ECLI:NL:RBROT:2024:2924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
C/10/660989 / HA ZA 23-563
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aanneming van werk en ontbinding van overeenkomst wegens tekortkoming in nakoming met betrekking tot dakopbouw

In deze zaak heeft [persoon A] een rechtszaak aangespannen tegen MKR Gevelelementen B.V. wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor een dakopbouw. De overeenkomst, die op 5 februari 2020 werd gesloten, omvatte een aanneemsom van € 52.511,18. [persoon A] heeft MKR gesommeerd om het werk tijdig op te leveren, maar MKR heeft hieraan geen gevolg gegeven. Na een aantal incidenten en een deskundigenonderzoek, dat diverse gebreken aan het werk vaststelde, vorderde [persoon A] vervangende schadevergoeding van in totaal € 32.909,84, plus bijkomende kosten. MKR voerde verweer en vorderde in reconventie betaling van haar eindnota en meerwerk. De rechtbank oordeelde dat MKR in verzuim was geraakt en dat [persoon A] recht had op schadevergoeding voor de niet uitgevoerde werkzaamheden en herstel van gebreken. De rechtbank kende [persoon A] een schadevergoeding toe van € 9.191,32, vermeerderd met wettelijke rente, en wees de vordering van MKR in reconventie gedeeltelijk toe. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/660989 / HA ZA 23-563
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[persoon A],
wonende te Amsterdam,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. K.J. de Vaan te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MKR GEVELELEMENTEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.J.H. Anker te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [persoon A] en MKR genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 12;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord in reconventie met productie 13;
- producties 11 en 12 van de zijde van MKR;
- de beëdigde vertaling van productie 4 bij dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van 11 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de spreekaantekeningen van de advocaten van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[persoon A] is samen met zijn partner eigenaar van de woning aan de [adres] te Amsterdam.
2.2.
[persoon A] heeft met MKR een overeenkomst gesloten voor het maken van een dakopbouw op de woning van [persoon A] . De overeenkomst is tot stand gekomen door ondertekening van een offerte van MKR van 5 februari 2020 (hierna: de offerte). De aanneemsom bedraagt volgens die offerte € 52.511,18 inclusief btw.
2.3.
Onderaan de offerte staan aankruismogelijkheden voor de opties A, B1, B2, B3 B4 en B5. A is het overeengekomen werk, de B-opties betreffen meerwerk. [persoon A] heeft alleen optie A aangekruist.
De B-opties komen op het volgende neer:
- optie B1 thermostaat/regelaar verwarming nieuwe verdieping € 435,60 inclusief btw
- optie B2 iedere extra groep € 211,75 inclusief btw
- optie B3 levering en plaatsing lichtkoepel € 1.754,50 inclusief btw
- optie B4 leveren en plaatsen van een open trap blank zonder verf € 2.238,50
- optie B5 schilderwerk kozijnen dakopbouw € 822,80.
2.4.
De betalingsvoorwaarden in de offerte luiden: 10% bij opdracht, 20% voor start werkzaamheden, 30% eind 2e week, 30% eind 4e week en het restant binnen 10 dagen na oplevering.
2.5.
Het werk is aangevangen op of omstreeks 1 april 2020.
2.6.
[persoon A] heeft bij app-bericht van 5 augustus 2020 MKR gesommeerd om het werk uiterlijk op 15 augustus 2020 op te leveren.
2.7.
MKR heeft op 4 september 2020 een eindnota van € 4.088,11 inclusief btw gestuurd naar [persoon A] . [persoon A] heeft die factuur niet betaald.
2.8.
Klaverblad Rechtsbijstand (hierna: Klaverblad) heeft op 12 november 2021 namens [persoon A] een brief gestuurd aan MKR. In die brief signaleert Klaverblad diverse tekortkomingen in het werk en sommeert zij MKR om het werk binnen vier weken deugdelijk op te leveren. Ook schrijft zij:
“Gaat u hiertoe niet over, dan ga ik in overleg met cliënt over de te nemen rechtsmaatregelen. De hieruit voortvloeiende kosten komen alsdan voor uw rekening en risico. Ik zal cliënt alsdan adviseren op uw kosten een onafhankelijke deskundige in te schakelen om het werk op deugdelijkheid te toetsen en de (herstel)kosten van de nog uit te voeren werkzaamheden en de gebreken te beramen. Bovendien zal ik cliënt adviseren een derde in te schakelen om de werkzaamheden conform het rapport van de door ons ingeschakelde deskundige uit te voeren. De kosten hiervan zal ik eveneens eventueel in rechte op u verhalen. Vooralsnog ga ik ervan uit, dat u het niet zover laat komen en dat u volledig tegemoetkomt aan bovenstaande sommatie.”
2.9.
MKR heeft geen gevolg gegeven aan de sommatie. Wel heeft haar advocaat bij brief van 25 januari 2022, samengevat, laten weten:
- dat veel van de openstaande gebreken het gevolg zijn van het feit dat geen gelegenheid is gegeven om de afbouwwerkzaamheden uit te voeren;
- dat [persoon A] de eindnota (€ 4.088,11) aan MKR verschuldigd is plus € 5.072,00 als saldo van meer- en minderwerk; en
- dat MKR de werkzaamheden niet zal hervatten als [persoon A] niet ten minste € 7.500,- betaalt.
2.10.
[persoon A] heeft het gevorderde bedrag niet betaald.
2.11.
[persoon A] heeft EXP Bouwadviseurs en Schadebegeleiding (hierna: EXP) verzocht te onderzoeken welke werkzaamheden conform de aannemingsovereenkomst nog uitgevoerd moeten worden en welke gebreken het door MKR uitgevoerd werk vertoont.
2.12.
EXP heeft de woning onderzocht op 27 juli 2022. MKR was uitgenodigd bij dit onderzoek aanwezig te zijn maar zij heeft zich op de bewuste dag afgemeld wegens omstandigheden.
2.13.
EXP heeft rapport uitgebracht op 9 augustus 2022. Het rapport concludeert, kort gezegd, dat het werk:
- niet helemaal af is, hetgeen een schadepost oplevert van € 6.147,53; en
- een aantal gebreken vertoont, waarvan het herstel € 26.762,31 kost.
De som van beide bedragen is € 32.909,84.
2.14.
EXP heeft voor haar expertise-werkzaamheden een bedrag van € 2.008,60 in rekening gebracht bij Klaverblad.
2.15.
De advocaat van MKR heeft bij e-mail van 14 november 2022 de bevindingen van EXP weersproken en daarbij verzocht om toegang tot de woning om een contra-expertise te laten uitvoeren.
2.16.
MKR heeft het Bureau TOP Expertise (hierna: TOP) verzocht een contra-expertise uit te voeren. TOP heeft op 2 augustus 2023 haar rapport uitgebracht. Omdat [persoon A] TOP geen toegang wenste te geven tot de woning, is het rapport hoofdzakelijk gebaseerd op de informatie in het rapport van EXP en de antwoorden van MKR op de door TOP aan haar gestelde vragen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[persoon A] vordert in conventie bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover
de wet dat toestaat, om MKR te veroordelen tot:
I. betaling aan [persoon A] van het bedrag van € 32.909,84 te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de volledige
voldoening;
II. betaling aan MKR van de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid van € 2.008,60;
III. de buitengerechtelijke kosten, te begroten op € 1.154,09; en
IV.
primairde afgifte van de sleutels van eiser binnen drie dagen na betekening
van het vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag met een
maximum van € 1.000,-;
subsidiairbetaling van de kosten voor vervanging van de sloten, te begroten
op € 350,- .
alles onder veroordeling van MKR in de kosten van het geding en de nakosten.
3.2.
MKR voert verweer in conventie en concludeert tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten.
in reconventie
MKR vordert samengevat in reconventie, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [persoon A] te veroordelen om aan MKR, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen een bedrag van € 6.112,18 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en weren van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal eerst de vorderingen van [persoon A] in conventie bespreken en daarna de vorderingen van MKR in reconventie.
in conventie
4.2.
Volgens [persoon A] heeft MKR het opgedragen werk deels gebrekkig en deels niet tijdig uitgevoerd. Om die reden vordert [persoon A] vervangende schadevergoeding, te weten vergoeding van de kosten van het afmaken van het overeengekomen werk en vergoeding van de kosten van herstel van de gestelde gebreken.
4.3.
MKR vordert in reconventie betaling van de resterende aanneemsom en vergoeding van meerwerk (bij elkaar opgeteld € 11.596,16), verminderd met een bedrag van € 5.483,98 voor erkende herstelkosten. Zij voert aan dat [persoon A] , naast de door haar erkende herstelkosten, geen recht heeft op schadevergoeding omdat van gebreken, naast de door haar erkende gebreken, geen sprake is, omdat [persoon A] volgens haar in schuldeisersverzuim verkeert, en omdat voor diverse gebreken geen sprake is van een deugdelijke ingebrekestelling.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat voor het slagen van de vordering van [persoon A] in elk geval vereist is dat MKR in verzuim verkeert en dat [persoon A] een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW heeft uitgebracht. Ook moet [persoon A] niet zelf in verzuim (schuldeisersverzuim) verkeren.
4.5.
[persoon A] stelt dat voor de werkzaamheden mondeling een termijn van drie maanden, eindigend op 1 juli 2020 is overeengekomen, zodat MKR per die datum automatisch in verzuim is geraakt. Deze afspraak is door MKR betwist en door [persoon A] niet nader met feiten onderbouwd. Aan bewijslevering op dit punt wordt daarom niet toegekomen. De rechtbank gaat ervan uit dat geen termijn voor nakoming is overeengekomen. Voor het intreden van verzuim van MKR is dus in beginsel een ingebrekestelling vereist.
4.6.
Op 5 augustus 2020 - MKR was toen ruim vier maanden aan het werk - heeft [persoon A] MKR gesommeerd het werk binnen tien dagen, dus uiterlijk op 15 augustus 2020, op te leveren. MKR heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven. Gesteld noch gebleken is dat de termijn van tien dagen geen redelijke termijn was en de omvang van het werk, gelet op de tijd die MKR al bezig was, rechtvaardigt die conclusie evenmin. Dat betekent dat MKR op 15 augustus 2020 in verzuim is geraakt, tenzij [persoon A] in schuldeisersverzuim verkeerde.
4.7.
Van schuldeisersverzuim aan de zijde van [persoon A] is geen sprake. MKR heeft de eindnota op 4 september 2020 verstuurd. [persoon A] behoefde die factuur echter niet te betalen omdat de slottermijn niet eerder dan na oplevering van het werk verschuldigd zou zijn. Bovendien kwam aan [persoon A] een opschortingsrecht toe omdat MKR in verzuim verkeerde.
Dat [persoon A] MKR niet heeft toegelaten tot het werk is door [persoon A] betwist en door MKR niet nader met feiten onderbouwd. MKR heeft aangeboden te bewijzen dat zij in september 2020 meermalen tevergeefs heeft aangebeld bij [persoon A] . Dat bewijs doet echter niet ter zake nu MKR in gebreke was gesteld tegen 15 augustus 2020. MKR is dus op die datum (15 augustus 2020) in verzuim geraakt voor wat betreft het opleveren van het werk.
4.8.
Omtrent de vraag of MKR in verzuim is voor wat betreft het gestelde ondeugdelijke werk overweegt de rechtbank als volgt. In de sommatie van [persoon A] van 5 augustus 2020 is geen melding gemaakt van ondeugdelijk werk. In de sommatiebrief van Klaverblad van 12 november 2021 (zie 2.8) worden de meeste gebreken waarvoor [persoon A] thans schadevergoeding vordert ook niet genoemd. MKR is dus voor die gebreken niet in gebreke gesteld. Op 25 januari 2022 heeft MKR echter aan [persoon A] laten weten dat zij niet bereid was verdere werkzaamheden te verrichten voordat € 7.500,- betaald zou zijn (zie 2.9). Zij kon op betaling van dat bedrag geen aanspraak maken. Immers de slottermijn van de aanneemsom was nog niet opeisbaar en voor meerwerk was geen factuur verstuurd. Bovendien kon MKR, zoals hierna zal blijken (zie 4.20 tot 4.30) geen aanspraak maken op € 5.072,00 voor meerwerk. MKR weigerde dus ten onrechte verdere werkzaamheden te verrichten. Dat betekent dat MKR ook voor wat betreft de herstelwerkzaamheden (voor zover de gebreken komen vast te staan) in verzuim is geraakt (artikel 6:83 sub c BW).
4.9.
Van vervangende schadevergoeding kan slechts sprake zijn indien [persoon A] een omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW heeft uitgebracht, dus aan MKR heeft medegedeeld dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. In haar brief aan MKR van 12 november 2021 (zie 2.8) heeft Klaverblad namens [persoon A] aangegeven dat [persoon A] de resterende werkzaamheden en de herstelwerkzaamheden door een expert zou laten vaststellen en door een derde zou laten uitvoeren, en dat hij de kosten daarvan op MKR zou verhalen, als MKR het werk niet tijdig en deugdelijk zou afmaken. Die brief bevat dus een voorwaardelijke omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW. De voorwaarde voor omzetting is vervuld (MKR heeft na die brief geen werkzaamheden meer verricht), zodat de verplichtingen van MKR zijn omgezet in een verplichting tot vervangende schadevergoeding.
4.10.
Uit het voorgaande volgt dat [persoon A] recht heeft op vergoeding van de kosten van het afmaken van het overeengekomen werk en op vergoeding van de kosten van herstel van de gestelde gebreken, voor zover die gebreken komen vast te staan.
4.11.
De rechtbank zal hierna eerst de verschillende kostenposten bespreken die volgens [persoon A] te maken hebben met de niet uitgevoerde werkzaamheden. Daarna zal de rechtbank de kostenposten bespreken die volgens [persoon A] betrekking hebben op herstel van ondeugdelijk werk. De nummering die de rechtbank volgt is de nummering van hoofdstuk 8 van het EXP-rapport.
De niet uitgevoerde werkzaamheden
1.4
binnendeuren / hang- en sluitwerk
[persoon A] stelt dat het hang- en sluitwerk en de deurkrukken van de binnendeuren niet zijn geleverd. Dit wordt door MKR erkend. De werkzaamheden zijn in opdracht van [persoon A] uitgevoerd door een derde, BY MOES (factuur d.d. 15 november 2020). De kosten bedragen volgens [persoon A] € 701,70.
MKR stelt (onder verwijzing naar de datum van de factuur van BY MOES) dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd vóórdat zij in gebreke is gesteld, zodat zij nooit de kans heeft gehad om die werkzaamheden zelf uit te voeren. Zij gaat er daarbij vanuit dat zij pas bij de brief van Klaverblad van 12 november 2021 in gebreke is gesteld voor wat betreft het afmaken van het werk. Dat is echter niet het geval. Zoals hiervoor in 4.6 overwogen, is zij voor wat betreft het afmaken van het werk al op 5 augustus 2020 in gebreke gesteld en op 15 augustus 2020 in verzuim geraakt. De betreffende werkzaamheden zijn dus niet verricht voordat zij in verzuim is geraakt (althans uit niets blijkt dat dat het geval is). MKR moet de kosten van deze werkzaamheden dus vergoeden.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen, voor het geval MKR gehouden is tot vergoeding van zowel deze post als post 3.1, dat voor die beide posten samen € 1.035,44 een redelijke vergoeding is. Omdat MKR ook gehouden is tot vergoeding van post 3.1 (zie hierna) zal de rechtbank dat bedrag voor beide posten samen toewijzen.
2.1
leveren en plaatsen MV-box.
[persoon A] stelt dat de MV-box niet is geleverd en dit wordt door MKR erkend. MKR stelt dat de MV-box door een derde is geplaatst vóórdat zij in gebreke is gesteld, zodat zij nooit de kans heeft gehad om die werkzaamheden zelf uit te voeren. Dit verweer faalt om de reden vermeld bij 1.4 (binnendeuren). MKR moet de kosten van de levering en plaatsing van de MV-box dus vergoeden.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen, voor het geval MKR gehouden is tot vergoeding van deze post, dat € 595,54 een redelijke vergoeding is. Dat bedrag zal dus worden toegewezen.
2.2.
en 2.4 vloerverwarming
De vloerverwarming is geleverd zonder ontluchtingsventielen en volgens [persoon A] moesten ook nog een thermostaatklep en afsluiters worden geplaatst. MKR erkent dat (punt 35 conclusie van antwoord).
De kosten van het plaatsen van ontluchtingsventielen bedragen volgens [persoon A] € 116,16 voor arbeid en € 75,- voor materiaal. Dat is samen € 191,16 (en niet € 202,16 zoals [persoon A] in navolging van EXP stelt). De kosten van het plaatsen van een thermostaatklep en twee afsluiters bedragen volgens [persoon A] € 283,11 en € 1.185,80, dus samen € 1.468,91. Deze bedragen worden door MKR niet betwist.
MKR voert als verweer tegen deze posten aan dat de werkzaamheden aan de vloerverwarming zijn uitgevoerd vóórdat zij in gebreke is gesteld, zodat zij nooit de kans heeft gehad om die werkzaamheden zelf uit te voeren. Dit verweer faalt om de reden vermeld bij 1.4 (binnendeuren).
Gelet op het voorgaande zal het gevorderde bedrag voor deze posten, (€ 191,16 + € 283,11 + € 1.185,80 =) € 1.660,07, worden toegewezen.
2.7
elektrabedrading zonder spanning
Volgens [persoon A] stond er geen spanning op de elektrabedrading op de overloop. Dit is door MKR niet betwist. De hiermee gemoeide kosten bedragen volgens [persoon A] € 203,16. Dit bedrag is door MKR niet betwist en zal dus worden toegewezen.
3.1.
trapleuningen niet geleverd en geplaatst
De trapleuningen zijn niet geleverd. Volgens MKR is dit ook niet overeengekomen. Ter zitting is gebleken dat MKR wel een trapleuning heeft geleverd maar dat zij deze weer heeft meegenomen omdat [persoon A] een ander soort leuning wilde. MKR heeft de leuning vervolgens als minderwerk opgevoerd in haar lijst van meer- en minderwerk (productie 2 van MKR). De rechtbank leidt hieruit af dat plaatsing van een trapleuning wel is overeengekomen. MKR moet de kosten van plaatsing van een trapleuning dus vergoeden.
Zoals hiervoor bij post 1.4 (binnendeuren) vermeld, zal de rechtbank voor die post en deze post samen een bedrag van € 1.035,44 toewijzen.
3.2
aansluiting trap niet afgewerkt
De aansluiting van de nieuwe trap was nog niet afgewerkt. MKR betwist dit niet. [persoon A] stelt dat hij voor het maken van de aansluiting € 680,- heeft betaald, zoals blijkt uit de factuur van BY MOES die aan het rapport van EXP is gehecht als bijlage 4. Dit is door MKR niet betwist.
MKR voert als verweer tegen deze post aan dat BY MOES haar werkzaamheden heeft verricht vóórdat zij in gebreke is gesteld, zodat zij nooit de kans heeft gehad om die werkzaamheden zelf uit te voeren. Dit verweer faalt om de reden vermeld bij 1.4 (binnendeuren).
Gelet op het voorgaande zal het gevorderde bedrag voor deze post (€ 680,-) worden toegewezen.
5.2
vensterbanken niet geleverd en geplaatst.
De vensterbanken zijn niet geleverd en niet geplaatst. Volgens MKR is dit niet overeengekomen. In de offerte wordt geen melding gemaakt van vensterbanken en [persoon A] heeft de stelling dat het leveren en plaatsen van vensterbanken is overeengekomen niet onderbouwd. De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding voor deze post afwijzen.
5.4
kozijnen niet afgeschilderd
De kozijnen zijn volgens [persoon A] in de grondverf, dus ongelakt, geleverd. [persoon A] vordert € 1.329,28 voor het lakken van de kozijnen. MKR stelt dat de kozijnen gelakt zijn geleverd en dat dit onder het meerwerk valt.
De rechtbank gaat ervan uit dat de kozijnen ongelakt zijn geleverd. Immers, MKR baseert haar stelling dat de kozijnen gelakt zijn geleverd niet op eigen waarneming maar op een mededeling van de fabriek, terwijl de expert van EXP blijkens het rapport van EXP heeft geconstateerd dat de kozijnen niet gelakt waren. Het lakken van de kozijnen is ook niet overeengekomen. Immers, in de offerte staat: “Levering en plaatsing van 4 stuks houten kozijnen. Geleverd in grondverf zonder lak” en uit niets blijkt dat het lakken van de kozijnen als meerwerk is overeengekomen. Dat betekent dat MKR heeft geleverd wat is overeengekomen: ongelakte kozijnen. [persoon A] kan dus geen aanspraak maken op schadevergoeding en MKR kan geen aanspraak maken op een meerwerkvergoeding voor het lakken van de kozijnen.
5.6
bovenlichten van binnendeurkozijnen niet geleverd en geplaatst.
Volgens [persoon A] zijn de overeengekomen bovenlichten van de binnendeurkozijnen niet geleverd en niet geplaatst. MKR betwist dit niet. Partijen zijn ter zitting overeengekomen, voor het geval MKR gehouden is tot vergoeding van deze post, dat € 305,04 een redelijke vergoeding is. De rechtbank zal dat bedrag toewijzen.
6.1
rookmelder niet geleverd en geplaatst
Volgens [persoon A] is de overeengekomen rookmelder niet geleverd en niet geplaatst. MKR betwist dit niet. Partijen zijn ter zitting overeengekomen, voor het geval MKR gehouden is deze post te vergoeden, dat € 56,98 een redelijke vergoeding is. De rechtbank zal dat bedrag toewijzen.
6.2
Wcd's en schakelaars niet geleverd en geplaatst
Volgens [persoon A] zijn de overeengekomen wandcontactdozen (wcd’s) en schakelaars niet geleverd en niet geplaatst. MKR erkent dat. Partijen zijn ter zitting overeengekomen, voor het geval MKR gehouden is deze post te vergoeden, dat € 1.000,- een redelijke vergoeding is. De rechtbank zal dat bedrag toewijzen.
Tussenconclusie niet-uitgevoerd werk
4.12.
Vanwege het verzuim van MKR om het overeengekomen werk af te maken heeft [persoon A] recht op een vervangende schadevergoeding van (€ 1.035,44 + € 595,54 + € 1.660,07 + € 203,16 + € 680,00 + € 305,04 + € 56,98 + € 1.000,00 =) € 5.536,23.
De rechtbank zal hierna de posten bespreken die volgens [persoon A] betrekking hebben op herstel van ondeugdelijk werk.
De herstelwerkzaamheden
1.1 - 1.3
- 1.3 binnendeuren
Volgens [persoon A] zijn de geleverde binnendeuren (te) krom. MKR heeft aangevoerd dat dit een gevolg van vocht kan zijn en niet aan haar kan worden toegerekend. [persoon A] heeft vervolgens nagelaten feiten te stellen waaruit blijkt dat de deuren krom geleverd zijn. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat dit niet het geval is. Deze post zal dus worden afgewezen.
2.4
vloerverwarming
Deze post betreft niet-uitgevoerd werk en is hiervóór reeds besproken.
2.5
aluminium kabelbeugels vervangen door kunststof beugels
MKR erkent deze post. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat € 185,16 een redelijke vergoeding is.
2.6
aanpassen groepenkast
Ter zitting is gebleken dat [persoon A] om een extra groep heeft gevraagd, bij wijze van meerwerk, voor de nieuwe verdieping. MKR heeft die geplaatst maar volgens [persoon A] was het gebruikte materiaal niet goed. [persoon A] heeft de nieuwe groep laten vervangen. MKR heeft ter zitting betwist dat ondeugdelijk materiaal is gebruikt. Volgens MKR gaat het gewoon om materiaal dat bij de Technische Unie is ingekocht.
Uit het rapport van EXP blijkt dat EXP niet zelf heeft geconstateerd dat er iets mis was met de groepenkast. Immers, EXP heeft op 24 juni 2022 onderzoek gedaan terwijl uit de factuur van BY MOES (bijlage 2 bij het rapport van EXP) blijkt dat de groep al vóór 15 november 2020 (factuurdatum) vervangen was. Dat betekent dat [persoon A] geen, althans onvoldoende onderbouwing heeft gegeven aan zijn stelling dat de nieuwe groep ondeugdelijk was. Deze post zal dus worden afgewezen.
3.4
betonnen vloer scheef gestort.
Ter zitting is gebleken dat [persoon A] aan MKR heeft gevraagd om geen drempel te plaatsen tussen de badkamer en de overloop van de nieuwe verdieping. Om dat te bereiken, moest de vloer van de overloop naadloos aansluiten op de vloer van de badkamer. De bovenste traptrede kwam echter iets lager uit dan de badkamervloer. Daarom heeft MKR de vloer van de overloop iets laten aflopen van de badkamer naar de trap.
MKR heeft [persoon A] niet gewaarschuwd dat de vloer scheef zou worden. Dat had zij wel moeten doen. Dit volgt uit artikel 7:754 BW. MKR is dus tekortgeschoten in haar waarschuwingsplicht en moet de schade die [persoon A] daardoor lijdt vergoeden. Die schade bedraagt volgens [persoon A] € 836,64. Dit bedrag wordt door MKR niet betwist. De rechtbank zal daarom dit bedrag toewijzen.
3.5
de trap naar de nieuwe verdieping
Ter zitting is gebleken dat MKR een open trap (dus met open ruimtes tussen de treden) heeft geplaatst. Partijen zijn het erover eens dat dit zo is afgesproken in afwijking van de offerte waarin staat dat een dichte trap zal worden geleverd. MKR heeft dus geleverd wat is afgesproken. Van ondeugdelijk werk is daarom geen sprake, maar wel van minderwerk. [persoon A] heeft gesteld dat de meerkosten van een dichte trap ten opzichte van een open trap € 631,64 zijn. MKR heeft dat niet betwist. Dat bedrag zal daarom worden toegewezen.
5.1
lekkende kozijnen
[persoon A] stelt dat de nieuwe kozijnen lekten. Volgens MKR is niet duidelijk wat de oorzaak daarvan is, maar zij betwist niet dat de kozijnen lekten. Op MKR rustte uiteraard de verplichting om waterdichte kozijnen te leveren. In die verplichting is zij tekortgeschoten. Zij moet de schade die [persoon A] daardoor lijdt vergoeden. Partijen zijn ter zitting overeengekomen, voor het geval MKR gehouden is deze schade te vergoeden, dat € 391,22 een redelijke vergoeding is. Dat bedrag zal daarom worden toegewezen.
5.2.
ventilatieroosters
Volgens [persoon A] zijn de ventilatieroosters boven de ramen te klein waardoor er langs die roosters tocht ontstaat. MKR betwist dit niet maar stelt dat zij aftimmerlatjes heeft geplaatst die kennelijk weer door iemand verwijderd zijn. [persoon A] is hier niet op teruggekomen. Aldus is onvoldoende onderbouwd dat [persoon A] op dit punt ondeugdelijk werk heeft geleverd en zal deze post worden afgewezen.
5.3
raamkozijnen zijn beschadigd
Deze post wordt niet betwist door MKR. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat € 237,56 een redelijke vergoeding is. Dat bedrag zal worden toegewezen.
5.5.
kozijn binnendeur is te smal
Volgens [persoon A] is één van de kozijnen van de binnendeuren op de nieuwe verdieping te smal. MKR betwist dit niet. MKR heeft ook geen verklaring voor de verkeerde afmeting van het kozijn. Tegenover TOP heeft MKR verklaard dat alle kozijnen zijn besteld voor wanden met dezelfde dikte en dat dus alle kozijnen te smal zouden moeten zijn. Wat hiervan zij, vast staat dat één kozijn te smal is. MKR had ervoor moeten zorgen dat het kozijn de juiste afmetingen had en is dus in haar verplichtingen tekortgeschoten. Zij dient de schade die [persoon A] daardoor lijdt te vergoeden. Die schade bedraagt volgens [persoon A] € 689,82. Dit bedrag is door MKR niet betwist en zal daarom worden toegewezen.
7.1
de binnenmuren
Ter zitting is duidelijk geworden waar deze kwestie over gaat. [persoon A] heeft er tijdens het werk voor heeft geopteerd om de zijwanden van de badkamer op de nieuwe verdieping te vervangen door glazen deuren. MKR heeft de overeengekomen gipswanden dus niet behoeven te plaatsen. MKR heeft ook de glazen deuren niet geplaatst; dit is door een ander bedrijf gedaan. Deze post betreft dus minderwerk en geen ondeugdelijk werk.
[persoon A] heeft recht op vergoeding van minderwerk. Het door [persoon A] gevorderde bedrag van € 1.379,28 is door MKR niet betwist. Dat bedrag zal daarom worden toegewezen.
8 de badkamervloer
Tussen partijen staat vast dat sprake is van “hotspots” in de vloer van de badkamer; plaatsen waar de vloerverwarmingsslangen te dicht bij de waterleidingen liggen. De waterleidingen zijn niet voorzien van isolatie, zodat het water in de waterleidingen opwarmt, hetgeen ongezond is. Volgens [persoon A] bedragen de kosten van herstel € 19.057,50. Hij baseert dit op een offerte voor dat bedrag van IYI Techniek, gehecht aan het rapport van EXP. Volgens MKR hoeft het herstel niet meer te kosten dan € 4.840,00. Zij baseert dit op de kostenraming die TOP in haar rapport heeft opgenomen.
Vast staat tussen partijen dat de herstelkosten minimaal € 4.840,00 bedragen. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen. De rechtbank beschikt over onvoldoende feiten om te bepalen of de herstelkosten hoger zijn dan dit bedrag en, zo ja, hoeveel hoger. De rechtbank zal de zaak daarom verwijzen naar een schadestaatprocedure voor wat betreft de vraag of en, zo ja, hoeveel de herstelkosten van de badkamervloer een bedrag van € 4.840,00 te boven gaan.
9 leidingen in de kruipkelder
Volgens [persoon A] is het leidingverloop van zowel cv- als elektraleidingen in de kruipkelder ondeugdelijk aangebracht. MKR betwist dat zij (al) die leidingen heeft aangebracht. [persoon A] heeft daar geen feiten tegenovergesteld waaruit afgeleid kan worden welke leidingen door MKR zijn aangebracht. Aldus heeft [persoon A] deze post onvoldoende onderbouwd en zal de gevorderde schadevergoeding voor deze post worden afgewezen.
Tussenconclusie voor wat betreft de herstelwerkzaamheden
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat MKR voor het leveren van ondeugdelijk werk aan [persoon A] een vervangende schadevergoeding moet betalen van (€ 185,16 + € 836,64 + € 631,64 + € 391,22 + € 237,56 + € 689,82 + € 1.379,28 + € 4.840,00 =) € 9.191,32. Dit bedrag kan nog worden vermeerderd met een bedrag vast te stellen in de schadestaatprocedure.
Wettelijke rente
4.14.
[persoon A] vordert vergoeding van de wettelijke rente over de door MKR te betalen schadevergoeding vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige voldoening. Ingevolge artikel 6:119 lid 1 BW heeft [persoon A] recht op vergoeding van wettelijke rente over de tijd dat MKR in verzuim is. Dat betekent dat hetgeen [persoon A] vordert toewijsbaar is.
Kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid
4.15.
[persoon A] vordert op grond van artikel 6:96 lid 2 onder a BW een bedrag van € 2.008,60 van MKR ter vergoeding van de kosten van het deskundigenonderzoek van EXP. MKR heeft onder meer aangevoerd dat de kosten van het onderzoek niet door [persoon A] maar door Klaverblad betaald zijn. [persoon A] heeft daar niet op gereageerd. Aldus heeft hij zijn vordering onvoldoende gemotiveerd gehandhaafd en zal deze worden afgewezen.
De vordering tot afgifte van sleutels
4.16.
[persoon A] vordert afgifte van sleutels. Ter zitting is gebleken dat het gaat om de sleutel van het hek van het achterpad en de sleutel van de tuinpoort. MKR heeft ter zitting erkend dat zij die sleutels heeft gekregen. MKR heeft ter zitting ook verklaard dat zij meent die sleutels te hebben teruggegeven, dat zij zal nagaan of die sleutels nog in haar bezit zijn, en dat zij de sleutels zal teruggeven als dat het geval is. De rechtbank gaat er, op basis van die verklaring, van uit dat MKR de sleutels zal teruggeven indien zij die nog in haar bezit heeft. [persoon A] heeft dus geen belang bij een veroordeling op dit punt. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.17.
[persoon A] vordert op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.154,09. MKR heeft niet betwist dat [persoon A] buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt en het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dat bedrag zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
4.18.
MKR zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten van [persoon A] worden veroordeeld. Die proceskosten worden begroot op:
  • dagvaarding € 129,14
  • griffierecht € 1.301,00
  • salaris advocaat € 1.532,00 (2 punten x tarief III à € 766,-)
  • nakosten
Totaal € 2.962,14
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.19.
[persoon A] vordert uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis in conventie voor zover de wet dat toestaat. Daartegen is geen verweer gevoerd zodat de rechtbank de veroordelingen in conventie uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.
in reconventie
4.20.
In reconventie vordert MKR betaling van haar eindnota (€ 4.088,11) vermeerderd met een bedrag ter vergoeding van meerwerk (€ 7.508,05) en verminderd met een bedrag voor de door MKR erkende schade (€ 5.483,98).
4.21.
Dat MKR recht heeft recht op betaling van haar eindnota is niet betwist. De daartoe strekkende vordering zal daarom worden toegewezen. Hierna zal de rechtbank ingaan op het gestelde meerwerk.
Regelaar voor de vloerverwarming
4.22.
MKR stelt dat [persoon A] bij wijze van meerwerk opdracht heeft gegeven tot het leveren en plaatsen van een thermostaat/regelaar voor de vloerverwarming en beraamt de kosten van dit meerwerk op € 435,60. [persoon A] heeft ter zitting erkend dat hij opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van een regelaar en dat die regelaar ook is geplaatst door MKR. In de offerte staat vermeld dat het plaatsen van een extra thermostaat/regelaar € 435,60 kost. [persoon A] wist dus, of moest begrijpen, dat dit meerwerk tot die prijsverhoging zou leiden. Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat € 435,60 een redelijke prijs is voor dit meerwerk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van dit bedrag daarom toewijzen.
Extra groep in de meterkast
4.23.
MKR stelt dat [persoon A] haar heeft verzocht om bij wijze van meerwerk een extra groep in de meterkast te plaatsen ten behoeve van de nieuwe verdieping. Zij beraamt de kosten hiervan op € 211,75. Hiervóór is reeds vastgesteld dat [persoon A] inderdaad om een extra groep heeft gevraagd bij wijze van meerwerk, en dat MKR die heeft geplaatst. In de offerte staat dat het plaatsen van een extra groep € 211,75 kost. [persoon A] wist dus, of moest begrijpen, dat dit meerwerk tot die prijsverhoging zou leiden. Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden dat € 211,75 een redelijke prijs is voor dit meerwerk. [persoon A] moet dat bedrag dus aan MKR vergoeden. Daaraan doet niet af dat het gebruikte materiaal volgens [persoon A] niet voldeed en dat [persoon A] de nieuwe groep heeft laten vervangen. Zoals hiervóór overwogen, staat immers niet vast dat MKR ondeugdelijk materiaal heeft gebruikt. En als dit wel vast zou staan, zou [persoon A] mogelijk recht op schadevergoeding hebben maar niet ontheven zijn van de verplichting tot betaling van de overeengekomen prijs.
Leveren en plaatsen lichtkoepel
4.24.
MKR stelt dat zij op verzoek van [persoon A] bij wijze van meerwerk een lichtkoepel heeft geleverd en geplaatst. [persoon A] betwist dat. [persoon A] stelt dat hij de lichtkoepel zelf heeft aangeschaft en laten leveren door het bedrijf INTURA en dat BY MOES de lichtkoepel heeft geplaatst. Op de factuur van BY MOES die als bijlage 2 aan het rapport van EXP is gehecht staat als werkomschrijving onder meer vermeld “Transport / Montage / lichtkoepel”.
Ter onderbouwing van de stelling dat zij de lichtkoepel heeft geleverd en geplaatst, verwijst MKR naar WhatsApp-correspondentie met [persoon A] in april 2020. Daaruit blijkt dat [persoon A] MKR op 20 april 2020 heeft geïnformeerd dat de lichtkoepel is gearriveerd. Dat MKR de lichtkoepel heeft geleverd en geplaatst blijkt daar niet uit. MKR had eenvoudig de factuur van de lichtkoepel kunnen overleggen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft ook niets gesteld omtrent de totstandkoming en de inhoud van de afspraak die zij stelt met [persoon A] gemaakt te hebben. Aldus heeft MKR haar stelling dat zij de lichtkoepel op verzoek van [persoon A] bij wijze van meerwerk heeft geleverd en geplaatst, in het licht van de gemotiveerde betwisting door [persoon A] , onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen (waarbij zij opgemerkt dat MKR ook geen specifiek bewijs op dit punt heeft aangeboden). De vordering tot betaling van deze post meerwerk wordt dus afgewezen.
Leveren en plaatsen trap naar dakterras
4.25.
MKR stelt dat zij op verzoek van [persoon A] bij wijze van meerwerk een trap naar het dakterras heeft geleverd en geplaatst. [persoon A] betwist dat en stelt dat BY MOES de trap heeft geleverd en geplaatst. Naar aanleiding van die betwisting heeft MKR een factuur overgelegd van Europatrappen & Kozijnen waaruit blijkt dat zij voor de woning van [persoon A] twee trappen heeft gekocht; één voor € 1.300,- excl. btw en één voor € 1.200,- excl. btw. Volgens MKR betreft dat de trap tussen de eerste verdieping en de nieuwe verdieping en de trap naar het dakterras. [persoon A] heeft daartegenover geen factuur van BY MOES overgelegd waaruit blijkt dat BY MOES de trap heeft geleverd en geplaatst. In de werkomschrijving op de facturen van BY MOES die als bijlagen 2 en 4 aan het rapport van EXP zijn gehecht, staat niet het leveren en plaatsen van een trap vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarom voldoende vast dat MKR de trap naar het dakterras heeft geleverd en geplaatst.
In de offerte staat dat het leveren en plaatsen van een trap naar het dakterras als meerwerk € 2.238,50 kost. [persoon A] wist dus, of moest begrijpen, dat dit meerwerk tot die prijsverhoging zou leiden. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van dit bedrag daarom toewijzen.
Kozijnen gelakt geleverd
4.26.
MKR stelt dat zij bij wijze van meerwerk de kozijnen gelakt heeft geleverd. Zoals hiervóór (onder de niet-uitgevoerde werkzaamheden, punt 5.4) overwogen, is echter niet komen vast te staan dat de kozijnen gelakt zijn geleverd. MKR kan dus geen aanspraak maken op een meerwerkvergoeding voor het lakken van de kozijnen.
Zandcementdekvloer dikker gemaakt
4.27.
MKR stelt dat de zandcementdekvloer op verzoek van [persoon A] 100 mm dik is gemaakt in plaats van 60 mm. Zij stelt dat dit meerwerk is en vordert daarvoor een vergoeding van € 314,60. Naar de rechtbank begrijpt, gaat het hier om de vloer van de nieuwe verdieping die is verhoogd om die op gelijke hoogte met de vloer van de badkamer te brengen. Volgens [persoon A] was het altijd de bedoeling dat de vloeren gelijk zouden lopen en is dit geen meerwerk. [persoon A] stelt ook dat MKR niet heeft gewaarschuwd voor een prijsverhoging.
Naar het oordeel van de rechtbank staat niet vast dat sprake is van een verandering in het overeengekomen werk. Immers, in de offerte staat geen hoogte vermeld voor de dekvloer. Ook is gesteld noch gebleken dat MKR [persoon A] heeft gewaarschuwd dat het verhogen van de dekvloer tot een hogere prijs zou leiden. Dat had zij wel moeten doen als sprake is van een verandering in het overeengekomen werk (artikel 7:755 BW). Dit is slechts anders indien [persoon A] uit zichzelf had moeten begrijpen dat het verhogen van de dekvloer tot een hogere prijs zou leiden. Ook dat is echter gesteld noch gebleken. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering tot vergoeding van deze werkzaamheden afwijzen.
Het verzorgen van water en elektra op het dakterras
4.28.
MKR stelt dat zij op verzoek van [persoon A] bij wijze van meerwerk watertoevoer en elektriciteit heeft aangelegd op het dakterras. [persoon A] betwist dat. [persoon A] stelt dat BY MOES dit heeft gedaan. Op de factuur van BY MOES die als bijlage 2 aan het rapport van EXP is gehecht staat als werkomschrijving onder meer vermeld “Water elektra dakterras”.
MKR heeft haar stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Uit niets blijkt dat dit meerwerk is overeengekomen en uit niets blijkt dat het door MKR is uitgevoerd. In het licht van de gemotiveerde betwisting door [persoon A] heeft MKR daarom niet aan haar stelplicht voldaan. De vordering tot betaling van deze post meerwerk zal om die reden worden afgewezen.
Het maken van een Frans balkon
4.29.
MKR stelt dat zij op verzoek van [persoon A] bij wijze van meerwerk twee ramen heeft vervangen door deuren met een hekwerk ervoor (Frans balkon). Naar de rechtbank begrijpt uit de discussie ter zitting betreft het hier twee geplande ramen in de nieuwe verdieping die volgens MKR zijn vervallen en waarvoor deuren in de plaats zijn gekomen. [persoon A] stelt dat het altijd de bedoeling was dat hier deuren zouden komen en dat het hekwerk dat MKR geleverd heeft ondeugdelijk was. Dit laatste is door MKR niet weersproken. Ter zitting is gebleken dat MKR het hekwerk heeft teruggenomen. Voor het hekwerk hoeft [persoon A] dus niet te betalen.
Voor wat betreft de deuren overweegt de rechtbank als volgt. In de offerte staat “levering en plaatsing van 4 stuks houten kozijnen”. Niet gespecificeerd is of dit ramen of deuren betreft. Het is dus niet duidelijk of vier ramen, dan wel twee ramen en twee deuren zijn overeengekomen. Nu MKR stelt dat twee ramen en twee deuren is overeengekomen en dit door [persoon A] wordt betwist, had het op de weg van MKR gelegen om haar stelling, bijvoorbeeld door overlegging van bouwtekeningen, nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Daarmee heeft zij niet aan haar stelplicht voldaan. De vordering tot betaling van deze post meerwerk zal om die reden worden afgewezen.
Tussenconclusie in reconventie
4.30.
Uit het voorgaande volgt dat [persoon A] ter zake van meerwerk een bedrag van (€ 435,60 + € 211,75 + € 2.238,50 =) € 2.885,85 aan MKR moet betalen. Het totaal door [persoon A] aan MKR te betalen bedrag komt daarmee, inclusief de eindnota, op € 6.973,96.
MKR komt op een bedrag van € 6.112,18 maar dat komt doordat zij haar vordering van € 11.596,16 heeft verminderd met € 5.483,98 ter zake van de door haar erkende schadevergoeding. Die schadevergoeding zal echter in conventie worden toegewezen, zodat de rechtbank dat bedrag niet in mindering brengt op het in reconventie toe te wijzen bedrag. Aldus is in reconventie toewijsbaar € 6.973,96.
Wettelijke rente
4.31.
MKR vordert vergoeding van de wettelijke rente over het door [persoon A] te betalen bedrag vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van volledige voldoening. Dit zal, nu hier geen verweer tegen wordt gevoerd, worden toegewezen.
Proceskosten
Omdat beide partijen in reconventie deels in het ongelijk worden gesteld, acht de rechtbank het redelijk dat iedere partij de eigen proceskosten in reconventie draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.32.
MKR vordert uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis in reconventie voor zover de wet dat toestaat. Daartegen is geen verweer gevoerd zodat de rechtbank de veroordelingen in reconventie uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt MKR om aan [persoon A] een bedrag van € 9.191,32 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
verwijst de zaak naar een schadestaatprocedure voor wat betreft de vraag of en, zo ja, hoeveel de herstelkosten van de badkamervloer een bedrag van € 4.840,00 te boven gaan;
5.3.
veroordeelt MKR tot betaling aan [persoon A] van € 1.154,09 wegens de door [persoon A] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten;
5.4.
veroordeelt MKR in de proceskosten van € 1.191,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als MKR niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 90,00 extra betalen plus de kosten van betekening;
5.5.
veroordeelt MKR in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in reconventie
5.6.
veroordeelt [persoon A] om aan MKR
een bedrag van € 6.973,96 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
5.7.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
In conventie en in reconventie
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.
3310/1980