In deze zaak heeft verzoekster op 6 februari 2024 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b van de Faillissementswet, waarin zij vroeg om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft op 1 maart 2024 uitspraak gedaan. Verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, heeft verklaard dat haar inkomsten uit een Participatiewet-uitkering en toeslagen voldoende zijn om de lopende huurbetalingen te voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bedreigende situatie is, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die met haar kinderen in de huurwoning wil blijven wonen, zwaarder laten wegen dan die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De beslissing is genomen door rechter mr. C.G.E. Prenger en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.