ECLI:NL:RBROT:2024:2919
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. Eiser had op 3 augustus 2022 een naheffingsaanslag ontvangen van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, na een constatering van een parkeercontroleur op 23 juli 2022. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, waarop eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 2 november 2023 werd het beroep behandeld, maar de rechtbank heropende het onderzoek op 15 november 2023 voor aanvullende informatie. Uiteindelijk werd op 22 februari 2024 besloten dat een nadere zitting niet nodig was.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Eiser betoogde dat hij wel had betaald, onderbouwd met twee schermafbeeldingen. De heffingsambtenaar toonde echter aan dat er geen betaling was geregistreerd voor de betreffende tijd en locatie, met een schermprint van het centrale systeem van het Service Huis Parkeren van de RDW. De rechtbank oordeelt dat de onderbouwing van de heffingsambtenaar overtuigender is dan de door eiser overgelegde afbeeldingen, die bovendien niet volledig waren. Eiser heeft geen aanvullend bewijs van betaling aangeleverd, wat zijn beroepsgrond verzwakt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser de naheffingsaanslag moet betalen en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter Ferwerda, met griffier Veth aanwezig.