ECLI:NL:RBROT:2024:2892

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
FT EA 23/1185 en FT EA 23/1187
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende goede trouw en nakoming van verplichtingen

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken FT EA 23/1185 en FT EA 23/1187, waarin verzoekers een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling hebben ingediend. Verzoekers, die op 29 november 2023 hun verzoek hebben ingediend, zijn gehoord op de zitting van 14 maart 2024. Verzoeker ontvangt een WIA-uitkering, terwijl verzoekster inkomsten uit arbeid heeft. De totale schuldenlast bedraagt € 477.476,11.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als verzoekers kunnen aantonen dat zij te goeder trouw zijn geweest met betrekking tot het ontstaan van hun schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet aan deze voorwaarde voldoen. De goede trouw is niet aangetoond, mede omdat verzoeker als bestuurder van een uitzendbureau verantwoordelijk was voor een aanzienlijk deel van de schulden en niet transparant is geweest over zijn financiële situatie tijdens het schuldhulpverleningstraject.

Daarnaast is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verzoekers zich zullen inspannen om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. Verzoeker is deels arbeidsongeschikt en verzoekster heeft geen bewijs geleverd van haar inspanningen om meer arbeid te verrichten. De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, met de opmerking dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die tot een andere beslissing zouden leiden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 21 maart 2024
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekers.

1.De procedure

Verzoekers hebben op 29 november 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van
14 maart 2024. Verzoekster was niet aanwezig.

2.De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit WIA-uitkering en verzoekster ontvangt inkomsten uit arbeid. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 477.476,11.

3.De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoekers ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw zijn geweest en dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is. De rechtbank licht dat als volgt toe.
Goede trouw
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan verzoekers dienen te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoekers kunnen worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoekers voor wat betreft hun inspanningen de schulden te voldoen of acties hunnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Het overgrote deel van de schuldenlast komt voort uit de onderneming die verzoeker op zijn naam heeft gevoerd. Verzoeker was bestuurder en certificaathouder van een uitzendbureau, [naam uitzendbureau] . tot 1 januari 2022. De aandelen worden gehouden door een stichting ( [naam stichting] ) waarvan verzoeker bestuurder was. Via de onderneming werden tussen 30 en 50 personen uitgezonden. Verzoeker heeft als bestuurder van deze onderneming twee overeenkomsten gesloten met Funding Circle. Verzoeker heeft een particuliere borgtocht afgegeven ten behoeve waarvan hij zich jegens Funding Circle voor maximaal € 257,000.00 borg stelde voor de nakoming van de verplichtingen van [naam uitzendbureau] jegens Funding Circle. Funding Circle heeft bij brief van 23 juli 2020 de hoofdsom van de geldleningen volledig opgeëist bij [naam uitzendbureau] . Op dezelfde datum heeft Funding Circle ook verzoeker aangesproken op grond van de borgtocht overeenkomsten. Verzoeker heeft niet aan dit betalingsverzoek voldaan.
Voorafgaand aan de indiening van dit verzoek heeft verzoeker tijdens het schuldhulpverleningstraject gezwegen over de aanspraak van en de rechtszaak die Funding Circle toen tegen hem voerde. Verzoeker heeft een minnelijke regeling gesloten met zijn overige schuldeisers. Nadien heeft Funding Circle een toewijzend vonnis tegen verzoeker verkregen. Daardoor is de minnelijke regeling mislukt.
Ter zitting heeft verzoeker verklaard hij de onderneming heeft overgedragen aan een nieuwe bestuurder die verzoeker niet kent, dit is echter niet geregistreerd in het handelsregister. Verzoeker heeft zich als bestuurder uitgeschreven op 11 januari 2022. Verzoeker zegt dat de vennootschap nog bestaat en mogelijk andere schulden zal kunnen hebben. Verzoeker zegt dat hij ook als bestuurder van de [naam stichting] is uitgeschreven. De gang van zaken wekt de indruk dat verzoeker de zeggenschap over [naam uitzendbureau] heeft overgedragen aan een stroman zonder zich te bekommeren over de boekhouding en schuldeisers van de vennootschap. De kans bestaat dat verzoeker aansprakelijk is voor andere schulden van de vennootschap. Verder heeft verzoeker als bestuurder nog geen verantwoording afgelegd voor zijn taakvervulling. Hij heeft over deze gang van zaken gezwegen naar zijn schuldhulpverlener toe. Deze onduidelijkheid maakt dat verzoeker onvoldoende saneringsgezind is en daarmee nog niet klaar is om toegelaten te worden tot de regeling. Verzoeker heeft zijn goede trouw ten aanzien van het ontstaan, althans het onbetaald blijven van de schuld aan Funding Circle niet aannemelijk kunnen maken.
Nakoming verplichtingen
Naast de goede trouw moet voldoende aannemelijk zijn dat verzoekers de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat dit in het voorliggende geval niet aannemelijk is. Het naar behoren nakomen van de inspanningsverplichting is nog niet voldoende aannemelijk gemaakt. Verzoeker is deels arbeidsongeschikt waardoor deze verplichting voor hem niet geheel zal gelden, maar deels wel. Verzoekster werkt tot op heden 7.5 uur in de week en heeft, ondanks het uitdrukkelijk verzoek daartoe in de bijlage bij de oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling van hun verzoek, geen sollicitaties of stukken waaruit blijkt dat zij niet in staat is om meer arbeid te verrichten overgelegd. Hierdoor is het onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verzoekers zich tijdens de schuldsaneringsregeling zullen inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Feiten en omstandigheden die – ondanks het ontbreken van de goede trouw – toelating rechtvaardigen zijn niet voldoende aannemelijk geworden.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
A.B.T. Fernandes Pedra, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024. [1]

Voetnoten

1.