Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiser 1], en
[eiser 2],
1.[gedaagde 1], en
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 februari 2022 en de daarin genoemde stukken (hierna: het tussenvonnis);
- de akte uitlaten van [gedaagden] van 2 maart 2022;
- de brief van de rechtbank van 3 maart 2022;
- de akte uitlaten van [gedaagden] van 30 maart 2022;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 juni 2022;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 juni 2022;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 oktober 2022;
- de brief van mr. Bouter van 3 november 2022;
- de akte van [eisers] van 23 november 2022;
- het proces-verbaal van tegenverhoor van 23 mei 2023;
- de conclusie na enquête van [gedaagden] van 5 juli 2023;
- de conclusie na enquête van [eisers] van 28 september 2023;
- het B16 formulier van mr. Bouter van 24 oktober 2023;
- het B16-formulier van mr. Dragstra van 25 oktober 2023;
- de brief van mr. Bouter van 25 oktober 2023;
- de brief van de rechtbank van 26 oktober 2023.
2.De verdere beoordeling
“Prêt pour un ami”is vermeld en omdat [gedaagde 2] op 4 juli 2019 aan [eiser 1] heeft geschreven (vertaald vanuit het Frans):
prêt pour un ami” een speciaal soort lening is naar Frans recht, en dat zij zelf nooit dit standpunt hebben ingenomen. [gedaagden] betwisten echter niet dat hun voormalig advocaat destijds hun bevoegde procesvertegenwoordiger was. Ook is gesteld noch gebleken dat deze advocaat zonder hun instemming heeft gehandeld. Dat betekent dat de verweren die deze advocaat heeft gevoerd, de verweren van [gedaagden] zijn. [gedaagden] hebben in het incident dus ontegenzeglijk het standpunt ingenomen dat een “
prêt pour un ami” een speciaal soort lening is naar Frans recht. Dat laat zich moeilijk rijmen met hun latere stelling dat “
prêt pour un ami” gelezen moet worden als “vriendendienst”.
prêt pour un ami” is, dan “lening voor een vriend”. De rechtbank oordeelt daar anders over. Immers, ook in de context van een hechte vriendschap kan sprake zijn van een lening. En het ligt niet voor de hand om een schenking aan te duiden met het woord “
prêt”. Dit wordt bevestigd door [gedaagde 2] in haar getuigenverklaring, waar zij verklaart: “prêt heeft voor mij de betekenis van lening”.
prêt pour un ami” is vermeld niet aan hun vordering ten grondslag hebben gelegd, en dat de rechtbank dus ten onrechte de feitelijke grondslag van de vordering heeft aangevuld. Hierbij gaan [gedaagden] er echter aan voorbij dat [eisers] niet alleen een kopie van het betreffende rekeningafschrift bij dagvaarding als bewijsmiddel in het geding hebben gebracht, maar dat de advocaat van [eisers] in zijn spreekaantekeningen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 2 november 2021 uitdrukkelijk naar de omschrijving op het afschrift heeft verwezen ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van een lening. De rechtbank heeft de feitelijke grondslag dus niet aangevuld.
’C’est un don’voor jou en [naam 1]”
un don” is. [gedaagde 2] heeft de opmerkingen die [eiser 1] volgens de in 2.28 tot en met 2.31 geciteerde verklaringen heeft gemaakt dus kennelijk niet gehoord, dan wel niet opgevat als een tot haar gericht aanbod tot het doen van afstand van recht. Dat betekent dat van een overeenkomst als bedoeld in artikel 6:160 lid 1 BW (afstand van vorderingsrecht) geen sprake kan zijn.
- dagvaarding € 105,02
- griffierecht € 648,00
- salaris advocaat