeven, waarna de verdachte kenbaar maakte dat hij het twee weken later zou bespreken. Opnieuw bereikte de verdachte het bericht dat de vertegenwoordigde rechtspersonen geen eigenaar van de goederen waren en in maart 2017 ontving de verdachte bericht dat het nog steeds niet goed ging.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat de verdachte feitelijk leiding gaf aan de eerder genoemde, verboden gedragingen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . In de periode voor het gesprek met de belastingdienst in september 2016 had hij op zijn minst het voorwaardelijk opzet op die gedragingen. Na dat gesprek moest de verdachte zich volledig bewust zijn dat onder zijn feitelijke leiding onjuiste aangiften omzetbelasting werden gedaan en kan worden gesproken van vol opzet.
Daarbij merkt de rechtbank op dat [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] bedrijven zijn die het beperkt fiscaal vertegenwoordigen aanbieden als service. Het zijn bedrijven die gespecialiseerd zijn in dergelijke zaken. Van de verdachte als bestuurder mag worden verwacht dat hij ervoor zorgt dat zijn organisatie deze dienstverlening kan verrichten conform de regelgeving die hiervoor geldt. Het gaat niet aan dat de verdachte zich verschuilt achter onduidelijkheid die er volgens hem ook bij de belastingdienst was over de fiscale implicaties van e-commerce. Hij had zich beter op de hoogte moeten stellen van de geldende wet- en regelgeving. Zeker nadat de belastingdienst en de douane-afdeling van zijn eigen bedrijf er op hadden gewezen dat de gekozen werkwijze onjuist was en ook de eigen adviseur van [naam bedrijf 1] had laten weten dat de situatie complex was en dat hij dacht dat het niet goed ging, had de verdachte er voor moeten zorgen dat die handelwijze stopte. Dat laatste heeft hij niet gedaan; hij heeft er (vanwege de commerciële belangen) juist op aangedrongen dat op de gekozen, onjuiste wijze werd doorgegaan.
4.3.6.
Conclusie
De verweren worden verworpen. De rechtbank acht het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De verdachte zal - in overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie - worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde kwartaalaangifte omzetbelasting betreffende het eerste kwartaal 2017 en de onder 2 tenlastegelegde kwartaalaangifte omzetbelasting betreffende het tweede kwartaal 2017. In die tijdvakken was de verdachte geen feitelijk leidinggevende meer.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
[naam bedrijf 1] op tijdstippen in de periode van 1 juni 2015 tot en met 1 januari 2018 in Nederland, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- de kwartaalaangiftes omzetbelasting (B02 (beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het derde en vierde kwartaal 2015 ( DOC 037 en AMB-004-02) en
- de kwartaalaangiftes omzetbelasting (B02 (beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het eerste en tweede en derde kwartaal 2016 (DOC 037 en AMB-004-02)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft [naam bedrijf 1] telkens opzettelijk op
debij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingediende aangiften omzetbelasting over genoemde aangiftetijdvakken
- een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven en telkens
- in de hoedanigheid van beperkt fiscaal vertegenwoordiger bedragen binnen die aangiften opgenomen, behorende bij intra communautaire transacties en prestaties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging niet was toegestaan,
aan welke bovenomschreven gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
[naam bedrijf 2] op tijdstippen in de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 januari 2018 in Nederland,
telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- de kwartaalaangiftes omzetbelasting (B02 (beperkt fiscaal vertegenwoordiger))
betreffende het derde en vierde kwartaal 2016 (DOC-026-01, en
AMB-005-02 en AMB-017-01) en
- de kwartaalaangifte omzetbelasting (B02 (beperkt fiscaal vertegenwoordiger))
betreffende het eerste kwartaal 2017 (DOC-026-01, en AMB-005-02 en AMB-017-01)
onjuist heeft gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft [naam bedrijf 2] telkens opzettelijk op
debij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingediende aangiftes omzetbelasting over genoemde aangiftetijdvakken
- telkens een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven en telkens
- in de hoedanigheid van beperkt fiscaal vertegenwoordiger bedragen binnen die aangiften opgenomen, behorende bij intra communautaire transacties en prestaties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging niet was toegestaan,
aan welke bovenomschreven gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1. plegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

2. plegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaren feitelijk leiding gegeven aan het plegen van belastingfraude, bestaand uit het (laten) indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting voor de bedrijven waar hij bestuurder van was. In de aangiften omzetbelasting is ten onrechte gepretendeerd dat intracommunautair is geleverd aan de ondernemingen, waarvoor als beperkt fiscaal vertegenwoordiger werd opgetreden. Daardoor is ten onrechte het nultarief voor intracommunautaire leveringen toegepast en vervolgens onjuist een te laag bedrag aan te betalen belasting aangegeven. Ondanks eerdere waarschuwingen van de belastingdienst en van medewerkers van de douane-afdeling van zijn eigen bedrijf is met medeweten en in opdracht van de de verdachte doorgegaan met deze frauduleuze constructie.
Met het begaan van belastingfraude zijn grote financiële belangen gemoeid. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type delicten lastig is op te sporen en leidt tot fiscaal nadeel. Het benadelingsbedrag bedraagt in dit geval ruim 13 miljoen euro.
Door zijn handelen heeft de verdachte de integriteit van het financiële en economische verkeer geschonden. Een goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting staat of valt met de juistheid en volledigheid van de ingediende aangiften. In het geval hier niet van uit kan worden gegaan, wordt het systeem van de heffing van omzetbelasting volledig ondergraven. Dit doet afbreuk aan de belastingmoraal en brengt de overheid en daarmee de gehele samenleving nadeel toe.
De strafbaarstelling van belastingfraude beschermt overigens niet alleen de gemeenschapsbelangen, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers. Ontduiking van de omzetbelasting, zoals die door de verdachte is gefaciliteerd, leidt tot concurrentievervalsing.
De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zich ook ter zitting nog bleef verschuilen achter onduidelijkheid van de wet- en regelgeving en dat hij steeds heeft geprobeerd om de schuld af te schuiven op zijn (toenmalige) medewerkers, die er juist keer op keer op wezen dat de gekozen werkwijze in strijd met de wet was. De verdachte heeft die waarschuwingen in de wind geslagen en er willens en wetens op aangedrongen dat werd doorgegaan op de ingeslagen weg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten, de periode waarbinnen de feiten zijn gepleegd en de omvang van het nadeel (ruim 13 miljoen euro), kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat het oude feiten betreft en de redelijke termijn flink is overschreden (zie hierna). Om die reden zullen een forse geldboete en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, zoals geëist door de officier van justitie.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank gaat daarbij in deze zaak uit van de doorzoeking van het bedrijfspand van [naam bedrijf 1] op 28 september 2020. Op deze datum is de redelijke termijn aangevangen, aangezien verdachte bij die gelegenheid van het aan deze strafzaak ten grondslag liggende opsporingsonderzoek op de hoogte is gekomen
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 28 september 2020 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van drie en een half jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 1,5 jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden en wordt in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hiervoor genoemde straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 51, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar, alsmede tot een
geldboete van € 800.000,- (achthonderdduizend euro),bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
365 dagen hechtenis;
bepaalt dat deze gevangenisstraf,
groot 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en A. Sennef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 maart 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[naam bedrijf 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 1 januari 2018 te Ridderkerk en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte (n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- ( de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 (beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het derde en/of vierde kwartaal 2015 (DOC-007 en 037 en AMB-004-02) en/of
- ( de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 (beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het eerste en/of tweede en/of derde kwartaal 2016 (DOC-007 en 037 en AMB-004-02) en/of
- ( de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 (beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het eerste kwartaal 2017 (DOC-007 en 037 en AMB-004-02)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft/hebben [naam bedrijf 1] en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingediende aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken)
- een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven en/of (telkens)
- ( in de hoedanigheid van beperkt fiscaal vertegenwoordiger) (een) bedrag(en) binnen die aangifte(n) opgenomen, behorende bij (intra communautaire) transacties en/of prestaties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging niet was toegestaan
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 1
januari 2018 te Ridderkerk en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- ( de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 beperkt fiscale vertegenwoordiging))
betreffende het derde en/of vierde kwartaal 2015 (DOC-007 en 037 en AMB-004-02) en/of
- ( de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het eerste en/of tweede en/of derde kwartaal 2016 (DOC-007 en 037 en AMB-004-02) en/of
- ( de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het eerste kwartaal 2017 (DOC-007 en 037 en AMB-004-02)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven immers heeft/hebbende hij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingediende aangifte(n) omzetbelasting over genoemd (e) aangiftetijdvak(ken)
- een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven en/of (telkens)
- ( in de hoedanigheid van beperkt fiscaal vertegenwoordiger) (een) bedrag(en) binnen die aangifte(n) opgenomen, behorende bij (intra communautaire) transacties en/of prestaties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging niet was toegestaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2015 tot en met 01 januari 2018 te Ridderkerk en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen meermalen, althans Eenmaal één of meerdere geschrift(en) (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- één of meerdere kwartaalaangifte(s) omzetbelasting B02 (beperkt fiscaal vertegenwoordiger) derde en/of vierde kwartaal 2015 en/of eerste en/of tweede en/of derde kwartaal 2016 van [naam bedrijf 1] (DOC-007-01)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven -:
- in die kwartaalaangifte(n) een bedrag van nul euro aan te betalen omzetbelasting opgenomen en/of
- in die kwartaalaangifte(n) een geldbedrag vermeld, (geheel of gedeeltelijk) behorende bij (intra communautaire) transacties en/of prestaties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging is toegestaan
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
[naam bedrijf 2] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en met 01 januari 2018 te Ridderkerk en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, of een ander, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- ( de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 (beperkt fiscaal vertegenwoordiger))
betreffende het derde en/of vierde kwartaal 2016 (DOC-026-01, 029, 030 en 264 en
AMB-005-02 en AMB-017-01) en/of
- ( de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 (beperkt fiscaal vertegenwoordiger))
betreffende het eerste en/of tweede kwartaal 2017 (DOC-026-01, 031, 032 en 264
en AMB-005-02 en AMB-017-01)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, immers heeft/hebben [naam bedrijf 2] en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingediende aangifte(s) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken)
- ( telkens) een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven en/of (telkens)
- ( in de hoedanigheid van beperkt fiscaal vertegenwoordiger) (een) bedrag(en) binnen die aangifte(n) opgenomen, behorende bij (intra communautaire) transacties en/of prestaties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging niet was toegestaan
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en met 01 januari 2018 te Ridderkerk en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:- (de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 (beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het derde en/of vierde kwartaal 2016 (DOC-026-01, 029, 030 en 264 en AMB-005-02 en AMB-017-01) en/of - (de) kwartaalaangifte(s) omzetbelasting (B02 (beperkt fiscale vertegenwoordiging)) betreffende het eerste en/of tweede kwartaal 2017 (DOC-
026-01, 031, 032 en 264 en AMB-005-02 en AMB-017-01)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven immers
heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst ingediende aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken)
- ( telkens) een te laag bedrag aan te betalen belasting opgegeven en/of (telkens)
- ( in de hoedanigheid van beperkt fiscaal vertegenwoordiger) (een) bedrag(en) binnen die aangifte(s) opgenomen, behorende bij (intra communautaire) transacties en/of prestaties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging niet was toegestaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en
met 01 januari 2018 te Ridderkerk en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal
één of meerdere geschrift(en) (elk) zijnde een geschrift dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- één of meerdere kwartaalaangifte(s) omzetbelasting B02 (beperkt fiscaal vertegenwoordiger) derde en/of vierde kwartaal 2016 en/of eerste en/of tweede kwartaal 2017 van [naam bedrijf 2] (DOC-264)
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid — zakelijk weergegeven -:
- in die kwartaalaangifte(s) een bedrag van nul euro aan te betalen omzetbelasting
opgenomen en/of
- in die kwartaalaangifte(s) een geldbedrag vermeld, (geheel of gedeeltelijk) behorende bij (intra communautaire) transacties en/of prestaties waarvoor beperkte fiscale vertegenwoordiging is toegestaan
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.