ECLI:NL:RBROT:2024:2892
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende goede trouw en nakoming van verplichtingen
Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken FT EA 23/1185 en FT EA 23/1187, waarin verzoekers een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling hebben ingediend. Verzoekers, die op 29 november 2023 hun verzoek hebben ingediend, zijn gehoord op de zitting van 14 maart 2024. Verzoeker ontvangt een WIA-uitkering, terwijl verzoekster inkomsten uit arbeid heeft. De totale schuldenlast bedraagt € 477.476,11.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als verzoekers kunnen aantonen dat zij te goeder trouw zijn geweest met betrekking tot het ontstaan van hun schulden in de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet aan deze voorwaarde voldoen. De goede trouw is niet aangetoond, mede omdat verzoeker als bestuurder van een uitzendbureau verantwoordelijk was voor een aanzienlijk deel van de schulden en niet transparant is geweest over zijn financiële situatie tijdens het schuldhulpverleningstraject.
Daarnaast is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verzoekers zich zullen inspannen om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. Verzoeker is deels arbeidsongeschikt en verzoekster heeft geen bewijs geleverd van haar inspanningen om meer arbeid te verrichten. De rechtbank wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af, met de opmerking dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die tot een andere beslissing zouden leiden.