In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in twee zaken met betrekking tot het ontslag op staande voet van een werknemer, hierna aangeduid als [verzoeker], door zijn werkgever Visser Smit Habab B.V. (VSH). De werknemer was sinds 1995 in dienst bij VSH en had zich op 15 november 2021 ziek gemeld. In de loop van zijn ziekte ontving VSH meldingen dat [verzoeker] werkzaamheden verrichtte voor een ander bedrijf, [naam bedrijf]. Ondanks waarschuwingen van VSH dat het niet toegestaan was om tijdens ziekte andere werkzaamheden te verrichten, heeft [verzoeker] dit toch gedaan. VSH heeft daarop besloten om [verzoeker] op staande voet te ontslaan. De werknemer verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om betaling van zijn salaris en een schadevergoeding. VSH daarentegen stelde dat het ontslag terecht was gegeven vanwege de dringende reden van het overtreden van de regels omtrent ziekteverzuim.
De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet terecht was. Er was sprake van een dringende reden, omdat [verzoeker] herhaaldelijk was gewaarschuwd en desondanks werkzaamheden had verricht voor [naam bedrijf]. De kantonrechter concludeerde dat VSH voldoende had aangetoond dat het ontslag gerechtvaardigd was en dat er geen reden was om het ontslag te vernietigen. De verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. In de tweede zaak werd [verweerder] veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding aan VSH, maar de onderzoekskosten werden niet aan hem opgelegd. De kantonrechter verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.