ECLI:NL:RBROT:2024:2913

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
FT EA 23/1246 en FT EA 23/1247
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met Entra Benelux B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 7,80% aan de preferente schuldeisers en 3,90% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. De totale schuldenlast bedraagt € 24.088,39, maar verzoekster heeft een lagere schuldenlast van € 20.638,74 in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat twaalf van de dertien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, met uitzondering van Entra Benelux B.V., die een vordering van € 6.187,95 heeft en het aanbod te laag vindt.

De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers afgewogen tegen die van Entra Benelux. Het is gebleken dat verzoekster niet in staat is om te werken vanwege medische klachten en dat haar financiële situatie niet zal verbeteren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden en dat de belangen van verzoekster en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van Entra Benelux. Daarom heeft de rechtbank Entra Benelux bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan Entra Benelux opgelegd, begroot op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat verzoekster niet in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoekster kan voortgaan met het betalen van haar schulden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 28 februari 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 18 december 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Entra Benelux B.V. (hierna: Entra Benelux),
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 21 februari 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw [persoon B] en mevrouw [persoon C] , beiden werkzaam bij Entra Benelux.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift twee preferente schuldeisers met drie vorderingen en elf concurrente schuldeisers met twaalf vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 24.088,39 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 20 september 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 7,80% aan de preferente schuldeisers en 3,90% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast bedroeg op dat moment
€ 24.088,39. De schuldenlast uit het WSNP-verzoek blijkt lager te zijn, te weten
€ 20.638,74. De uitkering aan de schuldeisers zal derhalve hoger zijn.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft medische klachten en is niet in staat om te werken. De uitkerende instantie heeft aan verzoekster geen actieve sollicitatieplicht opgelegd. Verzoekster verricht vrijwilligerswerk bij de dierenvoedselbank, hetgeen voor verzoekster thans het maximaal haalbare is. Schuldhulpverlening heeft in de stukken verklaard dat het aangeboden saneringskrediet het maximaal haalbare is, omdat het niet te verwachten is dat verzoekster zal gaan werken gedurende het minnelijke traject gelet op haar leeftijd en gezondheidssituatie. Het is dan ook niet te verwachten dat haar inkomsten zullen toenemen. Voor wat betreft het tegenbod dat Entra Benelux heeft gedaan, heeft schuldhulpverlening ter zitting toegelicht dat het wettelijk niet is toegestaan om de ene schuldeiser boven de andere schuldeiser voor te trekken. Aan iedere concurrente schuldeiser is hetzelfde percentage aangeboden op basis de afloscapaciteit van verzoekster.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Twaalf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Entra Benelux stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 6.187,95 op verzoekster, welke 30% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Ter zitting heeft Entra Benelux te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Entra Benelux heeft verzoekster opgevangen, toen niemand anders haar kon helpen. Entra Benelux was bekend met de financiële situatie van verzoekster, en is te allen tijde bereid geweest om mee te denken aan een oplossing. Het aanbod dat thans is gedaan, staat echter niet in verhouding met de schuld. Entra Benelux heeft veel kosten moeten maken om de woning in oude staat te herstellen. Daarnaast is Entra Benelux niet te spreken over de dreigende toon door schuldhulpverlening. Entra Benelux heeft een tegenaanbod gedaan van 10%, maar hier is door schuldhulpverlening niet op in gegaan. Entra Benelux stelt zich dan ook op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Entra Benelux bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Entra Benelux in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Entra Benelux een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 30%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk twaalf van de dertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster heeft lichamelijke klachten en is niet in staat om te werken. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen. Ook Entra Benelux heeft ter zitting bevestigd dat dit niet voor de hand ligt.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Entra Benelux, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Entra Benelux te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Entra Benelux als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Entra Benelux om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Entra Benelux in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.