ECLI:NL:RBROT:2024:2919

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
ROT 22/5962
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. Eiser had op 3 augustus 2022 een naheffingsaanslag ontvangen van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, na een constatering van een parkeercontroleur op 23 juli 2022. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, waarop eiser in beroep ging. Tijdens de zitting op 2 november 2023 werd het beroep behandeld, maar de rechtbank heropende het onderzoek op 15 november 2023 voor aanvullende informatie. Uiteindelijk werd op 22 februari 2024 besloten dat een nadere zitting niet nodig was.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Eiser betoogde dat hij wel had betaald, onderbouwd met twee schermafbeeldingen. De heffingsambtenaar toonde echter aan dat er geen betaling was geregistreerd voor de betreffende tijd en locatie, met een schermprint van het centrale systeem van het Service Huis Parkeren van de RDW. De rechtbank oordeelt dat de onderbouwing van de heffingsambtenaar overtuigender is dan de door eiser overgelegde afbeeldingen, die bovendien niet volledig waren. Eiser heeft geen aanvullend bewijs van betaling aangeleverd, wat zijn beroepsgrond verzwakt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser de naheffingsaanslag moet betalen en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter Ferwerda, met griffier Veth aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5962

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 november 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan eiser op 3 augustus 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
1.4.
Op 15 november 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Geen van de partijen heeft, nadat zij zijn gewezen op hun recht op een nadere zitting te worden gehoord, verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Op 22 februari 2024 heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Feiten

2. Op 23 juli 2022 om 17:54 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van eiser (kenteken [kentekennummer] ) geparkeerd stond op de locatie Westblaak in Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan.
3. De heffingsambtenaar heeft eiser bij beschikking van 3 augustus 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 70,76 bestaande uit € 4,26 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de naheffingsaanslag terecht aan eiser opgelegd?
6. Eiser betoogt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd, omdat hij wel heeft betaald. Eiser verwijst naar twee schermafbeeldingen, waarop staat dat op zaterdag 23 juli van 16:34 tot 18:03 uur in zone 41 in Rotterdam is geparkeerd voor kenteken [kentekennummer] voor een bedrag van € 6,78. Westblaak bevindt zich in zone 41.
7. De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet heeft betaald. Ter onderbouwing daarvan heeft de heffingsambtenaar een schermprint overgelegd van het centrale systeem van het Service Huis Parkeren van de RDW. Daaruit blijkt dat voor kenteken [kentekennummer] op 23 juli 2022 van 12:21 tot 14:21 uur is betaald voor parkeren in zone 331. Er is geen betaling aangetroffen voor diezelfde dag in zone 41 om 17:54 uur.
8. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht aan eiser is opgelegd. Met de schermprint van het centrale systeem van het Service Huis Parkeren van de RDW heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat eiser niet heeft betaald. In het licht van deze onderbouwing door de heffingsambtenaar, leggen de twee schermafbeeldingen die eiser heeft overgelegd, onvoldoende gewicht in de schaal. Op de afbeeldingen ontbreekt een jaartal en bovendien volgt uit deze afbeeldingen niet zonder meer dat eiser daadwerkelijk heeft betaald. De rechtbank heeft eiser uitdrukkelijk gelegenheid geboden eventueel aanvullend bewijs van betaling, zoals een factuur of bankafschrift, toe te sturen. Eiser heeft daarop niet gereageerd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser de naheffingsaanslag moet betalen. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.J. Veth, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024.
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.